Het aanbestedingsrechtelijke gelijkheidsbeginsel is van hoge ‘rangorde’. Voor ‘individuele redelijkheid en billijkheid' en/of ‘opgewekt vertrouwen’ is doorgaans geen plaats.
Zie bijvoorbeeld Rechtbank Den Haag 24 december 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:14074:
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2020:14074
5.2. […]
Blijkens paragraaf 1.3.7 van de Aanbestedingsleidraad diende door inschrijvers ‘met de inschrijving’ te worden
overgelegd a) een geldig VCA-certificaat dan wel b) een gelijkwaardig
certificaat van een in een andere lidstaat gevestigde instantie dan wel c) een
verklaring van een onafhankelijke organisatie, waaruit blijkt dat de inschrijver
gelijkwaardige maatregelen heeft getroffen, waarmee de gestelde eisen zijn
geïmplementeerd. Uit paragraaf 1.3 van de Aanbestedingsleidraad volgt dat het
hier gaat om een geschiktheidseis, die met uitsluiting van de inschrijver is
gesanctioneerd. Het betoog van [eiseres] dat het hier zou gaan om een
uitvoeringseis, waaraan ten tijde van het indienen van de inschrijving nog niet
behoefde te worden voldaan, vindt geen steun in de Aanbestedingsleidraad en
dient te worden gepasseerd.
5.3. [eiseres] heeft bij zijn inschrijving geen VCA-certificaat en evenmin een vergelijkbaar certificaat dan wel een verklaring van een onafhankelijke organisatie als hiervoor bedoeld overgelegd. Haar inschrijving had om die reden terstond ongeldig moeten worden verklaard. Zoals de Staat heeft onderkend, is het zeer ongelukkig dat [eiseres] nog in de gelegenheid is gesteld om haar VCA-certificaataanvraag en ondertekende referentieopdrachten aan te leveren en dat de Opdracht aanvankelijk voorlopig aan haar is gegund. De Staat was echter - nadat hem was gebleken dat door [eiseres] niet aan de desbetreffende geschiktheidseis werd voldaan - op grond van het gelijkheidsbeginsel gehouden de voorlopige gunningsbeslissing in te trekken en de inschrijving van [eiseres] alsnog ongeldig te verklaren. Zoals de Staat terecht heeft opgemerkt, prevaleert het gelijkheidsbeginsel boven het eventueel met de aanvankelijke voorlopige gunningsbeslissing bij [eiseres] gewekte vertrouwen dat de Opdracht te zijner tijd daadwerkelijk aan haar zou worden gegund. Overigens blijkt uit paragraaf 1.1.8 van de Aanbestedingsleidraad dat de Staat ook na de voorlopige gunning nog eigen fouten mag herstellen, zoals ook in de voorlopige gunningsbeslissing met zoveel woorden is vermeld; dat kan dus geen verrassing voor [eiseres] zijn geweest.
Je mag overigens, in verband met na te streven lastenverlichting, niet om een VCA-certificaat vragen bij/met inschrijving. Zie namelijk Deel IV van het UEA en artikel 2.85 lid 3 Aanbestedingswet 2012:
De aanbestedende dienst kan een ondernemer uitsluitend verzoeken bewijsstukken bij de door hem ingediende eigen verklaring te voegen die geen betrekking hebben op gegevens en inlichtingen die in de eigen verklaring gevraagd kunnen worden, tenzij het bewijsstukken betreft die genoemd zijn in artikel 2.93, eerste lid, onderdeel a, voor zover het de in dat onderdeel genoemde lijst betreft, of onderdeel b.
Maar, dat moet men tijdens de inlichtingenronde aan de orde stellen (en had eiseres (toch) niet gebaat).
En een ‘ongeldigverklaring’ is alleen maar aan de orde, wanneer de aanbestedingsstukken zulks, als ‘spelregel’, bepalen. Als dat niet zo is, geldt: ‘Inschrijver heeft in deze aanbestedingsprocedure niet aangetoond geschikt te zijn, waardoor hij en zijn inschrijving, mede als gevolg van het gelijkheidsbeginsel, niet voor gunning in aanmerking (kunnen) komen’.
Lees, afrondend, voor een uitzondering op ‘de hoofdregel’ ook:
https://keesvandewater.blogspot.com/2016/09/gerechtvaardigd-vertrouwen-en.html
Geen opmerkingen:
Een reactie posten