donderdag 18 december 2025

Conflictregels bij gemengde (defensie) opdrachten

Gezien het gevoelige karakter van de aankoop van goederen en diensten op defensiegebied stelt Richtlijn 2009/81/EG een specifiek wettelijk kader vast.

Zie daartoe bijvoorbeeld de Overwegingen 8 en 9 van Richtlijn 2009/81/EG:


(8)           Defensie- en veiligheidsmateriaal is van cruciaal belang voor zowel de veiligheid en de soevereiniteit van de lidstaten als voor de autonomie van de Unie. Als gevolg daarvan hebben aankopen van goederen en diensten in de defensie- en veiligheidssectoren veelal een gevoelig karakter. 

(9)           Dit heeft tot gevolg dat bijzondere eisen worden gesteld, met name op het gebied van bevoorradingszekerheid en gegevensbeveiliging. Deze eisen gelden vooral ten aanzien van aankopen voor de strijdkrachten van wapens, munitie en oorlogsmateriaal, alsook direct daarmee samenhangende diensten en werken die voor de strijdkrachten zijn bestemd, maar ook ten aanzien van bepaalde bijzonder gevoelige aankopen op het gebied van de niet-militaire veiligheid. Op deze terreinen belemmert het ontbreken van regelingen voor de hele Unie de openheid van de defensie-en veiligheidsmarkten tussen de lidstaten. Deze situatie moet snel verbeteren. Een regeling inzake gegevensbeveiliging voor de hele Unie, inclusief de wederzijdse erkenning van nationale betrouwbaarheidsverklaringen en het toestaan van de uitwisseling van gerubriceerde gegevens tussen aanbestedende diensten en Europese bedrijven, zou bijzonder nuttig zijn. Tegelijk moeten de lidstaten concrete maatregelen nemen om de onderlinge bevoorradingszekerheid te verbeteren met het oog op de geleidelijke instelling van een systeem van passende garanties.

Richtlijn 2009/81/EG is in Nederland geïmplementeerd door de Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied.

Het plaatsen van overheidsopdrachten die onder Richtlijn 2009/81/EG vallen, is volgens artikel 15 lid 1 sub a Richtlijn 2014/24/EU uitgesloten van het toepassingsgebied van Richtlijn 2014/24/EU.

Er zijn echter ook ‘gemengde opdrachten’, in de zin van overheidsopdrachten die zowel bestaan uit aankopen die onder Richtlijn 2009/81/EG vallen, als uit aankopen die onder Richtlijn 2014/24/EU vallen.

Denk bijvoorbeeld aan een opdracht ten behoeve van het leger die bestaat uit laad- en loswerkzaamheden waarbij ook het laden en lossen van munitie en explosieven aan de orde is.

Daartoe bestaan ‘conflictregels’.

Zie bijvoorbeeld artikel 3 lid 1 van (Defensie-) Richtlijn 2009/81/EG:


Een opdracht die betrekking heeft op werken, leveringen of diensten die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn en deels binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2004/17/EG of Richtlijn 2004/18/EG vallen, wordt gegund overeenkomstig deze richtlijn, op voorwaarde dat de gunning van één enkele opdracht verantwoord is om objectieve redenen.

En artikel 16 lid 2 en lid 4 Richtlijn 2014/24/EU:


2.            Indien de verschillende onderdelen van een bepaalde overheidsopdracht objectief gezien deelbaar zijn, kunnen de aanbestedende diensten besluiten om voor de afzonderlijke onderdelen afzonderlijke opdrachten te gunnen, dan wel één algemene opdracht te gunnen.

 

Indien de aanbestedende diensten besluiten afzonderlijke opdrachten voor afzonderlijke delen te plaatsen, wordt het besluit betreffende de wettelijke regeling die voor elk van de afzonderlijke opdrachten moet gelden, genomen op grond van de kenmerken van het betreffende afzonderlijke deel.

 

Indien de aanbestedende diensten besluiten één algemene opdracht te plaatsen, gelden voor de bepaling van de toepasselijke wettelijke regeling de volgende criteria:

a)            wanneer een bepaald onderdeel van een opdracht onder artikel 346 VWEU valt, kan de opdracht zonder toepassing van deze richtlijn worden gegund, mits de gunning van één algemene opdracht op objectieve gronden gerechtvaardigd is;

b)            wanneer een bepaald onderdeel van een opdracht onder Richtlijn 2009/81/EG valt, kan de opdracht overeenkomstig die richtlijn worden gegund, mits de gunning van één algemene opdracht op objectieve gronden gerechtvaardigd is. Dit punt laat de drempels en uitzonderingen van die richtlijn onverlet.

 

Het besluit één algemene opdracht te plaatsen is evenwel niet bedoeld om opdrachten uit te zonderen van de toepassing van deze richtlijn of Richtlijn 2009/81/EG.

[…]

4.            Indien de verschillende onderdelen van een bepaalde opdracht objectief gezien niet deelbaar zijn, kan de opdracht zonder toepassing van deze richtlijn worden gegund indien zij elementen bevat waarop artikel 346 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing is; in andere gevallen kan zij overeenkomstig Richtlijn 2009/81/EG worden gegund.

Er bestaat een kennelijke tegenstrijdigheid tussen artikel 3 lid 1 Richtlijn 2009/81/EG en artikel 16 Richtlijn 2014/24/EU voornoemd.

Zie daartoe de Conclusie van de AG 10 juli 2025 in zaak C-769/23 (Mara), hieronder zonder voetnoten:

https://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf?text=&docid=302389&pageIndex=0&doclang=nl&mode=req&dir=&occ=first&part=1&cid=7116312


36.          Voor perceel nr. 6 is één enkele aanbesteding uitgeschreven.

37.          Mocht de verwijzende rechter tot het oordeel komen dat de verschillende onderdelen van de opdracht voor perceel nr.6 objectief gezien deelbaar zijn, dan moet worden opgemerkt dat uit het dossier waarover het Hof beschikt niet blijkt dat de gunning van één algemene opdracht voor dat perceel niet op objectieve gronden gerechtvaardigd was […] of dat het besluit om één algemene opdracht te plaatsen bedoeld was om dat perceel uit te zonderen van de toepassing van richtlijn 2009/81 of richtlijn 2014/24. […] Hieruit volgt dat het ministerie overeenkomstig artikel 16 van richtlijn 2014/24 kon besluiten de opdracht voor perceel nr. 6 overeenkomstig die richtlijn of richtlijn 2009/81 te gunnen. […] Indien de verwijzende rechter van oordeel is dat de verschillende onderdelen van de opdracht voor perceel nr.6 objectief gezien niet deelbaar zijn, kan de opdracht worden gegund overeenkomstig richtlijn 2014/24 of richtlijn 2009/81. […]

38.          Hieruit volgt dat de opdracht in kwestie, in overeenstemming met artikel 16, lid 2, en artikel 16, lid 4, van richtlijn 2014/24, in beginsel overeenkomstig die richtlijn kan worden gegund.

39.          Derhalve bestaat er een kennelijke tegenstrijdigheid tussen enerzijds de bewoordingen van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2009/81 waar in de Engelse versie sprake is van de term „shall” (moet) en anderzijds de bewoordingen van artikel 16, lid 2, en artikel 16, lid 4, van richtlijn 2014/24 waar in de Engelse versie sprake is van de term „may” (kan). Deze tegenstrijdigheid is bijzonder „ongelukkig” aangezien in richtlijn 2014/24 specifiek de wisselwerking van deze richtlijn met de eerdere richtlijn 2009/81 aan de orde komt. Artikel 3, lid 1, van richtlijn 2009/81 is echter niet gewijzigd of ingetrokken bij richtlijn 2014/24 of andere Uniewetgeving. Een letterlijke uitlegging van de bepalingen in kwestie […] volstaat derhalve niet om antwoord te geven op de vraag welke richtlijn van toepassing is. Dit is des te ongelukkiger daar zowel artikel 3, lid 1, van richtlijn 2009/81 als artikel 16 van richtlijn 2014/24 juist daarvoor is bedoeld.

40.          Ondanks deze kennelijke strijdigheid ben ik van mening dat de betreffende bepalingen met elkaar in overeenstemming kunnen worden gebracht in het licht van overweging 13 van richtlijn 2014/24 waarin is te lezen dat „[d]uidelijk moet worden dat de aanbestedende diensten niet belet mogen worden [...] richtlijn [2014/24] in plaats van richtlijn [2009/81] toe te passen op bepaalde gemengde opdrachten”. De Uniewetgever had bij de vaststelling van de conflictregels in artikel 16 van richtlijn 2014/24 de bedoeling om de striktere conflictregels van onder andere artikel 3, lid 1, van richtlijn 2009/81 aan te vullen en te versoepelen en om de aanbestedende diensten zelf te laten besluiten […] welke richtlijn van toepassing is. […]

41.          Tevens moet worden opgemerkt dat deze benadering volledig in overeenstemming is met het hoofddoel van richtlijn 2009/81, te weten de verwezenlijking van een Europese markt voor defensiemateriaal […] en de garantie dat opdrachten in de defensiesector voor mededinging daadwerkelijk worden opengesteld […] met inachtneming van de wezenlijke belangen van de veiligheid van de lidstaten […], gelet op, waar nodig, het gevoelige karakter […] van, onder andere, diensten in die sector. Aanbestedende diensten zijn beter in staat om van geval tot geval te beslissen of een specifieke opdracht de toepassing rechtvaardigt van de sui-generisregels van richtlijn 2009/81 of van de algemenere, flexibele en concurrentiebevorderende regels van richtlijn 2014/24. Wanneer de defensie-aspecten van een opdracht marginaal of van weinig betekenis zijn, zoals in casu het geval lijkt […], kan het in het belang van de aanbestedende dienst zijn om te besluiten dat de regels van richtlijn 2014/24 van toepassing zijn.

42.          Derhalve stel ik mij op het standpunt dat het ministerie in beginsel zelf kon besluiten […] welke regels van toepassing waren en dat het de regels van richtlijn 2014/24 lijkt […] te hebben toegepast. Dit blijkt uit het feit dat de openbare procedure van artikel 27 van richtlijn 2014/24 […] is gevolgd, aangezien richtlijn 2009/81 niet voorziet in een dergelijke procedure of in een daarmee vergelijkbare procedure. […]

In het arrest HvJEU 18 december 2025 in zaak C-769/23 (Mara) wordt daaromtrent overwogen:

https://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf?text=&docid=307230&pageIndex=0&doclang=nl&mode=req&dir=&occ=first&part=1&cid=7116312


47           Indien de aanbestedende dienst besluit om richtlijn 2009/81 op deze algemene opdracht toe te passen, moet zijn besluit om geen afzonderlijke opdrachten te plaatsen volgens de derde alinea, onder b), van dat lid evenwel „op objectieve gronden gerechtvaardigd zijn”. Dit vereiste geldt echter niet wanneer de aanbestedende dienst besluit om met toepassing van richtlijn 2014/24 één algemene opdracht te plaatsen.

48           Voorts bepaalt de vierde alinea van datzelfde lid dat het besluit om één algemene opdracht te plaatsen ondanks het bestaan van objectief deelbare onderdelen van de opdracht „niet bedoeld [is] om opdrachten uit te zonderen van de toepassing van richtlijn [2014/24] of richtlijn [2009/81]”.

49           Dit vereiste is, anders dan het in punt 47 van het onderhavige arrest bedoelde vereiste, ook van toepassing in het geval waarin de algemene opdracht is geplaatst met toepassing van de bepalingen van richtlijn 2014/24. Aangezien het ten eerste gaat om een vereiste van goede trouw van de aanbestedende dienst en ten tweede het vereiste van artikel 16, lid 2, derde alinea, van richtlijn 2014/24 niet van zijn nuttig effect mag worden beroofd, moet dit vereiste in de vierde alinea van dat lid worden geacht te zijn geschonden wanneer, gelet op alle relevante gegevens, blijkt dat het besluit van de aanbestedende dienst om één algemene opdracht te gunnen alleen maar ingegeven kan zijn door het streven van deze aanbestedende dienst om de toepassing van hetzij richtlijn 2009/81, hetzij richtlijn 2014/24 te vermijden.

50           De conflictregels tussen richtlijn 2009/81 en richtlijn 2014/24 in artikel 16 van laatstgenoemde richtlijn zijn recenter en bovendien gedetailleerder dan die van artikel 3 van richtlijn 2009/81. Artikel 16 van richtlijn 2014/24 geeft dus uitdrukking aan de wil van de Uniewetgever op de datum van vaststelling van deze richtlijn en moet worden toegepast ten koste van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2009/81, dat, zoals de advocaat-generaal in de punten 39 en 40 van zijn conclusie heeft opgemerkt, een andere strekking heeft, maar moet worden geacht achterhaald te zijn door de ontwikkeling van de wetgeving die zich als gevolg van richtlijn 2014/24 voordeed.

51           Volgens de opmerkingen die de Italiaanse regering bij het Hof heeft ingediend, was het ministerie van Defensie van oordeel dat de verschillende onderdelen van de opdracht voor diensten in het hoofdgeding, objectief gezien inderdaad deelbaar waren, maar wegens de gelijktijdige vrachtbehandeling moesten worden geacht deel uit te maken van één algemene opdracht die moest worden gegund met toepassing van de bepalingen van richtlijn 2014/24.

52           Zoals in punt 47 van het onderhavige arrest is uiteengezet, is in een dergelijk geval de voorwaarde van artikel 16, lid 2, derde alinea, onder b), van richtlijn 2014/24 niet van toepassing, op grond waarvan het besluit om één algemene opdracht te plaatsen „op objectieve gronden gerechtvaardigd” moet zijn. Daarentegen is de voorwaarde van artikel 16, lid 2, vierde alinea, van deze richtlijn van toepassing, op grond waarvan dit besluit „niet bedoeld [is] om opdrachten uit te zonderen van de toepassing van deze richtlijn of van richtlijn [2009/81]”.

53           Bijgevolg wordt de gestelde vraag betreffende de uitlegging van artikel 67, lid 2, van richtlijn 2014/24 door het Hof slechts onderzocht onder voorbehoud van de voorafgaande verificatie door de verwijzende rechter dat er in casu geen sprake was van schending van het vereiste van artikel 16, lid 2, vierde alinea, van deze richtlijn.

In casu, bij een gemengde opdracht die objectief gezien deelbaar is (was), mag (mocht) de aanbesteding van het, binnen de gemengde opdracht, laden en lossen van munitie en explosieven dus plaatsvinden volgens het regime van Richtlijn 2014/24/EU onder de voorwaarde, dat het besluit om één algemene opdracht te plaatsen niet bedoeld is (was) om opdrachten uit te zonderen van de toepassing van Richtlijn 2014/24/EU of Richtlijn 2009/81/EG.

Het arrest heeft ook gevolgen voor de toepassing van het bepaalde in artikel 2.2 lid 1 Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied:

Het bepaalde bij of krachtens deze wet is van toepassing op het plaatsen van een opdracht die voor een deel binnen het toepassingsgebied van deze wet en voor een deel binnen dat van de Aanbestedingswet 2012 valt, indien de gunning er van als één geheel om objectieve redenen gerechtvaardigd is. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten