donderdag 25 oktober 2018

‘Uitslagkosten’ en ‘exit-plan’


Bij bepaalde overheidsopdrachten (overeenkomsten) moet (bij voorbaat) serieus rekening worden gehouden met een ‘exit-plan’ en/of (de invulling van) een ‘exit-scenario’.

De overeenkomst vereist alsdan (een) bepaling (-en), op grond waarvan de opdrachtnemer bij het beëindigen van de overeenkomst op verzoek van opdrachtgever datgene doet wat redelijkerwijs noodzakelijk is om er voor te zorgen dat (ook) een nieuwe opdrachtnemer een soortgelijke prestatie (bijvoorbeeld een dienst) ten behoeve van opdrachtgever kan verrichten en de opdrachtgever en de nieuwe opdrachtnemer (dus) geen belemmeringen zullen ondervinden van de oude overeenkomst (de oude prestatie).

Voor de werkzaamheden ten behoeve van een ‘exit-plan’ en (de invulling van) een ‘exit-scenario’ moet natuurlijk betaald worden door de opdrachtgever. Een en ander kan bijvoorbeeld (al) in concurrentie uitgevraagd en afgeprijsd worden in een aanbestedingsprocedure.

Aanleiding voor deze Blog: Rechtbank Amsterdam 27 september 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:7380:


4.5.        Het UWV beroept zich tegen deze achtergrond met name erop dat het overhevelen van de dossiers van de ene naar de andere dienstverlener bijzonder tijdrovend en kostbaar is. Het UWV heeft daarbij verwezen naar drie specifieke kostenposten, namelijk de ‘uitslagkosten’ (de kosten die de oude opdrachtnemer maakt voor het uitplaatsen van de dossiers), de vervoerskosten en de ‘inslagkosten’ (dossiers fysiek in het archief van de nieuwe dienstverlener plaatsen en administratief inboeken in de digitale systemen). Volgens het UWV vormen van deze kostenposten de ‘uitslagkosten’ het leeuwendeel.
4.6.        Iron Mountain heeft echter terecht betoogd dat het hier gaat om een (louter) financiële kwestie. De hoge ‘uitslagkosten’ zijn kennelijk een gevolg van de tarieven die Oasis hanteert op de voet van de eerdere aanbestedingsprocedure in 2008, althans van het daarop gesloten contract. Dergelijke kosten komen in beginsel voor rekening en risico van het UWV en mogen niet in de onderhavige, latere, inschrijving alsnog worden afgewenteld op de inschrijvers op de nieuwe opdracht. Verder heeft Iron Mountain terecht naar voren gebracht dat de twee andere kostenposten, de vervoers- en inslagkosten, deel kunnen uitmaken van de nieuwe aanbesteding, en dat de opdrachtnemer deze geheel of ten dele voor zijn rekening kan nemen, of concurrerende tarieven kan aanbieden. De conclusie van Iron Mountain dat het hier gaat om een (louter) financiële kwestie en dat (dus) niet kan worden gezegd dat “mededinging om technische redenen ontbreekt”, is dan ook juist.
De omstandigheid dat in 2008 voor een soortgelijke opdracht wel een openbare aanbestedingsprocedure is gevolgd, is overigens ook al een indicatie dat hier geen sprake is van het ontbreken van mededinging om technische redenen.
4.7.        Het beroep van het UWV op artikel 2:32 lid 1 b onder 2 AW faalt dus.
4.8.        Evenmin zijn andere gronden aanwezig om aan te nemen dat de opdracht in dit geval buiten een aanbestedingsprocedure om aan de oude opdrachtnemer mag worden gegund. Afgezien van de omstandigheid dat de hoge “uitslagkosten” in beginsel voor rekening komen van het UWV, heeft het UWV tegenover de betwisting daarvan door Iron Mountain onvoldoende aannemelijk gemaakt dat met de transitie naar een andere onderneming daadwerkelijk en in alle gevallen een bedrag van € 28 miljoen is gemoeid. Op voorhand kan daarom niet worden gezegd dat een verplichting tot aanbesteding een disproportionele maatregel zou zijn.
4.9.        In het licht van hetgeen hiervoor is overwogen kan evenmin worden aangenomen dat de uitkomst van de te volgen aanbesteding op voorhand vaststaat, op de grond dat Iron Mountain of anderen geen concurrerende aanbieding zou(den) kunnen doen.
4.10.      De stelling dat het voeren van een openbare aanbestedingsprocedure onaanvaardbare continuïteitsrisico’s zou meebrengen, heeft het UWV tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door Iron Mountain evenmin voldoende aannemelijk gemaakt. Iron Mountain heeft er in dit verband op gewezen dat archiefdienstverlening inclusief het garanderen van continuïteit en ICT-dienstverlening haar ‘corebusiness’ is, dat zij 210.000 klanten wereldwijd heeft, voor wie zij 140.000 strekkende kilometer aan fysiek archief beheert, waarbij voor iedere opdrachtgever een passende oplossing wordt gezocht. Het UWV heeft deze stellingen op zichzelf niet bestreden. Het UWV heeft in dit verband voorts onvoldoende aannemelijk gemaakt dat haar archief dermate afwijkt van andere archieven dat een overgang naar een andere dienstverlener uit continuïteitsoogpunt onverantwoord zou zijn.
4.11       Voor zover in het betoog van het UWV besloten ligt dat Iron Mountain in de gegeven omstandigheden misbruik maakt van een bevoegdheid, ontleend aan het aanbestedingsrecht, vloeit uit het voorgaande voort dat ook daarvoor aanknopingspunten ontbreken.

Ben wel benieuwd naar de aanbestedingsprocedure. Zou Iron Mountain de nieuwe overeenkomst (moeten) kopen?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten