Als inschrijver heb je vaak maar één (1) kans in een aanbestedingsprocedure om het goed te doen.
Ook (zelfs) als het aangeboden product voldoet aan de uitvoeringseis, maar verzuimd wordt, om de betreffende bewijsvoering bij inschrijving aan te leveren.
Zie daartoe het vonnis Rechtbank Noord-Nederland 4 november 2025, ECLI:NL:RBNNE:2025:4713 (hieronder zonder voetnoten):
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNNE:2025:4713
2.1. UMCG
heeft een openbare Europese aanbesteding uitgeschreven voor de aanschaf van
plasmaferese-kolommen.
2.2. De
plasmaferese-kolommen die UMCG door middel van de aanbesteding wenst aan te
schaffen zijn specifiek bedoeld om bloedgroepantilichamen uit het bloed te
verwijderen van patiënten teneinde niertransplantaties mogelijk te maken vanuit
een donor die een andere bloedgroep heeft dan de ontvanger.
2.3. De
offerteaanvraag van UMCG bevat een Programma van Eisen, dat voor zover van
belang als volgt luidt:
“Deze
vragenlijst beschrijft de minimale eisen waaraan de Inschrijving moet voldoen.
Niet voldoen aan de minimale eisen betekent in de regel uitsluiting van verdere
deelname aan de Aanbesteding.
(…)
4.9 De kolommen moeten in staat zijn om minimaal 70% van
de bloedgroep antistoffen te verwijderen bij behandeling van 3 plasmavolumes,
gemeten met antistof bepalingen voor en na 1 behandeling. Inschrijver dient
bewijsvoering toe te voegen.
Documentvraag
- KO”
[…]
4.5. Eis
4.9 bestaat uit twee elementen, te weten enerzijds de vereiste voorwaarden
waaraan de kolommen dienen te voldoen, en anderzijds de eis om bewijslevering
daarvan toe te voegen. Diamed legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de
voorwaarden die in eis 4.9 worden gesteld onduidelijk zijn, en dat zij
gerechtigd was om de bewijslevering naderhand aan te vullen. De
voorzieningenrechter zal eerst ingaan op de vraag of Diamed de bewijslevering
mocht aanvullen (hetgeen aan de primaire vordering ten grondslag ligt), en
daarna op de vraag of de eis onduidelijk is (hetgeen aan de subsidiaire
vordering ten grondslag ligt).
[…]
4.6. Diamed
heeft bij haar inschrijving “ja” geantwoord op de vraag of haar product aan de
voorwaarden voldoet, maar zij heeft daarbij op dat moment onvoldoende
bewijsstukken geleverd. Dat laatste is door Diamed ook erkend doordat zij,
nadat UMCG Diamed heeft uitgesloten van verdere deelname, een aanvullende
onderbouwing aan UMCG heeft toegezonden die “in combinatie met de eerder
overgelegde onderbouwing” duidelijk maakt dat haar product aan de voorwaarden
uit eis 4.9 voldoet. Bovendien stelt Diamed in haar dagvaarding ook zelf dat
zij aantoonbaar onjuiste documenten had geüpload die geen antwoord geven op de
vraag. Diamed meent echter dat de aanhef uit het Programma van Eisen, waarin
staat dat niet voldoen aan de minimale eisen “in de regel” uitsluiting
betekent, de ruimte biedt om haar inschrijving desalniettemin aan te vullen.
4.7. Vooropgesteld
moet worden dat uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese
Unie […] volgt dat de ruimte voor verbetering of aanvulling beperkt is in die
zin dat de aanbestedende dienst slechts gericht mag verzoeken om verbetering of
aanvulling van het dossier voor zover dat verzoek betrekking heeft op gegevens
waarvan objectief kan worden vastgesteld dat zij dateren van vóór het einde van
de inschrijvingstermijn, maar dat wanneer het ontbrekende stuk volgens de
aanbestedingsstukken op straffe van uitsluiting moest worden verstrekt in het
geheel geen herstelmogelijkheid mag worden geboden. Indien verbetering of
aanvulling is toegestaan, mag dit er niet toe leiden dat in werkelijkheid een
nieuwe inschrijving wordt voorgesteld.
4.8. Naar
het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter stond het Diamed niet vrij om
haar inschrijving aan te vullen op de wijze waarop zij dat heeft gedaan. Vast
staat namelijk dat, zelfs indien aangenomen moet worden dat er ruimte voor
aanvulling of verbetering bestond, de stukken waarmee Diamed haar inschrijving
heeft aangevuld dateren van na de inschrijvingstermijn. Dat is in geen
geval toegestaan. Dit betekent dat de primaire vordering, die er toe strekt om
de inschrijving (met daarbij de aanvulling) opnieuw te beoordelen, moet worden
afgewezen.
Het vonnis gaat ver, gelijk ook bewijsvoering als ‘KO’, en wellicht had de aanbestedende dienst, gelet op het bepaalde in artikel 56 lid 3 Richtlijn 2014/24/EU, ook anders kunnen acteren, maar aanbestedingsrecht is niet zelden ‘formaliteitenrecht’.
Vanwege het beginsel van gelijke behandeling.
Een ondernemer mag in dat verband bijvoorbeeld niet meer tijd dan zijn/haar concurrenten hebben/krijgen om in te schrijven, of om ter zake relevante afwegingen te (kunnen) maken.
Zie in die zin praktisch en feitelijk ook Rechtbank Leeuwarden 17 februari 2010, ECLI:NL:RBLEE:2010:BL5209:
5.7. [-] hetgeen de Combinatie theoretisch
de mogelijkheid zou bieden om haar keuzemoment uit te stellen tot na het
uiterste tijdstip van indiening van de inschrijvingen, waaraan de overige inschrijvers
zich wel hebben te houden. Hierdoor zou de eerlijke concurrentie kunnen worden
geschaad omdat de Combinatie op dat moment een betere inschatting had kunnen
maken van haar concurrenten en haar bieding daarop had kunnen aanpassen.
En Rechtbank Den Haag 20 januari 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:14040:
4.6. […]
Het na sluiting van de inschrijvingstermijn overleggen van een andere
referentieopdracht heeft daarmee te gelden als een niet-toelaatbare wezenlijke
wijziging van de inschrijving. Het bieden van de door WSD verlangde
herstelmogelijkheid leidt bovendien tot een ongelijke behandeling van de
inschrijvers, omdat WSD op die manier meer tijd krijgt dan de andere
inschrijvers om haar referentie af te stemmen met haar referent. De slotsom is
dan ook dat DJI de inschrijving van WSD op goede gronden (zonder het bieden van
een herstelmogelijkheid) terzijde heeft gelegd.
Lees ook:
https://keesvandewater.blogspot.com/2021/12/wat-kun-je-dan-verwachten-2.html
en
https://keesvandewater.blogspot.com/2024/12/het-aanbestedingsrechtelijke.html
Geen opmerkingen:
Een reactie posten