Dat een college van burgemeester en wethouders van een gemeente doorgaans
maar beter (doelmatig) ‘met beleid’, en dus niet ‘zomaar’, kan inkopen, wil niet zeggen, dat daartoe per se gemeentelijk inkoop- en
aanbestedingsbeleid als een ‘beleidsregel’ in de zin van het bepaalde in artikel
1: 3 leden 1 en 4 Algemene wet bestuursrecht (Awb):
1. Onder
besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan,
inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
[…]
4. Onder
beleidsregel wordt verstaan: een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet
zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen,
de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het
gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan.
Moet worden vastgesteld.
Inkoop (aankoop) bij een gemeente gaat vooral over ‘overheidsopdrachten’. Volgens artikel 2 lid 1 sub 5 van Richtlijn 2014/24/EU zijn overheidsopdrachten:
Schriftelijke overeenkomsten onder bezwarende titel
die tussen één of meer ondernemers en één of meer aanbestedende diensten zijn
gesloten en betrekking hebben op de uitvoering van werken, de levering van
producten of de verlening van diensten
Zulke overeenkomsten zijn ‘privaatrechtelijke rechtshandelingen’.
Ingevolge artikel 160 lid 1 sub d Gemeentewet is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de gemeente te besluiten.
En volgens artikel 4: 81 lid 1 Awb geldt in dat verband:
Een bestuursorgaan kan beleidsregels vaststellen met
betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid
uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid.
Er bestaat dus geen verplichting (‘kan’), maar het kan in het voorkomend geval doelmatig zijn om (een) beleidsregel (s) met betrekking tot inkoop (aankoop) vast te stellen.
Denk bijvoorbeeld aan het bepaalde in artikel 1.4 lid 1 Aanbestedingswet 2012:
Een aanbestedende dienst die of een
speciale-sectorbedrijf dat voornemens is een schriftelijke overeenkomst onder
bezwarende titel tot het verrichten van werken, leveringen of diensten te
sluiten, bepaalt op basis van objectieve criteria:
a. de
keuze voor de wijze waarop de aanbestedende dienst of het
speciale-sectorbedrijf voornemens is de overeenkomst tot stand te brengen;
b. de
keuze voor de ondernemer of ondernemers die worden toegelaten tot de
aanbestedingsprocedure.
Want artikel 4: 82 Awb luidt als volgt:
Ter motivering van een besluit kan slechts worden
volstaan met een verwijzing naar een vaste gedragslijn voor zover deze is
neergelegd in een beleidsregel.
Dat voorkomt dus (steeds) motiveren in het individuele concrete geval.
De doelmatigheid van beleidsregels wordt echter genuanceerd door de gebondenheid aan de beleidsregel (s) volgens het bepaalde in artikel 4: 84 Awb:
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de
beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben
die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met
de beleidsregel te dienen doelen.
Afwijken van (een) eenmaal vastgestelde beleidsregel (s) is dus duidelijk niet het uitgangspunt.
Een ‘afwijkingsbesluit’ is (dus) geen sinecure, en vergt de wettelijk vereiste omstandigheden en motivering.
Terughoudendheid met hetgeen wordt opgenomen in het gemeentelijke inkoop- en aanbestedingsbeleid lijkt dus op zijn plaats.
Hoe dan ook.
Ook zonder (een) beleidsregel (s) kan een (college van burgemeester en wethouders van een) gemeente met beleid inkopen.
Zie daartoe bijvoorbeeld (de) aanbestedende diensten die niet tevens (een) bestuursorgaan zijn (hebben).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten