Nog een reden om de in de (mededeling van de) gunningsbeslissing bekend gemaakte, contractueel overeengekomen, standstill-termijn, de standstill-termijn te laten, is het vonnis Rechtbank Zeeland-West-Brabant 14 juli 2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:7909 (hieronder zonder voetnoten):
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2025:7909
OMWB en MapGear hebben als verweer aangevoerd dat GeoNovation niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering omdat zij het kort geding te laat aanhangig heeft gemaakt. Op verzoek van GeoNovation heeft OMWB de termijn van 20 dagen verlengd tot 19 juni 2025. Dat betekent dat het kort geding uiterlijk vóór 18 juni 2025 om 23:59 uur aanhangig had moeten worden gemaakt. Nu de dagvaarding pas op 19 juni 2025 is betekend, is GeoNovation te laat.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de termijn waar OMWB en MapGear zich op beroepen een vervaltermijn is. Zowel in artikel 5.8. van de aanbestedingsleidraad als in het gunningsbesluit van 23 mei 2025 staat uitdrukkelijk vermeld dat de zogenoemde Alcateltermijn als een vervaltermijn moet worden beschouwd. Dit is tussen partijen ook niet in geschil. Vast staat dat de inleidende dagvaarding van GeoNovation op 19 juni 2025 aan OMWB is betekend.
Onder verwijzing naar de tekst van de gunningsbeslissing van 23 mei 2025 stelt GeoNovation dat de termijn van 20 kalenderdagen waarbinnen een kort geding aanhangig dient te worden gemaakt moet worden berekend vanaf de dag na de bekendmaking van de beslissing, zodat de termijn begint te lopen op 24 mei 2025. Dat betekent dat die termijn loopt tot en met 12 juni 2025, en niet tot 12 juni 2025, zoals OWBM in haar gunningsbeslissing schrijft. OMWB heeft GeoNovation bij e-mail van 6 juni 2025 één week uitstel verleend. Dat betekent dat er uitstel is verleend tot en met 19 juni 2025 en niet tot 19 juni 2925, zoals OMWB in haar e-mail schrijft.
De voorzieningenrechter stelt vast dat er sprake is van een innerlijke tegenstrijdigheid in de teksten waar GeoNovation naar verwijst. Uitgaande van de genoemde termijnen van 20 dagen en één week, is verdedigbaar dat de termijn loopt tot en met 19 juni 2025. OMWB heeft echter uitdrukkelijk aangegeven dat de termijn wordt verlengd tot 19 juni 2025. Dit is niet voor tweeërlei uitleg vatbaar, zodat GeoNovation had moeten begrijpen dat de dagvaarding vóór 19 juni 2025 had moeten worden betekend.
De voorzieningenrechter is, anders dan GeoNovation, van oordeel dat het naar maatstaven van de redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is om een beroep te doen op deze vervaltermijn van 19 juni 2025. Doordat deze termijn een verlenging is van de oorspronkelijk vervaltermijn van 12 juni 2025, heeft GeoNovation meer dan 20 kalanderdagen de gelegenheid gehad om een kort gedingprocedure aanhangig te maken, zodat er geen sprake is van schending van een fundamenteel recht.
Anders dan GeoNovation stelt, was de onderhavige kort gedingprocedure op 18 juni 2025 nog niet aanhangig. Uit het arrest van de Hoge Raad van 3 juni 2016 […], waar partijen naar verwijzen, blijkt weliswaar dat een kort geding aanhangig kan zijn voordat de dagvaarding is uitgebracht, maar daarvoor is niet voldoende dat, zoals in het onderhavige geval, aan de gedaagde partij mededeling is gedaan van het voorgenomen kort geding en van de datum en het tijdstip van behandeling daarvan. Nodig is ook dat de gedaagde partij op de hoogte is gesteld van de inhoud van de dagvaarding. Dat is in het onderhavig geval niet gebeurd.
Andere redenen zijn Rechtbank Limburg 3 februari 2022, ECLI:NL:RBLIM:2022:820:
4.6 […] Daarmee
moet zij bij het bezwaargesprek hebben geweten dat er op grond van het inkoopdocument
na het gesprek nog drie dagen overbleven om de dagvaarding te betekenen.
Bespreking van de vervaltermijn stond niet als gesprekonderwerp op de agenda
van het bezwaargesprek, zodat mag worden verondersteld dat de vraag over de
dagvaardingstermijn als een donderslag bij heldere hemel door de raadsvrouw is
gesteld. Verder mag van een redelijk bekwaam en redelijk handelende raadsvrouw
kennis worden verondersteld van de regel dat bij inkoopprocedures als de
onderhavige in de regel geen rechten aan een individuele inschrijver mogen
worden verleend die niet ook aan alle andere inschrijvers zijn verleend. […]
En Rechtbank Oost-Brabant 30 oktober 2017, ECLI:NL:RBOBR:2017:5710:
4.2. […]
Alle betrokkenen waren ter zitting aanwezig en hebben zich desgevraagd
uitgelaten over de inhoud van de telefoongesprekken. Daarover bleken de
lezingen enigszins uiteen te lopen, maar dat de aanleiding van het telefonische
contact de in het kader van de onderhavige aanbesteding door Lias ontvangen
brief van 8 september 2017 is geweest en dat in ieder geval een verzoek van
Lias tot verlenging van de bezwaartermijn onderwerp van gesprek is geweest, is
duidelijk.
4.3. […] Lias
heeft op een voor Pepperflow niet direct kenbare wijze gevraagd om en bewilligd
in een verlenging van de bezwaartermijn. Het moge zo zijn dat de verlenging in
dit geval geen praktisch gevolg heeft gehad, maar in deze aanbesteding is er
wel “gedoe” ontstaan over de telefoongesprekken. Partijen zijn het niet geheel
eens over wat er is besproken en of dat ernstig is of niet en dat “gedoe” is nu
precies wat met de strikte regel van paragraaf 1.8 van het
aanbestedingsdocument in aanbestedingen, waarbij altijd meer partijen betrokken
zijn die alle stuk voor stuk grote belangen hebben, moet worden voorkomen. Wat
oppervlakkig gezien formalistisch lijkt, raakt welbeschouwd de transparantie
van de aanbesteding, een van de centrale beginselen van aanbestedingsrecht.
Aanpassen, opschorten, uitstellen en/of verlengen van de contractueel overeengekomen standstill-termijn levert immers (dus) alleen maar onnodig gedoe op.
En is overigens eenzijdig niet (eens) rechtmatig mogelijk.
Zie daartoe (namelijk) deze Blog:
https://keesvandewater.blogspot.com/2022/02/handreiking-klachtafhandeling-bij.html
Geen opmerkingen:
Een reactie posten