Het ‘identiteitsbeginsel’ uit
de Conclusie van de Advocaat-Generaal (zie mijn eerdere Blog: identiteitsbeginsel)
komt niet letterlijk terug, maar HvJEU 11 juli 2019 in zaak C-697/17 (Telecom
Italia) is een interessant arrest.
Het arrest gaat over (de uitleg van) artikel 28 lid 2 Richtlijn
2014/24/EU (gedeeltelijk):
“Alleen de
ondernemers die na beoordeling van de verstrekte informatie door de
aanbestedende dienst daartoe worden verzocht, kunnen een inschrijving doen. […]”
En in/voor Nederland over (de uitleg van) artikel 1.1 Aanbestedingswet
2012 (laatste deelzin):
“niet-openbare procedure: procedure
waarbij alle ondernemers naar aanleiding van een aankondiging een verzoek mogen
doen tot deelneming, maar alleen de door de aanbestedende dienst of het
speciale-sectorbedrijf geselecteerde ondernemers mogen inschrijven”
Uit het arrest: (arrest):
33 Het
beginsel van gelijke behandeling van de inschrijvers beoogt de ontwikkeling van
een gezonde en daadwerkelijke mededinging tussen de aan een overheidsopdracht
deelnemende ondernemingen te bevorderen en vereist dat alle inschrijvers bij
het opstellen van het in hun offertes gedane voorstel dezelfde kansen krijgen.
Het betekent derhalve dat voor deze offertes voor alle mededingers dezelfde
voorwaarden moeten gelden. Strikte toepassing van het beginsel van gelijke
behandeling van inschrijvers, in het kader van een onderhandelingsprocedure,
zou erop neerkomen dat enkel gepreselecteerde ondernemers als zodanig offertes
kunnen indienen en de opdracht enkel aan hen kan worden gegund (zie in die zin
arrest van 24 mei 2016, MT Højgaard en Züblin, C-396/14, EU:C:2016:347, punten 38
en 39).
34 Deze
benadering berust op artikel 28, lid 2, van richtlijn 2014/24, volgens hetwelk
„[a]lleen de ondernemers die na beoordeling van de verstrekte informatie door
de aanbestedende dienst daartoe worden verzocht, [...] een inschrijving
[kunnen] doen”, wat veronderstelt dat dat de gepreselecteerde ondernemers
feitelijk en rechtens identiek zijn aan de ondernemers die de offertes indienen
(zie naar analogie arrest van 24 mei 2016, MT Højgaard en Züblin, C-396/14,
EU:C:2016:347, punt 40).
35 Het
Hof heeft echter ook geoordeeld dat in een onderhandelingsprocedure, in geval
van ontbinding van een combinatie van ondernemingen die als zodanig
gepreselecteerd was en waarvan twee ondernemers deel uitmaakten, een van die
twee ondernemers in de plaats mag treden van die combinatie en aan die
procedure mag blijven deelnemen, zonder dat het gelijkheidsbeginsel wordt
geschonden, mits vast komt te staan dat deze ondernemer zelfstandig voldoet aan
de vereisten die oorspronkelijk door de aanbestedende dienst waren omschreven
en de concurrentiepositie van de andere inschrijvers er niet onder lijdt als
deze ondernemer aan de procedure blijft deelnemen (zie in die zin arrest van 24
mei 2016, MT Højgaard en Züblin, C-396/14, EU:C:2016:347, punt 48 en dictum).
[…]
47 Gelet
op deze overwegingen moet worden vastgesteld dat het criterium dat in wezen
erin bestaat dat een ondernemer die als inschrijver aan een procedure tot
gunning van een overheidsopdracht wil blijven deelnemen, bij gebrek aan
juridische of feitelijke identiteit tussen deze ondernemer tijdens de
preselectiefase en die ondernemer op de uiterste datum voor de indiening van de
inschrijvingen, moet aantonen dat hij nog steeds voldoet aan de vereisten die
oorspronkelijk door de aanbestedende dienst zijn omschreven, hypothetisch
gezien is vervuld in een situatie waarin zijn materiële capaciteit alleen is
toegenomen.
48 Aangaande
de vervulling, in casu, van het criterium in verband met het feit dat de
verdere deelneming door een inschrijver aan een procedure tot gunning van een
overheidsopdracht geen nadeel mag berokkenen aan de concurrentiepositie van de
andere inschrijvers, moet worden opgemerkt dat andere Unierechtelijke
bepalingen dan die welke de overheidsopdrachten regelen precies ervoor moeten zorgen
dat de vrije en onvervalste concurrentie binnen de interne markt niet in gevaar
wordt gebracht door fusies als die aan de orde in het hoofdgeding. Voor zover
het gedrag van een marktdeelnemer aan die specifieke regels voldoet, kan dus
niet worden geoordeeld dat zijn deelneming aan een dergelijke operatie op zich
nadeel berokkent aan de concurrentiepositie van de andere inschrijvers louter
vanwege het feit dat de gefuseerde entiteit over een grotere economische en
technische capaciteit zal beschikken.
[…]
51 Tevens
moet worden toegevoegd dat de fusie tussen twee gepreselecteerde inschrijvers
als zodanig weliswaar geen afbreuk heeft gedaan aan het gelijkheidsbeginsel,
maar niet uit te sluiten valt dat gevoelige informatie betreffende de
aanbestedingsprocedure tussen de bij de fusie betrokken partijen is
uitgewisseld voordat zij was voltooid. Deze omstandigheid zou de overnemende
inschrijver een ongerechtvaardigd voordeel ten opzichte van de andere
inschrijvers tijdens de indiening van de inschrijvingen kunnen verschaffen,
waarvan hun concurrentiepositie noodzakelijkerwijs nadeel zal ondervinden (zie
naar analogie arrest van 17 mei 2018, Specializuotas transportas, C-531/16,
EU:C:2018:324, punt 29).
52 Een
dergelijke situatie zou in beginsel voor de aanbestedende dienst kunnen
volstaan om de offerte van de overnemende inschrijver niet in aanmerking te
nemen (zie naar analogie arrest van 17 mei 2018, Specializuotas transportas,
C-531/16, EU:C:2018:324, punt 31).
53 Die
uitwisseling van informatie, die overigens in strijd kan zijn met zowel artikel
7 van verordening nr. 139/2004 - dat betrekking heeft op de opschorting van de
totstandbrenging van concentraties die binnen de werkingssfeer van deze
verordening vallen, zolang zij niet zijn toegestaan - als met artikel 101 VWEU,
zoals de Commissie in haar opmerkingen heeft benadrukt, kan evenwel niet worden
geacht te hebben plaatsgevonden. Uit de informatie waarover het Hof beschikt
blijkt dat in casu geen onderling afgestemd gedrag is vastgesteld.
54 Uit
alle voorgaande overwegingen volgt dat artikel 28, lid 2, eerste volzin, van
richtlijn 2014/24 aldus moet worden uitgelegd dat het, gelet op het vereiste
van juridische en feitelijke identiteit tussen de gepreselecteerde ondernemers
en de ondernemers die de inschrijvingen indienen, niet eraan in de weg staat
dat in het kader van een niet-openbare procedure tot gunning van een
overheidsopdracht een inschrijving kan worden ingediend door een
gepreselecteerde gegadigde die zich ertoe verbindt om een andere
gepreselecteerde gegadigde over te nemen krachtens een fusie-overeenkomst die
tussen de preselectiefase en de fase van de indiening van de inschrijvingen is
gesloten en na laatstgenoemde fase is uitgevoerd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten