Behalve wanneer het ARW 2016 wordt toegepast, zijn er bij ‘nationale’
aanbestedingsprocedures onder het Europese drempelbedrag geen verplichte (‘dwingende’)
uitsluitingsgronden.
Zie voor ‘uitzondering ARW 2016’ voornoemd, bijvoorbeeld het bepaalde in artikel 7.7.1 ARW 2016 en artikel 2.13.1 ARW 2016 rechterkolom.
Als in een ‘nationale’ aanbestedingsprocedures onder het Europese drempelbedrag vrijwillig, of verplicht volgens het ARW 2016, uitsluitingsgronden worden toegepast, dan heeft de aanbestedende dienst van doen met het bepaalde in artikel 1.19 Aanbestedingswet 2012:
1. Aanbestedende
diensten en speciale-sectorbedrijven die uitsluitingsgronden of
geschiktheidseisen stellen, verlangen van een ondernemer dat hij bij zijn
verzoek tot deelneming of zijn inschrijving met gebruikmaking van het daartoe
vastgestelde model een eigen verklaring indient en geven daarbij aan welke
gegevens en inlichtingen in de eigen verklaring moeten worden verstrekt.
2. De
artikelen 2.55, 2.84, 2.85 en 2.102 zijn van overeenkomstige toepassing.
Bij een Europese aanbestedingsprocedure, vanaf het Europese drempelbedrag, gelden er, ingevolge artikel 2.86 Aanbestedingswet 2012, verplichte (‘dwingende’) uitsluitingsgronden.
En vindt het bepaalde in artikel 2.85 lid 1 Aanbestedingswet 2012 toepassing:
De
aanbestedende dienst verlangt van een ondernemer dat hij bij zijn verzoek tot
deelneming of zijn inschrijving met gebruikmaking van het daartoe vastgestelde
model een eigen verklaring indient en geeft daarbij aan welke gegevens en
inlichtingen in de eigen verklaring moeten worden verstrekt.
Inzake de ‘eigen verklaring’ voornoemd is het bepaalde in artikel 2.84 Aanbestedingswet 2012 relevant:
1. Een
eigen verklaring is een verklaring van een ondernemer waarin deze aangeeft:
a. of
uitsluitingsgronden op hem van toepassing zijn;
b. of
hij voldoet aan de in de aankondiging of in de aanbestedingsstukken gestelde
geschiktheidseisen;
c. of
hij voldoet of zal voldoen aan de technische specificaties en
uitvoeringsvoorwaarden die milieu en dierenwelzijn betreffen of die gebaseerd
zijn op sociale overwegingen;
d. of
en op welke wijze hij voldoet aan de selectiecriteria.
2. De
gegevens en inlichtingen die in een verklaring kunnen worden verlangd en het
model of de modellen van die verklaring worden bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur vastgesteld.
En de daarin genoemde ‘algemene maatregel van bestuur’ is het ‘Aanbestedingsbesluit’:
https://wetten.overheid.nl/BWBR0032919/2022-01-01/0
Artikel 2 lid 3 van het Aanbestedingsbesluit luidt als volgt:
Het model of de modellen van de eigen verklaring
worden vastgesteld bij ministeriële regeling.
De ‘ministeriële regeling’ voornoemd is oorspronkelijk de ‘Regeling van de Minister van Economische Zaken van 23 juni 2016, nr. WJZ/16087848, tot wijziging van de Regeling modellen eigen verklaring’ die thans de ‘Regeling modellen eigen verklaring’ wordt genoemd:
https://wetten.overheid.nl/BWBR0033051/2016-07-01/0
In artikel 1 van de Regeling modellen eigen verklaring is het volgende bepaald:
Als model voor de eigen verklaring, bedoeld in artikel
2.84 van de Aanbestedingswet 2012, wordt aangewezen het standaardformulier,
bedoeld in bijlage 2, van de Uitvoeringsverordening (EU), nr. 2016/7 van de
Commissie van 5 januari 2016 houdende een standaardformulier voor het Uniform
Europees Aanbestedingsdocument (PbEU 2016, L3), met uitzondering van deel IV,
onderdelen A tot en met D, van dat formulier.
In het voorkomend geval geldt dus een wettelijke verplichting voor de aanbestedende dienst om het Uniform Europees Aanbestedingsdocument (UEA) toe te passen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten