Rechtbank Den Haag 12 oktober 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:12280:
5.4. Daar
komt bij dat Xerox moet worden beschouwd als andere belanghebbende in de zin van artikel 1 lid 3 van de
Richtlijn 89/665/EEG. Dit brengt mee dat zij, ingevolge Richtlijn 2007/66/EG,
binnen de zogenoemde 'Alcateltermijn' - dus uiterlijk op 12 juli 2018 - had
moeten opkomen tegen de gunningsbeslissing van 21 juni 2018 (zie ook
voorzieningenrechter rechtbank Overijssel d.d. 19 september 2018, nr.
C/08/220491/KG ZA 18-208). Dat klemt hier te meer nu uit de stukken blijkt - en
Xerox in feite ook erkent, althans onbetwist heeft gelaten - dat zij al geruime
tijd vóór het sluiten van de inschrijvingstermijn bekend was met de
aanbestedingsstukken. Zij had haar bezwaren vóór het verstrijken van die
termijn, dan wel gedurende de Alcateltermijn in een kort gedingprocedure aan de
orde moeten stellen. Dat heeft zij echter nagelaten. De dagvaarding in de
onderhavige procedure is immers eerst op 13 augustus 2018 uitgebracht. Dat
Xerox al eerder - op 23 juli 2018 - een datum voor een kort geding had
aangevraagd, maakt dat niet anders. Die aanvraag heeft zij immers kort nadien
weer ingetrokken. Die - voorgenomen - procedure staat dus los van het
onderhavige geschil en moet dan ook verder buiten beschouwing blijven.
Overigens was op het moment van de aanvraag de Alcateltermijn ook al
verstreken. Voorts brengt de omstandigheid dat Xerox (nog) in overleg was met
het Ministerie niet mee dat het kort geding niet binnen de Alcateltermijn
aanhangig had moeten worden gemaakt. Een en ander betekent dat Xerox haar
rechten om de gunningsbeslissing te bestrijden ook nog eens heeft verwerkt.
Ik kan de ‘andere belanghebbende’
uit de eerste zin van de rechtsoverweging voornoemd niet (terug) vinden.
Zie namelijk artikel 1 lid 3 van Richtlijn 89/665/EEG (‘van 21 december 1989 houdende de coördinatie
van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing
van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor
leveringen en voor de uitvoering van werken’):
De Lid-Staten dragen er zorg voor dat de beroepsprocedures,
volgens modaliteiten die de Lid-Staten kunnen bepalen, althans toegankelijk
zijn voor een ieder die belang heeft of heeft gehad bij de gunning van een
bepaalde overheidsopdracht voor leveringen of voor de uitvoering van werken en
die door een beweerde schending is of dreigt te worden gelaedeerd . Met name
kunnen de Lid-Staten verlangen dat degene die van deze procedure gebruik wenst
te maken, de aanbestedende dienst vooraf in kennis heeft gesteld van de
beweerde schending en van zijn voornemen om beroep in te stellen.
En ook artikel 1 van Richtlijn 2007/66/EG (‘van 11 december 2007 tot wijziging van de Richtlijnen 89/665/EEG en
92/13/EEG van de Raad met betrekking tot de verhoging van de doeltreffendheid
van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten’):
Richtlijn 89/665/EEG
wordt als volgt gewijzigd:
1.
De artikelen 1 en
2 worden vervangen door:
„Artikel 1
Toepassingsgebied en
beschikbaarheid van beroepsprocedures
[…]
3. De
lidstaten dragen er zorg voor dat beroepsprocedures, volgens modaliteiten die
de lidstaten kunnen bepalen, op zijn minst toegankelijk zijn voor een ieder die
belang heeft of heeft gehad bij de gunning van een bepaalde opdracht en die
door een beweerde inbreuk is of dreigt te worden geschaad.
4. De
lidstaten kunnen verlangen dat degene die van een beroepsprocedure gebruik
wenst te maken, de aanbestedende dienst in kennis heeft gesteld van de beweerde
inbreuk en van zijn voornemen beroep in te stellen, mits zulks geen afbreuk
doet aan de opschortende termijn overeenkomstig artikel 2 bis, lid 2, of aan
enige andere termijnen voor het instellen van beroep overeenkomstig artikel 2
quater.
[…]
Verder is ‘voorzieningenrechter
rechtbank Overijssel d.d. 19 september 2018, nr. C/08/220491/KG ZA 18-208’ uit voornoemde rechtsoverweging:
Daaruit bijvoorbeeld:
4.3. Van
een adequaat handelende inschrijver mag worden verwacht dat hij zich proactief
opstelt bij het naar voren brengen van bezwaren in het kader van een
aanbestedingsprocedure. De eisen van redelijkheid en billijkheid die de
inschrijver jegens de aanbestedende dienst in acht heeft te nemen, brengen met
zich dat een dergelijke inschrijver zijn bezwaren bij de aanbestedende dienst
duidelijk naar voren brengt en in een zo vroeg mogelijk stadium aan de orde
stelt, zodat eventuele onregelmatigheden zo nodig kunnen worden gecorrigeerd
met zo gering mogelijke consequenties voor het verloop van de
aanbestedingsprocedure in haar geheel. Een inschrijver die bezwaren heeft maar
er (te lang) mee wacht om die te melden aan de aanbestedende dienst, loopt het
risico dat later wordt geoordeeld dat hij zijn recht heeft verwerkt. Het is de
eigen verantwoordelijkheid van een potentiele inschrijver om het
aanbestedingsdocument goed door te lezen en voor zichzelf te controleren of de
instructies van de aanbestedende dienst duidelijk zijn en of hij aan de
verschillende eisen kan en wil voldoen.
De reden om in kwestie juist naar dát vonnis te verwijzen ontgaat mij
(ook).
We kennen dat vonnis trouwens van:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten