vrijdag 4 oktober 2024

Eerlijk duurt (toch) het langst

Als ik het, terechte, vonnis Rechtbank Midden-Nederland 19 september 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:5561 lees:

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBMNE:2024:5561


3.8.         Volgens de Gemeenten is er sprake van verkeerde interpretatie van het bericht van 10 juli 2024 door KVDM. De Gemeenten stellen dat zij met de twijfels over zekerheid met betrekking tot uitvoering van de opdracht en het gewenste resultaat niet hebben gedoeld op de kwaliteiten van KVDM, maar wensten hiermee enkel aan te geven dat de inschrijvers die op de eerste en tweede plaats zijn geëindigd geen zorg kunnen dragen voor de gewenste uitvoering van de opdracht, aangezien zij hebben aangegeven dat zij niet langer beschikbaar zijn in de (gehele) door de Gemeenten uitgevraagde periode. De Gemeenten stellen voorts dat zij - met inachtneming van de gestanddoeningstermijn - de betreffende inschrijvers hadden kunnen verplichten om de opdracht uit te voeren, maar dat dit een risico met betrekking tot de zekerheid van de uitvoering van de opdracht met zich zou brengen welk risico bij gunning al bekend zou zijn. Zij stellen daarom niet aan de nummers 1 en 2 van het proces-verbaal van inschrijving, zoals onder 2.2 is weergegeven, te hebben gegund. Nu het voorgaande reeds in de intrekkingsbeslissing van 10 juli 2024 is opgenomen en later is verduidelijkt in de brief van 14 augustus 2024 van de Gemeenten aan KVDM stellen de Gemeenten dat zij voldoende transparant zijn geweest ten aanzien van deze reden tot intrekking en er van strijd met het gelijkheidsbeginsel dan ook geen sprake is.

3.9.         De door de Gemeenten ingenomen stellingen op dit punt kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet slagen. De Gemeenten hebben in de intrekkingsbeslissing van 10 juli 2024 en in de brief van 14 augustus 2024 alleen redenen genoemd waarom de uitvoering van de opdracht niet door de nummers 1 en 2 van het proces-verbaal van inschrijving kan worden gedaan. Er zijn geen redenen genoemd waaruit volgt waarom de opdracht niet door de nummer 3 in de rangorde, te weten KVDM, uitgevoerd kan worden. Dit had wel op de weg van de Gemeenten gelegen, temeer nu niet is gesteld of gebleken dat KVDM niet beschikbaar zou zijn of niet zou voldoen aan de door de Gemeenten uitgevraagde vereisten. In die omstandigheid is het daarom aannemelijk dat er voor de Gemeenten bij gunning van de opdracht aan KVDM voldoende zekerheid op een verantwoorde uitvoering van de opdracht zou bestaan die leidt tot het gewenste resultaat. Intrekking van de aanbesteding ligt in die situatie dus niet in de rede. Het voorgaande brengt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat de Gemeenten in hun bericht van 10 juli 2024 op dit punt niet duidelijke (voor de rechter toetsbare) redenen hebben gegeven voor de intrekking van de aanbesteding. Met andere woorden: de door de Gemeenten aangedragen argumenten op dit punt kunnen de beslissing om de Aanbestedingsprocedure in te trekken niet dragen. Dit kan anders zijn wanneer de inschrijfprijs van KVDM de door de Gemeenten geraamde waarde van de opdracht overschrijdt, hetgeen hierna verder wordt uiteengezet bij de bespreking van de verplichting om voor zoveel mogelijk maatschappelijk waarde voor de publieke middelen zorg te dragen.

[…]

3.12.       Volgens de Gemeenten verhoudt de inschrijving van KVDM zich niet tot de raming van de opdracht. In tegenstelling tot hetgeen door KVDM wordt gesteld zijn de in de Aanbestedingsprocedure uitgevraagde hoeveelheden bedoeld voor één jaar, en niet zoals KVDM stelt voor een periode van twee jaar, aldus de Gemeenten. Dit resulteert in een overschrijding van de raming door KVDM, aangezien de raming van de opdracht voor één jaar € 2.000.00 bedraagt en KVDM heeft ingeschreven met een prijs van € 2.843.427,84. Een dergelijke overschrijding van de geraamde opdrachtwaarde leidt volgens de Gemeenten niet tot het creëren van zo veel mogelijk maatschappelijke waarde voor publieke middelen, waardoor dit een van de redenen voor intrekking van de Aanbestedingsprocedure is geweest.

3.13.       De door de Gemeenten ingenomen stellingen op dit punt kunnen naar het oordeel van de rechtbank eveneens niet slagen. Vooropgesteld wordt dat het begrip ‘maatschappelijke waarde’ uit artikel 1.4 lid 2 Aw niet wordt gedefinieerd in de wet. Het doel van deze bepaling is om overheidsbeleid te creëren op het gebied van aanbestedingen waarmee besparingen worden gerealiseerd. Daarnaast vereist deze bepaling maatwerk per aanbesteding om te bezien wat in het concrete geval de beste kwaliteit voor de beste prijs is. Uit artikel 2.15 lid 3 Aw volgt vervolgens dat voor de raming van de waarde van de raamovereenkomst de aanbestedende dienst de waarden dient op te tellen van alle deelopdrachten die de aanbestedende dienst voornemens is binnen de duur van de raamovereenkomst te gunnen. Tijdens de mondelinge behandeling is door KVDM, als niet weersproken, toegelicht dat zij volgens deze systematiek haar inschrijfprijs heeft bepaald nu zij de uitgevraagde fictieve hoeveelheden voor initiële periode van twee jaar heeft “afgeprijsd”. Op die wijze is zij vervolgens tot haar inschrijfprijs van € 2.843.427,84 gekomen, die onder de door de Gemeenten geraamde waarde van € 4.000.000 voor de initiële looptijd blijft. Gezien het voorgaande had het op de weg van de Gemeenten gelegen de omstandigheden waarop zij haar stelling baseert dat uitgevraagde hoeveelheden bedoeld zijn voor één jaar, concreter toe te lichten en beter te onderbouwen, anders dan enkel tijdens de mondeling behandeling te verwijzen naar het feit dat de prijzen na één jaar worden geïndexeerd. Dat de prijs na één jaar wordt geïndexeerd betekent immers nog niet dat ook maar voor één jaar wordt ingeschreven. Daar komt bij dat de Gemeenten tijdens de zitting zelf hebben aangegeven dat uit het inschrijfbiljet niet volgt dat de op te geven inschrijfprijzen voor één jaar hebben te gelden. Uit het proces-verbaal van inschrijving volgt bovendien dat de meeste inschrijvingen met een inschrijfprijs van boven € 2.000.000 zijn gedaan, wat eveneens een indicatie vormt voor de omstandigheid dat de uitgevraagde prijs voor de initiële duur van de raamovereenkomst is.

[…]

3.17.       De voorzieningenrechter overweegt dat het zonder nadere toelichting van de Gemeenten onduidelijk is waarom het toevoegen van kwalitatieve eisen tot meer maatschappelijke waarde voor publieke middelen kan zorgen. Dit mede in het licht dat de Gemeenten eerder in de Aanbestedingsleidraad hebben toegelicht waarom alleen de prijs onderscheidend is en ook op basis daarvan een voorlopige gunningsbeslissing hebben genomen. Zonder die nadere toelichting hebben de Gemeenten niet voldaan aan de toets uit het onder 3.3 en 3.4 genoemde Croce Amica-arrest, waaruit de verplichting voor de Gemeenten voortvloeit om duidelijke redenen mede te delen die de intrekking kunnen rechtvaardigen. De redenen voor intrekking moeten een zekere mate van concreetheid bevatten omdat getoetst moet kunnen worden aan de aanbestedingsrechtelijke beginselen van transparantie en gelijke behandeling. De enkele stelling van de Gemeenten dat zij bij de beoordeling van de inschrijvingen op basis laagste prijs criterium tot het inzicht zijn gekomen dat zij middels kwalitatieve eisen meer maatschappelijke waarde voor publieke middelen kunnen realiseren is in dat kader onvoldoende concreet. De stelling van de Gemeenten dat ‘’kwaliteit’’ in de zin van art. 1.4 lid 2 Aw ruim moet worden geïnterpreteerd en dat dit ook betrekking kan hebben op andere aspecten dan productkwaliteit, zoals bijvoorbeeld social return, kan eveneens de beslissing om de Aanbestedingsprocedure in te trekken niet dragen. Uit paragraaf 2.12 van de Aanbestedingsleidraad volgt immers dat social return al onderdeel is van de huidige Aanbestedingsprocedure en die maatschappelijke waarde dus al in acht is genomen. Het voorgaande brengt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat de Gemeenten in hun bericht van 10 juli 2024 ook op dit punt niet duidelijke (voor de rechter toetsbare) redenen hebben gegeven om tot intrekking van de Aanbestedingsprocedure over te gaan.

Dan kan ik, helaas, alleen maar denken: ‘Eerlijk duurt (toch) het langst’. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten