Ik denk, dat Hof Arnhem-Leeuwarden 6 november 2018,
ECLI:NL:GHARL:2018:9636 met de hierna genoemde rechtsoverwegingen zorgvuldig onderzoek
heeft gedaan naar (de) ‘minder dwingende
procedurele maatregelen’ als genoemd in r.o. 49 van HvJEU 8 december 2011
in zaak C-275/10 (Residex Capital IV CV), maar daar niet aan toe is kunnen
komen:
5.43 Het
hof stelt voorop, in lijn met de stellingen van partijen, dat bij de
beoordeling van het onverbrekelijk verband en de mogelijke rechtvaardiging van
een partiële vernietiging van de koopovereenkomst, de strekking van de
overtreden norm dient te worden meegewogen. De strekking van de overtreden norm
in artikel 108 lid 3 van het VWEU is te verzekeren dat voorgenomen
steunmaatregelen door de Commissie kunnen worden beoordeeld op hun
verenigbaarheid met de interne markt. Hiermee kan vooraf door de Commissie,
onder toezicht van de eventueel door belanghebbenden aangezochte rechterlijke
instanties van de Unie, worden vastgesteld of en in welke omvang er sprake is
van staatssteun en of die verenigbaar is met de interne markt op grond van artikel
107, tweede en derde lid. Die strekking pleit ervoor, in tegenstelling tot
hetgeen de gemeente onder 334 van haar memorie van antwoord stelt, dat de
koopovereenkomst in de gegeven omstandigheden in zijn geheel wordt vernietigd.
De door de rechtbank toegepaste partiële nietigheid komt erop neer dat de
gemeente wordt beloond voor het schenden van haar notificatieplicht. Daarmee
wordt naar het oordeel van het hof afbreuk gedaan aan het nuttige effect van
artikel 108 lid 3 van het VWEU doordat hiermee de gemeente een verminderde
prikkel heeft de maatregel aan te melden bij de Commissie. Alleen al om deze
reden is er naar het oordeel van het hof geen plaats voor partiële vernietiging
van de koopovereenkomst.
5.44 Het
hof is verder van oordeel dat de koopprijs in onverbrekelijk verband staat met
de rest van de overeenkomst en dat ook om die reden partiële nietigheid niet
mogelijk is. Dat de koopprijs veelal in onverbrekelijk verband staat tot de
rest van de overeenkomst, wordt door de gemeente met zoveel woorden erkend (327
memorie van antwoord). De hoogte van de prijs is in beginsel een onsplitsbaar
beding. De omstandigheid dat in artikel 19 van de koopovereenkomst is
overeengekomen dat de koopsom in twee termijnen zou worden betaald, is voor het
hof geen belangrijke aanwijzing dat partijen de koopsom in algemene zin als
splitsbaar hebben bedoeld. Met de betaling in twee termijnen, hebben partijen
getracht aan te sluiten bij het advies van DLG, zoals ook blijkt uit de
hiervoor onder 2.12 genoemde brief van de gemeente aan Spaansen. Dat partijen
de koopprijs niet als splitsbaar hebben bedoeld, blijkt ook wel uit het feit
dat partijen in artikel 19.2 zijn overeengekomen dat de nabetaling ongeacht de
inspanningsverplichtingen van Spaansen na vijf jaren na levering opeisbaar is.
5.45 Verder
is van belang, zoals Spaansen aanvoert, dat zij nimmer de bedoeling heeft gehad
het Spaansen-terrein voor € 6.250.000,- aan de gemeente te verkopen. Dit wordt
door de gemeente (terecht) niet weersproken.
5.46 Dat
algehele nietigheid leidt tot een groot incassorisico voor de gemeente is door
Spaansen gemotiveerd weersproken en door de gemeente niet verder onderbouwd. De
stelplicht en de bewijslast dat Spaansen niet in staat is om het bedrag van €
6.500.000,- terug te betalen, rusten ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv
op de gemeente. Het hof ziet in hetgeen de gemeente onder 339 van haar memorie
van antwoord heeft aangevoerd, geen aanleiding om van de hoofdregel af te
wijken.
5.47 Dat de
algehele nietigheid leidt tot allerlei complicaties ligt in de risicosfeer van
de gemeente, zeker nu die complicaties ook voorzienbaar waren. Die complicaties
had zij kunnen voorkomen door de steun voorafgaand aan de betaling daarvan als
voorgenomen steunmaatregel bij de Europese Commissie aan te (laten) melden en
rechtvaardigen naar het oordeel van het hof niet dat de koopovereenkomst
slechts gedeeltelijk wordt vernietigd. Grief VII slaagt aldus.
5.48 Gelet
op het voorgaande, zal het hof alsnog de door Spaansen subsidiair en in
voorwaardelijke reconventie gevorderde nietigverklaring van de koopovereenkomst
toewijzen, inclusief de daarbij behorende nevenveroordeling van de gemeente om
mee te werken aan het bewerkstelligen dat de nieuwe eigendomssituatie van het
Spaansen-terrein wordt aangepast in de openbare registers. Het hof ziet
aanleiding om de gevorderde dwangsommen te maximeren tot een bedrag van €
2.000.000,-.
Ooit schreef ik:
“Hoe dan ook. Het vorenstaande geeft het
praktisch nut van de ‘Residex-zaken’ voor de praktijk aan. De theoretische
mogelijkheden lijken weliswaar aanzienlijker en verstrekkender, dan zij
doorgaans in de praktijk zullen zijn. Maar, men weet het in de praktijk maar
nooit.”
En dat blijkt (dus) maar weer……………
Lees ook:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten