Gelet op onder meer het arrest HvJEU 26 september 2024 in de gevoegde
zaken C‑403/23 en C‑404/23 (Luxone):
56 Het
beginsel van gelijke behandeling geeft alle inschrijvers bij het opstellen van
hun inschrijving dezelfde kansen. Dat betekent dat voor alle inschrijvers
dezelfde inschrijvingsvoorwaarden moeten gelden. Het transparantiebeginsel
vormt daar het logische uitvloeisel van en heeft in essentie tot doel te
waarborgen dat elk risico van favoritisme en willekeur door de aanbestedende
dienst wordt uitgebannen. Die verplichting impliceert dat alle voorwaarden en
modaliteiten van de gunningsprocedure in de aankondiging van de opdracht of in
het bestek op een duidelijke, precieze en ondubbelzinnige wijze worden
geformuleerd, opdat, ten eerste, alle behoorlijk geïnformeerde en normaal
oplettende inschrijvers de juiste draagwijdte ervan kunnen begrijpen en deze op
dezelfde manier kunnen interpreteren en, ten tweede, de aanbestedende dienst in
staat is om metterdaad na te gaan of de offertes van de inschrijvers
beantwoorden aan de criteria die op de betrokken opdracht van toepassing zijn
(zie in die zin arresten van 6 november 2014, Cartiera dell’Adda, C‑42/13,
EU:C:2014:2345, punt 44, en 2 juni 2016, Pizzo, C‑27/15, EU:C:2016:404, punt
36).
57 De
beginselen van transparantie en gelijke behandeling die gelden voor alle
procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten, vereisen dat de materiële
en formele voorwaarden inzake de deelneming aan een opdracht tevoren duidelijk
moeten zijn bepaald en bekendgemaakt, in het bijzonder de verplichtingen van de
inschrijvers, zodat de betrokkenen exact de procedurele verplichtingen kunnen
kennen en er zeker van kunnen zijn dat deze verplichtingen voor alle
concurrenten gelden (zie in die zin arresten van 9 februari 2006, La Cascina
e.a., C‑226/04 en C‑228/04, EU:C:2006:94, punt 32, en 2 juni 2016, Pizzo, C‑27/15,
EU:C:2016:404, punt 37).
Kun je, denk ik, wel wat vinden van het voorbereidende handelen van de aanbestedende dienst in de aanbestedingsprocedure die aanleiding gaf tot het vonnis Rechtbank Noord-Nederland 10 februari 2025, ECLI:NL:RBNNE:2025:473:
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNNE:2025:473
2.10. De
Gemeente heeft VluchtelingenWerk bij brief van 17 december 2024 bericht dat zij
wordt uitgesloten van verdere deelname aan de aanbesteding, omdat zij zich niet
zou hebben gehouden aan de eis voor het geanonimiseerd indienen van de
inschrijving. In dit verband is aangeven dat bij het lezen van het ingediende
plan van aanpak het voor de beoordelaars direct duidelijk zijn geweest dat de
inschrijving van VluchtelingenWerk afkomstig is, hetgeen nadrukkelijk niet de
bedoeling was. In dit verband is gewezen op paragraaf 6.2.2. Gunningscriterium.
[…].
[…]
4.4. Met
betrekking tot de andere door de Gemeente genoemde argumenten die tot
uitsluiting van VluchtelingenWerk hebben geleid wordt echter als volgt
overwogen. Weliswaar is in de Aanbestedingsleidraad gevraagd aan de
inschrijvers om in het Plan van Aanpak specifiek in te gaan op de samenwerking
met de ketenpartners, maar aan de andere kant is aan inschrijvers met
betrekking tot, zowel het Plan van Aanpak, als de Casus, gevraagd om deze
gunningscriteria geanonimiseerd - dat wil zeggen niet herleidbaar tot de inschrijver
- te beantwoorden. Ten aanzien van het Plan van Aanpak is dit nog nader
geconcretiseerd en is aangegeven dat het niet is toegestaan om de
organisatienaam, logo’s of huisstijl te gebruiken of hiernaar te verwijzen
Daarnaast is ook aangegeven dat het de zittende leverancier niet is toegestaan
om te verwijzen in termen van ‘zo regelen
we dit nu ook in de gemeente’. Paragraaf 6.2.2. Gunningscriterium. Voor de
zittende aanbieder VluchtelingenWerk was het daarmee duidelijk dat zij er extra
alert op diende te zijn dat haar inschrijving niet herleidbaar was tot haar
organisatie.
4.5. In
het Plan van Aanpak is door VluchtelingenWerk een opsomming gegeven van de
ketenpartners met wie zij thans samenwerkt. VluchtelingenWerk heeft ervoor
gekozen om deze ketenpartners bij name te noemen, zodat zij zo concreet
mogelijk invulling kon geven aan het gevraagde. Echter door deze lokale
ketenpartners bij name te noemen is VluchtelingenWerk voorbijgegaan aan het
vereiste om het gunningscriteria geanonimiseerd te beantwoorden. Voor de
beschrijving van dit onderdeel van het Plan Van Aanpak diende de inschrijver
aan te geven op welke wijze de inschrijver de samenwerking met de ketenpartners
voor zich zag. Om deze samenwerking te duiden is het niet nodig om de
ketenpartners bij naam te noemen, te minder tegen de achtergrond van het
vereiste dat de inschrijving niet herleidbaar dient te zijn tot de inschrijver.
Ook zonder het noemen van namen van ketenpartners moet de inschrijver in staat
worden geacht voldoende concreet aan te geven hoe de samenwerking vorm wordt
gegeven. Het benoemen van (de combinatie van) alle lokale ketenpartners van
VluchtelingenWerk, maakt dat de anonimiteit van de inschrijver redelijkerwijs
onvoldoende gewaarborgd is, zeker in combinatie met hetgeen in 4.6 wordt
overwogen.
4.6. Voor
het benoemen door VluchtelingenWerk van haar betrokkenheid bij het lokale
initiatief Vrienden van de Stefanuskerk in de gemeente Midden-Drenthe en door
haar betrokkenheid bij De Wegwijzer te benoemen om de taalvaardigheden van
statushouders te bevorderen en ontwikkelen geldt hetzelfde. Weliswaar zullen er
andere organisaties betrokken zijn bij de Vrienden van de Stefanuskerk of de
Wegwijzer, maar door deze twee organisaties bij name te noemen, is door
VluchtelingenWerk voorbij gegaan aan het meergenoemde vereiste het
geanonimiseerd indienen van de inschrijver. Zoals gezegd, juist als zittende
aanbieder diende VluchtelingenWerk daar extra alert op te zijn. Daar komt nog
bij dat voor zover het De Wegwijzer betreft VluchtelingenWerk in haar
inschrijving heeft gemeld dat om de taalvaardigheid van statushouders te
bevorderen zij met de lokale partners de Wegwijzer: Onderwijs in
basisvaardigheden heeft ontwikkeld. Met de Gemeente is de voorzieningenrechter
van oordeel dat in dit verband het door VluchtelingenWerk gebruikte woorden
“ontwikkelden we” ertoe heeft geleid dat anonimiteit van de inschrijver
redelijkerwijs onvoldoende geborgd was, en dat deze tot haar organisatie te
herleiden was.
Want bij de in de aanbestedingsstukken opgenomen eis ‘Indien de huidige aanbieder deelneemt mag ook niet verwezen worden in termen als ‘zo regelen wij het nu ook in de gemeente’.’ is geen sprake van ‘voor alle inschrijvers dezelfde inschrijvingsvoorwaarden’ en ‘dat deze verplichtingen voor alle concurrenten gelden’.
En in verband met (de) ‘gelijke behandeling’ in de zin van onder meer HvJEU 6 oktober 2021 in zaak C-598/19 (Conacee):
36 In
de eerste plaats vereist het beginsel van gelijke behandeling, als algemeen
beginsel van Unierecht, dat vergelijkbare situaties niet verschillend en
verschillende situaties niet gelijk worden behandeld, tenzij dat objectief
gerechtvaardigd is (zie in die zin arrest van 17 december 2020, Centraal
Israëlitisch Consistorie van België e.a., C‑336/19, EU:C:2020:1031, punt 85 en
aldaar aangehaalde rechtspraak).
Is in de aanbestedingsprocedure, zonder noodzaak, sprake van ‘ongelijke gevallen gelijk (proberen te) behandelen’. De ‘zittende aanbieder’ is immers nooit gelijk aan (de) andere aanbieders. En zeker niet wanneer (een deel van) de opdracht onveranderd is, als gevolg van onder meer wettelijke regelingen.
Daarbij vind ik het vreemd, dat in het kader van de gunningscriteria blijkbaar toch gevraagd wordt naar: ‘Implementatieperiode: hoe zorgt uw organisatie voor een goede start van de opdracht?’, waarbij ook geldt: ‘De uitwerking van uw Plan van Aanpak scoort beter als u deze zo concreet mogelijk formuleert.’
Ook dat is, denk ik, de kat op het spek binden.
En wie is hier (eigenlijk) de winnaar van het vormvereiste ‘geanonimiseerd indienen van de inschrijving’?
Het vormvereiste komt overigens niet uit/van ‘Europa’.
Lees ook:
https://keesvandewater.blogspot.com/2024/12/het-aanbestedingsrechtelijke.html
Geen opmerkingen:
Een reactie posten