woensdag 19 juni 2024

Schade veroorzaakt door bemalingswerkzaamheden

Rechtbank Rotterdam 5 juni 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:5358 past het ‘afzinkkelder-arrest’ van de Hoge Raad van 12 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:17 toe.

Zie over het ‘afzinkkelder-arrest’ deze Blog:

https://keesvandewater.blogspot.com/2024/01/een-overkoepelende-zorgvuldigheidsverpl.html

In het Rotterdamse vonnis:

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2024:5358

Gaat het om de vraag of aannemer BAM en opdrachtgever Evides aansprakelijk zijn voor de bodemdaling die het gevolg is van de bemalingswerkzaamheden van BAM.


4.5.         BAM en Evides hebben naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd toegelicht dat zij voldoende zorgvuldig te werk zijn gegaan en dat zij derhalve de jegens [eiser 1] c.s. in acht te nemen zorgplicht niet hebben geschonden. Zij hebben deskundigen, meer in het bijzonder Antea, ingeschakeld voorafgaande aan de bemalingswerkzaamheden om de risico’s die verbonden zijn aan het uitvoeren van deze werkzaamheden in te schatten. Het feit dat er geen nulpuntmetingen zijn gedaan en geen na-opnames, is daarbij niet relevant, omdat die metingen niet zouden hebben voorkomen dat bodemdaling (en daardoor mogelijk schade) zou intreden als bemaald zou worden.

4.6.         In het vlak voor de mondelinge behandeling door [eiser 1] c.s. ingebrachte rapport van Adinex wordt er melding van gemaakt dat BAM en Evides - als alternatief voor de toegepaste ‘deepwell-bemaling’-– hadden kunnen overwegen om ‘onderwaterbeton’ toe te passen. De argumenten van Lengkeek tegen toepassing van deze alternatieve werkwijze acht Adinex “weinig valide”. BAM en Evides hebben op de mondelinge behandeling aangegeven dat zij op het rapport van Adinex zouden willen reageren, als dat nodig mocht zijn. De rechtbank acht dat niet nodig, omdat Adinex in haar rapport heeft vermeld dat de extra kosten van dit alternatief € 750.000,00 zouden bedragen. Ook gelet op de financiële omvang van de aan BAM gegeven opdracht zijn dit dermate hoge kosten dat van BAM en Evides niet gevergd mag worden dat deze gemaakt hadden moeten worden ter voorkoming van de (door Antea ingeschatte) minimale kans op verzakking van de bodem door de voorgenomen bemaling.

4.7.         Ten slotte acht de rechtbank van belang dat Adinex onderkent dat er voor BAM geen mogelijkheden waren om bij de keuze van deepwellbemaling het optreden van mogelijke schade door verzakking te voorkomen. Adinex onderschrijft de visie van Evides/Lengkeek dat retourbemaling bij de inzet van deepwellbemaling weinig effectief is en tevens qua uitvoering in technisch opzicht tot problemen kan leiden. Ook schrijft Adinex in haar rapport dat BAM niet verweten kan worden na de melding van de verzakkingen niet te besluiten om het debiet van de deepwellbemaling te verlagen, omdat dan het risico voor het ‘opbarsten’ van de bouwkuipbodem zou toenemen, waarbij het geen optie was om het werk te staken.

4.8.         De conclusie is dat BAM niet aansprakelijk wordt gehouden voor de door [eiser 1] c.s. gestelde schade voor zover daaraan de stelling ten grondslag is gelegd dat BAM en Evides onzorgvuldig hebben gehandeld. Daarmee kan in het midden blijven of Evides op grond van artikel 6:171 BW aansprakelijk is. […]

BAM en Evides blijken echter wel aansprakelijk voor de schade van [eiser 1] c.s. voor zover deze is veroorzaakt door de bemalingswerkzaamheden.


4.11.       Hoewel BAM en Evides dit ter zitting hebben betwist, kan in de eerste plaats worden vastgesteld dat sprake is van een situatie waarbij een aanmerkelijk risico bestond op het ontstaan van schade aan gebouwen en terreinen van [eiser 1] c.s., ook als de werkzaamheden zorgvuldig zouden worden uitgevoerd. Bij voorbaat stond vast dat door de werkzaamheden van BAM een direct intredende bodemdaling van tenminste een of meer centimeters zou plaatsvinden in de gebieden in de directe nabijheid van het werk. Het werk bestond uit een omvangrijke bemaling en afvoer van grondwater. Deze werkzaamheden waren, zoals Evides in haar brief van 15 januari 2019 ook met zoveel woorden aangeeft, ingrijpend voor wat betreft de verlaging van de grondwaterstand (zie onder 2.5). Onjuist is de aanname van BAM en Evides dat “de panden” niet op staal gefundeerd waren en dat daarom geen schade aan die panden te verwachten was. Dat gold in elk geval niet voor de kelder en de garage van [adres 1] .

[…]

4.14.       De Hoge Raad heeft in het afzinkkelder-arrest geen definitie opgenomen van hoe hoog het risico op schade moet zijn om als ‘aanmerkelijk’ te worden aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank kan in dit geval, in elk geval voor wat betreft gebouwen in de nabijheid van het werk die niet op palen waren gefundeerd, zoals de kelder en de garage van [adres 1] ) van een dergelijk aanmerkelijk risico op schade worden gesproken om reden dat Antea klip en klaar heeft aangegeven dat de kans op zettingsschade aan opstallen niet is uit te sluiten. Daar komt bij dat zettingsschade ook kan optreden als een bodemdaling gevolgen heeft voor aansluitingen tussen wel onderheide gebouwen en niet onderheide terreinen. Uit de overgelegde foto’s kan worden afgeleid dat met name bij de aansluiting van de bestrating op de gebouwen van [eiser 1] c.s. die op palen zijn gefundeerd hoogteverschillen zijn ontstaan. Voldoende aannemelijk is dat in elk geval een deel van die hoogteverschillen zijn ontstaan door de bodemdaling die een gevolg is van de bemalingswerkzaamheden van BAM. Ook daardoor kan schade zijn opgetreden aan bijvoorbeeld riolering, zoals ook op enkele foto’s te zien is. Ook zulke schade is voorzienbaar bij een bodemdaling van tussen iets meer dan 1 cm en iets meer dan 2 cm, waarvan Antea voorafgaande aan de werkzaamheden nog uitging.

4.15.       Een bijkomende omstandigheid die meebrengt dat BAM en Evides aansprakelijk moeten worden geacht op grond van de hiervoor weergegeven overwegingen in het afzinkkelder-arrest is dat de bemalingswerkzaamheden van BAM veel langer hebben geduurd dan gepland, waardoor de bodemdaling als gevolg van de bemalingswerkzaamheden aanzienlijk meer is geweest dan de door Antea ingeschatte ruim 1 tot ruim 2 cm. Door de langere duur van de werkzaamheden heeft zich een (aanzienlijk) grotere daling van de grond voorgedaan dan was verwacht (de daling is volgens de berekeningen bijna verdubbeld: 24 tot 43 mm) en daardoor is het risico op schade als gevolg van een zodanige daling van de grond dus alleen maar toegenomen.

4.16.       Het verweer van BAM en Evides dat de bodemdaling sowieso zou zijn ingetreden en dus van schade geen sprake kan zijn, gaat niet op. De daling van de bodem is in elk geval eerder ingetreden dan het geval zou zijn als alleen een natuurlijke zakking aan de orde zou zijn. Dat betekent dat [eiser 1] c.s. eerder dan voor hen nodig zou zijn geweest als zij alleen met dalingen van de bodem geconfronteerd zouden zijn als gevolg van natuurlijke oorzaken maatregelen moet nemen om de nadelige gevolgen van die daling weg te nemen. Dat zijn kostenposten die als schade kunnen worden gekwalificeerd.

4.17.       In navolging van het afzinkkelder-arrest kan naar het oordeel van de rechtbank dus worden gezegd dat voor zover er schade bij [eiser 1] c.s. is ontstaan als gevolg van de bemalingswerkzaamheden van BAM het niet aanvaardbaar is dat die schade voor rekening en risico van [eiser 1] c.s. komt. De overige omstandigheden die de Hoge Raad in zijn overwegingen in het arrest noemt, doen zich in de onderhavige zaak eveneens voor: 1) het werk werd uitsluitend in het belang van Evides (en BAM) uitgevoerd, 2) voor [eiser 1] c.s. leverde dat geen voordeel op en 3) de schade die [eiser 1] c.s. mogelijk door de bodemdaling, veroorzaakt door de werkzaamheden van BAM, hebben geleden, behoort niet zonder meer tot hetgeen [eiser 1] c.s. in het maatschappelijk verkeer zouden moeten dulden bij werkzaamheden als de onderhavige en ten slotte 4) lag het op de weg van in dit geval Evides, die dat feitelijk ook heeft gedaan, om zich tegen aansprakelijkheid voor het toebrengen van schade aan derden te verzekeren

4.18.       De conclusie is dat BAM en Evides aansprakelijk worden gehouden voor de schade voor zover deze bij [eiser 1] c.s. is ontstaan als gevolg van de uitgevoerde bemalingswerkzaamheden van BAM, ook al hebben BAM en Evides bij de voorbereiding en de uitvoering van de werkzaamheden voldoende maatregelen genomen ter voorkoming van schade aan zaken van derden en de werkzaamheden verder op zorgvuldige wijze uitgevoerd. De vordering onder I (verklaring voor recht) is daarom toewijsbaar.

We zien daarmee, dat het ‘afzinkkelder-arrest’ een zelfstandige bron voor (een) schadevergoeding (-sverplichting) kan zijn. Het vonnis refereert in verband met de vastgestelde aansprakelijkheid immers niet aan artikel 6: 162 BW.

En blijkbaar is met een zorgvuldige voorbereiding van de opdracht een tijdens de uitvoering van de opdracht veel grotere verzakking van de bodem dan eerder door een deskundige ingeschat, en ook een veel langere duur van de bemalingswerkzaamheden dan eerder gepland, geen reden om (alsnog) onzorgvuldigheid in de zin van artikel 6: 162 BW aan te (moeten) nemen. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten