Rechtbank Zeeland-West-Brabant 13 november 2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:7312:
4.10. De
gemeente voert als verweer dat zij er vanuit gaat dat consultatie op
incidentele basis plaatsvindt en dat een dergelijke incidentele
consultatievraag onderdeel is van de dienstverlening (collegiale
dienstverlening). De gemeente stelt dat zij de vraag in de Nota van
Inlichtingen van GGz Breburg dat zij dagelijks wordt geconfronteerd met
consultatievragen niet herkent, omdat andere inschrijvers hier ook geen vragen
over hebben gesteld.
4.11. De
voorzieningenrechter stelt vast dat de gemeente wel vraagt om de
dienstverlening ‘Consultatie’. Dit blijkt uit de antwoorden van de gemeente op
vraag 178 van de eerste Nota van Inlichtingen en op vraag 91 van de tweede Nota
van Inlichtingen. Consultatie is een onderdeel van de uitvoering van de
Jeugdwet. Dat GGz Breburg een zeer grote instelling is met een breed pakket aan
dienstverlening is door de gemeente wel onderkend. Aannemelijk is dat GGz
Breburg door de veelheid aan specialismen die zij in huis heeft vaker wordt
geconsulteerd dan andere instellingen die klein(er) van omvang zijn. De
gemeente heeft dit niet betwist, maar alleen vermeld dat zij dit niet herkent.
Het is daarom dat andere inschrijvers op dit punt geen vragen hebben gesteld.
Door geen apart tarief op te nemen voor ‘Consultatie’ maar deze dienst wel te
verlangen handelt de gemeente in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het
gelijkheidsbeginsel. Voor de kleine instellingen is het immers geen probleem
dat geen apart tarief voor consultatie is opgenomen omdat zij veel minder
geconsulteerd worden. Dit is tevens in strijd met artikel 1.10. Aw waaruit
onder meer de voorwaarde voortvloeit dat de geboden prijs in overeenstemming
moet zijn met de gevraagde dienst.
Hof Den Bosch 30 oktober 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:4534:
6.15. In de
toelichting op de grief voert de Gemeente aan dat zij consultatie niet als een
aparte vorm van dienstverlening wenst te contracteren omdat van de inschrijvers
niet wordt verlangd dat zij die dienst (anders dan in een incidenteel geval)
verlenen en dat voor het behandelen van consultatievragen door de Gemeente een
zogenoemd Expertiseteam van vakspecialisten (van onder andere specialistische
zorgaanbieders) is ingericht.
Breburg bestrijdt dat zij niet frequent geconsulteerd
wordt (onder meer door het Expertiseteam) en dat de Gemeente deze dienst niet
van haar verlangt. Zij wijst erop dat de Gemeente, indien deze dienst inderdaad
niet geleverd hoeft te worden, niet kan voldoen aan haar verplichtingen uit de
Jeugdwet. Ook wijst zij erop dat de Gemeente bij de heraanbesteding wel een
tarief voor consultatie heeft aangeboden en met Breburg is overeen gekomen
welke vormen van consultatie wel onder het voorwerp van de opdracht vallen.
Uit de toelichtingen door partijen op dit punt
verstrekt ter gelegenheid van het pleidooi, blijkt dat complexe vragen bij het
Expertiseteam komen en daar behandeld worden en dat enkelvoudige vragen (die
geen lopende behandeltrajecten betreffen) van bijvoorbeeld huisartsen en
kinderartsen veelvuldig bij Breburg komen (als gevolg van de bij haar aanwezige
specialismen) en door haar behandeld worden. Dat het wel degelijk de bedoeling
is dat laatstgenoemde consultatievragen bij instellingen als Breburg terecht
komen en door haar worden behandeld, is door de Gemeente niet (meer) bestreden,
evenmin als de frequentie waarin die vragen voorkomen. Terecht heeft de
voorzieningenrechter dan ook geoordeeld dat deze dienst wel van inschrijvers
als Breburg wordt verlangd. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, ziet het
hof niet in waarom voor die dienst geen tarief aangeboden zou moeten worden.
Het hof deelt het oordeel van de voorzieningenrechter dat de Gemeente in strijd
met het zorgvuldigheidsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel handelde door
dergelijke vormen van consultatie, die bij instellingen als Breburg frequent
voorkomen, van die instellingen te verlangen zonder daarvoor een (reëel) tarief
aan te bieden.
Grief II faalt.
Ja.
Voor niets gaat de zon op.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten