Wanneer er ‘kwaliteitscriteria’ in de zin van artikel 67 lid 2
Richtlijn 2014/24/EU en artikel 2.115 Aanbestedingswet 2012 aan de orde zijn,
kan er nooit sprake zijn van ‘feitelijk gegund […] op basis van de laagste prijs’ zoals Rechtbank
Noord-Holland 5 juli 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:6266 overweegt:
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNHO:2023:6266
4.9. De
door de gemeente uitgevoerde wijze van beoordelen, zoals hiervoor beschreven,
komt overeen met de omschrijving in de Inschrijvingsleidraad. Uit de uitkomst
van de hiervoor weergegeven berekeningswijze blijkt echter, ondanks dat de
gemeente in de Inschrijvingsleidraad benadrukt dat zij grote waarde hecht aan
kwaliteit en dat bij het bepalen van de score kwaliteit voor 60% meeweegt en de
prijs voor 40%, dat door de toepassing van verschillende schalen voor de score
op kwaliteit (schaal 0-10) en op prijs (schaal 0-100) de prijs feitelijk
aanzienlijk zwaarder meegewogen is dan de kwaliteit.
4.10. Bij
een maximale score op beide onderdelen (6,00 voor kwaliteit en 40,00 voor
prijs) leidt de gehanteerde berekeningswijze ertoe dat het gunningscriterium
‘prijs’ meetelt voor afgerond 87% terwijl het gunningscriterium ‘kwaliteit’
slechts voor 13% wordt meegewogen, zoals door Munckhof ter zitting is
voorgerekend.
4.11. Dat
de gehanteerde beoordelingssystematiek het gestelde gevolg heeft gehad, blijkt
nog duidelijker bij nadere beschouwing van de voorlopige gunningsbeslissing
voor perceel 2. Hieruit volgt dat de beoogd winnende inschrijver, op het
onderdeel ‘kwaliteit’ slechts een score van 2,40 heeft behaald, op basis van
een rapportcijfer 4 (voldoende), terwijl Munckhof die als tweede is geëindigd,
een score van 5,40 heeft behaald op grond van een rapportcijfer 9 (goed). Door
de gehanteerde verschillende schalen voor de score op kwaliteit en prijs heeft
dat echter geleid tot gewogen eindscores van 42,40 voor de beoogde winnaar van
deze aanbesteding en 40,14 voor Munckhof, terwijl de winnaar op kwaliteit dus
beduidend lager heeft gescoord.
4.12. Met
dit voorbeeld is voldoende aannemelijk geworden dat het gevolg van de
gehanteerde beoordelingswijze is dat de gemeente feitelijk gegund heeft op
basis van de laagste prijs. Op grond van artikel 2.114 lid 4 Aw 2012 had de
gemeente dit in de aanbestedingsstukken moeten motiveren. Nu zij dit niet heeft
gedaan is sprake van een fundamenteel gebrek in de aanbestedingsstukken. Dit
gebrek laat zich niet repareren door een herbeoordeling.
Bij gunning op (de economisch meest voordelige inschrijving vastgesteld op basis van de) laagste prijs spelen feitelijk slechts de ‘kwaliteitscriteria’ (uitvoeringseisen) van het bestek of PvE.
Ik vind dat wel belangrijk om op te merken.
Immers, als twee inschrijvers kwalitatief gelijk scoren, en er wordt, volgens de transparant bekend gemaakte beoordelingsmethodiek, gegund aan de inschrijver die bijvoorbeeld € 1,00 goedkoper is, dan zou men ook kunnen denken, dat de aanbestedende dienst ‘feitelijk gegund heeft op basis van de laagste prijs’.
Dat is alsdan (echter) aanbestedingsrechtelijk (ook) niet het geval.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten