Wat mij betreft terecht, dat Rechtbank Oost-Brabant 26 juli 2018,
ECLI:NL:RBOBR:2018:3593 thans wordt bevestigd in Rechtbank Limburg 4 oktober
2022, ECLI:NL:RBLIM:2022:7529:
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBLIM:2022:7529
4.5. Zoals
de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant in de uitspraak van 26
juli 2018 (ECLI:NL:RBOBR:2018:3593) reeds overwoog, is vanuit het perspectief
van de rechter bezien toepassing van artikel 1.5 Aw lastig. Rekbare begrippen
in de wetstekst als “niet onnodig samenvoegen” en “acht slaan op” bieden geen
stellig antwoord op de vraag tot welke uitkomst de feiten en omstandigheden van
het geval moeten leiden. De rechter behoort vanzelfsprekend de wet te volgen en
zich daarbij veel gelegen te laten liggen aan de strekking van artikel 1.5 Aw
(het bevorderen van de kansen van MKB-bedrijven in aanbestedingen), maar
artikel 1.5 Aw blijft ook onderdeel van een groter geheel. In de considerans
(overweging 78) van de Richtlijn 2014/24/EU (betreffende het plaatsen van
overheidsopdrachten) staat hierover:
Aanbestedingen moeten worden aangepast aan de behoeften
van het mkb. De aanbestedende diensten moeten worden aangemoedigd gebruik te
maken van de code van beste praktijken die is gedefinieerd in het werkdocument
van de diensten van de Commissie van 25 juni 2008 met als titel „Europese Code
voor beste praktijken bij het faciliteren van toegang tot
overheidsaanbestedingen voor het mkb”. Daarin is aangegeven hoe de wet- en
regelgeving op het gebied van aanbestedingen op zodanige wijze kan worden
toegepast dat het mkb makkelijker aan aanbestedingen kan deelnemen. Met het oog
daarop en om de concurrentie te vergroten, moeten aanbestedende diensten er met
name toe worden aangezet grote opdrachten in percelen te verdelen. […]
De omvang en inhoud van de percelen dient vrijelijk te
worden bepaald door de aanbestedende dienst, die, conform de desbetreffende
voorschriften inzake de berekening van de geraamde waarde van de opdracht, ook
een gedeelte van de percelen moet kunnen plaatsen zonder toepassing van de
procedures van deze richtlijn. De aanbestedende dienst zou de plicht moeten
hebben te overwegen of het zinvol is opdrachten in percelen te verdelen, maar
moet autonoom iedere door hem relevant geachte reden kunnen laten gelden,
zonder administratief of gerechtelijk toezicht.
Het is dus ook een uitgangspunt van aanbestedingsrecht
dat de aanbestedende dienst in beginsel het recht heeft om haar opdracht zo in
te richten, dat hiermee maximaal aan haar behoeften wordt tegemoetgekomen, mits
zij overweegt of het zinvol is opdrachten in percelen te verdelen. Aanbestedingsrecht
is dus niet louter MKB-recht. Kijkend naar de onderhavige zaak heeft de
gemeente dus de vrijheid, een discretionaire bevoegdheid, in het inkoopproces
van de jeugdhulp keuzes te maken waarvan zij meent dat deze de kwaliteit en
betaalbaarheid van de zorg verbetert.
Lees ook:
https://keesvandewater.blogspot.com/2018/08/klant-is-niet-volledig-koning.html
en
https://keesvandewater.blogspot.com/2016/05/clusterverbod.html
en
https://keesvandewater.blogspot.com/2022/02/de-inkoopbehoefte-van-de-aanbestedende.html
Geen opmerkingen:
Een reactie posten