De uitleg van aanbestedingsstukken
zien we vaker in de jurisprudentie. Zie bijvoorbeeld Rechtbank Den Haag 18 juni
2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:6413:
5.3. Op
grond van vaste jurisprudentie moet bij de uitleg van een eis als deze echter
worden uitgegaan van de zogenaamde 'CAO-norm'. De bewoordingen van de eis,
gelezen in het licht van de gehele tekst van de aanbestedingsstukken, zijn van
doorslaggevende betekenis, waarbij het aankomt op de betekenis die – naar
objectieve maatstaven – volgt uit de bewoordingen waarin die stukken zijn
gesteld. De bedoelingen van de aanbestedende dienst zijn daarbij dus niet van
belang, tenzij deze bedoelingen uit de aanbestedingsdocumenten en de
toelichting kenbaar zijn. […]
Hetzelfde geldt voor de uitleg van contractdocumenten.
Zie bijvoorbeeld Hof Arnhem-Leeuwarden 24 juli 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:6973:
5.5. […] Voor
het antwoord op de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding tussen
partijen is geregeld, komt het aan op de zin die partijen in de gegeven
omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen
en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten,
waarbij van belang kan zijn tot welke maatschappelijk kringen partijen behoren
en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht (HR 13 maart
1981, NJ 1981, 635, Haviltex). Daarbij zijn telkens van beslissende betekenis
alle concrete omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de
maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Dit betekent onder meer
dat de uitleg van een schriftelijk contract niet dient plaats te vinden op grond
van alleen maar de taalkundige betekenis van de bewoordingen waarin het is
gesteld. Voor een taalkundige/grammaticale uitleg bestaat eerder aanleiding
indien het een zuiver commerciële transactie betreft tussen professionele
partijen (HR 19 januari 2007, NJ 2007, 575 en HR 29 juni 2007, NJ 2007, 576).
Ook indien bij de uitleg van een overeenkomst groot gewicht toekomt aan de
taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen, kunnen de overige
omstandigheden van het geval meebrengen dat een andere (dan de taalkundige)
betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden gehecht. Beslissend
blijft de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer
redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien
aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 5 april 2013, NJ 2013,
214). […]
De uitleg van een vonnis komt
minder vaak voor.
Recent echter, Rechtbank Amsterdam 2 augustus 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:5902:
4.2. Het
komt erop neer dat de Gemeente de mogelijkheid kreeg alsnog te komen met een
nieuwe, wèl voldoende gemotiveerde, beoordeling van de bestaande, eerder door
haar beoordeelde, inschrijvingen. Zoals uit de hiervoor onder 2.5 geciteerde
passages uit de Inschrijfleidraad blijkt maakt het interview onderdeel uit van
de inschrijving. Dat betekent dus dat de voorliggende inschrijvingen, waaronder
de audio opnamen van de gehouden interviews, opnieuw moesten worden beoordeeld.
Als die interviews hadden moeten worden overgedaan, dan zouden verschillen
ontstaan met de eerder gehouden interviews. Daarmee verandert de inschrijving
en zou de nieuw samengestelde commissie dus iets anders moeten beoordelen dan
de oude heeft gedaan. Bovendien zouden de afgewezen inschrijvers zich naar
aanleiding van de kritiek in hun eerdere beoordeling kunnen verbeteren, terwijl
winnaar Xerox, die alleen te horen heeft gekregen dat zij eerste was geworden,
die mogelijkheid niet zou hebben. Een zo flagrante strijdigheid met het
gelijkheidsbeginsel is hoogst ongewenst en er is dan ook geen enkele aanleiding
om te veronderstellen dat dit in het vonnis van 9 mei 2019 zou zijn bedoeld, te
minder nu over het afnemen van de interviews en het resultaat daarvan in die
procedure niet was geklaagd.
4.3. Ricoh
beroept zich op de hiervoor in 2.3. weergegeven passage uit de
Inschrijfleidraad en op de in 2.5. genoemde bijlage daarbij, waaruit volgt dat
de beoordeling uit vier fases bestaat, waaronder afnemen interview, waarbij
leden van de beoordelingscommissie in dezelfde ruimte aanwezig moeten zijn voor
de beoordeling. Om tot een nieuwe, alsnog voldoende gemotiveerde, beoordeling
te komen, hoeven echter niet al deze fases te worden overgedaan.
Klaarblijkelijk ziet het vonnis dan ook alleen op de daadwerkelijke beoordeling
van fase 3, ‘beoordeling kwaliteitscriteria a.h.v. bevindingen schriftelijk en
antwoorden tijdens interview’.
Overigens is niet duidelijk welk belang Ricoh, die
zich zeer tevreden toonde met het eerder gehouden interview, zou hebben bij een
nieuw interview. Een uitleg ten nadele van haar als inschrijver is dan ook niet
aan de orde.
4.4. De
normaal oplettende inschrijver, die het vonnis van 9 mei 2019 naast de
aanbestedingsdocumentatie legde, moet hebben begrepen dat de interviews niet
over zouden worden gedaan. Van strijd met het transparantiebeginsel of het
gelijkheidsbeginsel is dan ook geen sprake. Zoals hiervoor overwogen zou een
andere uitleg van het vonnis in het licht van de aanbestedingsstukken, juist
tot strijd met het gelijkheidsbeginsel hebben geleid.
Blijkbaar zijn (dus) ook de bedoelingen van het vonnis van 9 mei 2019 van
belang. En niet slechts een taalkundige/grammaticale uitleg.
Deels terzijde meen ik (zie hier) in verband met de tweede en derde zin van
r.o. 4.2. voornoemd, dat een interview (slechts) een ‘middel’ is, en degene die
geïnterviewd wordt, een onderdeel van de inschrijving (aanbieding).
R.o. 5.1. van het vonnis van 9 mei 2019 luidt in vorenbedoeld verband als
volgt:
“De voorzieningenrechter
5.1. gebiedt de Gemeente om de in het kader
van de aanbestedingsprocedure voor Scannen en Printen gedane inschrijvingen te
laten beoordelen door een nieuw door de Gemeente samen te stellen en
onbevooroordeeld beoordelingsteam, met inachtneming van de aanbestedingsstukken
en dit vonnis,”
Lees over het vonnis van 9 mei 2019 ook: