In het arrest Hof Arnhem-Leeuwarden 15 februari
2022, ECLI:NL:GHARL:2022:1150 is onder meer bepaald:
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2022:1150
3.28 Naar
het voorlopig oordeel van het hof kunnen de Gemeente en Aebi zich met
betrekking tot (de bezwaren van Ravo tegen) eis 23 niet beroepen op de
Grossmann-doctrine en rechtsverwerking. Zoals hierna zal worden uiteengezet
leidt eis 23 tot een fundamenteel gebrek in de aanbestedingsprocedure. De
redelijkheid en billijkheid die de rechtsverhouding tussen de aanbestedende
dienst en de inschrijver op grond van artikel 6:2 BW beheerst, brengt mee dat
bij een fundamenteel gebrek in de aanbestedingsstukken de aanbestedende dienst
zich er niet tegen kan verzetten dat een inschrijver dit gebrek in de procedure
voor de rechter aan de orde stelt, ook al heeft deze vóór de inschrijving
daarover geen bezwaren geuit. Bij zo een fundamenteel gebrek mag de
aanbestedende dienst er niet op vertrouwen dat de inschrijver door na te laten
vóór inschrijving actie te ondernemen, dit aspect niet meer aan de rechter ter
beoordeling kan voorleggen. Toepassing van eis 23 kan tot een andere opdracht
van de Gemeente leiden gedurende de (verlengde) looptijd van de hier aanbestede
opdracht. Volgens de Gemeente is dat op grond van de Aw 2012 toegestaan nu
reeds bij aankondiging van deze opdracht(en) daarin is voorzien en dat voor
alle gegadigden duidelijk kenbaar was. In zoverre is volgens haar geen sprake
van een nieuwe opdracht, maar van een zogenaamde herzieningsclausule in de zin
van artikel 2:163c Aw 2012. Ravo heeft bestreden dat daarvan sprake is nu eis
23 niet voldoet aan de eisen die dat artikel aan een herzieningsclausule stelt.
Dat is ook het oordeel van het hof. […]
3.29 Dit
betekent dat naar het oordeel van het hof eis 23 geen deel (meer) mag uitmaken
van deze aanbesteding. Deze eis moet daarom worden geëcarteerd en als niet
geschreven worden beschouwd.
Zie over dat, ook om andere redenen, interessante arrest, deze Blog:
https://keesvandewater.blogspot.com/2022/02/de-inkoopbehoefte-van-de-aanbestedende.html
Rechtbank Midden-Nederland 30 mei 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:3391 honoreert ook geen ‘Grossmann-verweer’:
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBMNE:2024:3391
3.8. In
recente jurisprudentie is de (vaak) strikte toepassing van de zogenaamde
hiervoor genoemde Grossmann-leer enigszins gerelativeerd. Het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden heeft in een arrest van 15 februari 2022
(ECLI:NL:GHARL:2022:1150) overwogen dat de redelijkheid en billijkheid die de
rechtsverhouding tussen de aanbestedende dienst en een gegadigde beheerst
meebrengt dat bij een fundamenteel gebrek in de aanbestedingsstukken de
aanbestedende dienst zich er niet tegen kan verzetten dat een inschrijver dit gebrek
in de procedure voor de rechter aan de orde stelt, zelfs al heeft deze vóór de
inschrijving daarover geen bezwaren geuit. Bij een zo fundamenteel gebrek mag
de aanbestedende dienst er niet op vertrouwen dat de inschrijver door na te
laten tijdig te klagen, dit aspect niet meer aan de rechter ter beoordeling kan
voorleggen.
3.9. Met
inachtneming van het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat
Kwintes niet haar rechten heeft verwerkt om tegen de door de Gemeente gekozen
aanbestedingsprocedure op te komen.
[…]
3.14. Op
grond van het voorgaande was de Gemeente dus voldoende bekend met de bezwaren
van Kwintes tegen de gekozen procedure. Dit is door de Gemeente in haar
conclusie van antwoord onder randnummer 13 ook als zodanig erkend, nu zij
daarin stelt dat Kwintes zorgen had over de vorm van de aanbestedingsprocedure.
Het is vervolgens aan de Gemeente als aanbestedende dienst om te beoordelen of
de door Kwintes geuite zorgen tot een aanpassing van de aanbestedingsprocedure
moeten leiden of niet. Dat Kwintes na haar vragen over de
aanbestedingsprocedure niet (tijdig) een kort geding is gestart en heeft ingeschreven
op de onderhandelingsprocedure betekent niet dat zij haar voor de inschrijving
geuite klachten over de gekozen procedure heeft laten varen. Gewezen wordt in
dit verband op de moeilijke positie waarin een gegadigde zich bevindt die
enerzijds de kans op de opdracht wilt behouden en anderzijds onregelmatigheden
in de procedure aan de orde wilt stellen. Zoals Kwintes tijdens de mondelinge
behandeling naar voren heeft gebracht zijn met name zorgaanbieders zoals
Kwintes voor de uitvoering van hun werkzaamheden afhankelijk van een
doorlopende goede samenwerking met de Gemeente. Gezien de in het spel zijnde
commerciële belangen is niet inschrijven vaak geen optie.
3.15. De
Gemeente heeft de kans gehad om op basis van de klachten van Kwintes voor de
inschrijvingstermijn de aanbestedingsprocedure aan te passen. Tijdens de
mondelinge behandeling heeft zij gesteld dat Kwintes na haar inschrijving op de
onderhandelingsprocedure niet meer is teruggekomen op haar bezwaren ten aanzien
van de keuze voor de procedure. Dit kan Kwintes niet worden tegengeworpen. Nu
zoals gezegd de Gemeente voldoende op de hoogte was van de bezwaren van Kwintes
ten aanzien van de gekozen aanbestedingsprocedure had het, wanneer zij daarover
twijfels had, op de weg van de Gemeente gelegen actief bij Kwintes navraag te
doen naar de stand van haar bezwaren met betrekking tot de gekozen procedure.
Dat heeft zij niet gedaan. De Gemeente heeft er juist voor gekozen om de
procedure niet aan te passen, omdat die procedure volgens haar geen onregelmatigheden
bevatte. Het komt dan voor risico van de Gemeente dat Kwintes hetzelfde nog
eens naar voren brengt in een kort geding als nu wordt gevoerd. Bovendien leidt
de keuze van de Gemeente voor de onderhandelingsprocedure, zoals hierna verder
zal worden uiteengezet, tot een fundamenteel gebrek in de
aanbestedingsprocedure. Zoals aan de orde is gekomen mag de aanbestedende
dienst in dat geval er niet op vertrouwen dat de inschrijver dit gebrek,
wanneer daarover niet tijdig zou zijn geklaagd, niet meer aan de rechter ter
beoordeling kan voorleggen. Van rechtsverwerking is dus geen sprake. De
vorderingen van Kwintes zullen daarom hierna inhoudelijk worden beoordeeld.
Een verkeerde aanbestedingsprocedure kiezen/volgen is dus ook een ‘fundamenteel gebrek’. Ik denk, terecht.
In relatie tot rechtsoverweging 3.15 van het arrest Hof Arnhem-Leeuwarden 15 februari 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:1150 merk ik op, dat de voorzieningenrechter thans ook belang hecht aan het (klaarblijkelijke) feit, dat de aanbestedende dienst de kans heeft gehad om op basis van de klachten van de ondernemer voor de inschrijvingstermijn de aanbestedingsprocedure aan te passen.
En in het voorkomend geval is blijkens het vonnis ook sprake van een ‘actieve navraag plicht’ voor de aanbestedende dienst, bij gebreke waarvan een ‘Grossmann-verweer’ niet slaagt.
In kwestie werd de ‘monopolisten-bepaling’ artikel 2.32 lid 1 sub b onder 2° Aanbestedingswet 2012 (‘mededinging om technische redenen ontbreekt’) niet correct toegepast door de aanbestedende dienst:
3.19. Met
het selecteren van twee gegadigden door de Gemeente voor de
onderhandelingsprocedure volgt dat de bezwaren van Kwintes tegen de gevolgde
procedure terecht zijn. Ook een door Kwintes aangedragen pand is kennelijk
volgens de Gemeente geschikt om de opdracht voor maatschappelijke opvang uit te
voeren. Dat betekent dat niet gesteld kan worden dat mededinging om technische
redenen ontbreekt, terwijl dat wel is vereist voor een geslaagd beroep op
artikel 2.32 lid 1 sub b onder 2 Aw. Anders dan in de gevallen van onderdelen a
en c van lid 1 van artikel 2.32 Aw, biedt het geval waarop de Gemeente zich
beroept, zijnde het geval van onderdeel b, geen ruimte voor een meervoudige
onderhandelingsprocedure. Het uitzonderingsgeval ontleent zijn bestaansrecht
juist aan de omstandigheid dat mededinging ontbreekt. Het is daarom niet
mogelijk om met meerdere, buiten de aanbesteding geselecteerde partijen een
procedure te doorlopen.
3.20. De
voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat de door de Gemeente aangedragen
redenen die een beroep op artikel 2.32 lid 1 sub b onder 2 zouden
rechtvaardigen ook geen technische redenen zijn in de zin van dat artikel. Dat
het volgens de Gemeente moeilijk is om een geschikt pand te vinden betekent
niet dat deze moeilijkheid een technische reden oplevert. Zoals blijkt uit de
onderhandelingsleidraad stelt de Gemeente ook geen uitzonderlijke eisen aan het
pand voor de maatschappelijke opvang. In ieder geval geen zodanige eisen dat
alleen het pand Liefdehuis geschikt is. Dat het lastig zou zijn om een goede
locatie te vinden heeft te maken met andere omstandigheden, zoals de
eigenschappen van de huidige vastgoedmarkt. Dat de pandeigenaar die de Gemeente
op het oog had als enige gerechtigd is over het pand te onderhandelen betreft
een juridisch beletsel. Juridische beletsels, zijn mede gelet op de voorbeelden
van technische redenen die in onderdeel 50 van de considerans van de
Aanbestedingsrichtlijn staan genoemd, niet te kwalificeren als technische
redenen in de zin van artikel 2:32 lid 1 b onder 2 Aw. Bovendien heeft de
Gemeente nagelaten aannemelijk te maken dat er geen redelijk alternatief of
substituut bestaat in de zin van derde lid van artikel 2:32 Aw dat eveneens een
vereiste is voor toepassing van de uitzonderingsgrond.
3.21. Dat
in 2022 voor onder andere de onderhavige opdracht wel een openbare
aanbestedingsprocedure is gevolgd, is overigens ook al een indicatie dat hier
geen sprake is van het ontbreken van mededinging om technische redenen. Wanneer
dus niet op voorhand duidelijk is dat alternatieven zijn uitgesloten, dient een
openbare reguliere aanbestedingsprocedure te worden uitgeschreven. Het beroep
van de Gemeente op artikel 2:32 lid 1 sub b onder 2 Aw faalt dus.
Het intrigeert mij, waarom (stug) wordt volgehouden aan de ‘monopolisten-bepaling’ terwijl blijkbaar twee, voor de aanbestedende dienst relevante, ondernemers is het spel zijn (waren).
Zie over het vonnis ook:
https://keesvandewater.blogspot.com/2024/05/de-ene-aankondiging-is-de-andere.html
Geen opmerkingen:
Een reactie posten