zaterdag 21 december 2024

Een beeldbestek gunnen op laagste prijs

Ook bij een beeldbestek is het mogelijk te gunnen op laagste prijs.

Dat volgt namelijk uit het vonnis Rechtbank Rotterdam 4 december 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:12604:

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2024:12604


4.8.         In afwijking van voornoemd uitgangspunt kan het speciale-sectorbedrijf gunnen op grond van de laagste prijs. Dit is mogelijk als de keuze voor toepassing van het criterium ‘beste prijs-kwaliteitsverhouding’ ondoelmatig is. De keuze mag ondoelmatig worden geacht als niet te verwachten valt dat met het criterium een zodanige ruimte voor marktpartijen wordt gecreĆ«erd dat zij zich voldoende uitgedaagd zullen voelen om duurzame en innovatieve oplossingen aan te bieden. Voor de beoordeling van de doelmatigheid moet worden gekeken naar alle omstandigheden van het geval, waarbij het in het bijzonder aankomt op het voorwerp van de aanbesteding, de markt waarin de aanbesteding plaatsvindt en of te verwachten valt dat de markt zich in de aanbesteding kan onderscheiden met duurzame en innovatieve oplossingen. Een afwijking van het uitgangspunt door het toepassen van het criterium ‘laagste prijs’ moet deugdelijk in de aanbestedingsstukken worden gemotiveerd (art. 2.114 lid 4 Aw).

[…]

4.12.       Het is aannemelijk dat Stedin tegen die achtergrond geen gunningscriteria heeft kunnen vaststellen ter bevordering van het onderscheidend vermogen. Het feit dat een opdrachtnemer binnen de kaders van het beeldbestek de vrijheid heeft om te bepalen hoe hij de opdracht uitvoert, rechtvaardigt niet de conclusie dat Stedin kwalitatieve gunningscriteria had moeten hanteren. Stedin heeft immers voldoende aannemelijk gemaakt dat de suggestie van Donker dat marktpartijen zich zouden kunnen onderscheiden op processen, waarborgen, ervaring of een extra trede op de veiligheids- en duurzaamheidsladders geen meerwaarde voor haar oplevert en dat deze elementen nagenoeg gelijk kunnen worden ingevuld door alle partijen die actief zijn in de markt. Zij mocht redelijkerwijs verwachten dat met het criterium ‘beste prijs-kwaliteitverhouding’ geen ruimte voor marktpartijen werd gecreĆ«erd om duurzame en innovatieve oplossingen aan te bieden, bij gebreke van dergelijke oplossingen. De keuze voor de toepassing van dit criterium zou dan ook ondoelmatig zijn geweest.

Het vonnis is in lijn met Rechtbank Midden-Nederland 8 september 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:4356:

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBMNE:2021:4356


3.24.       De hoofdregel is dat de economisch meest voordelige inschrijving wordt bepaald aan de hand van de beste prijs kwaliteitsverhouding. Deze hoofdregel geeft invulling aan de verplichting van de aanbestedende dienst om zoveel mogelijk maatschappelijke waarde te doen leveren voor de publieke middelen (artikel 1.4 lid 2 Aw 2012). Beoogd wordt om de markt zoveel mogelijk uit te dagen tot innovatie en duurzaamheid. Een aanbestedende dienst zal in afwijking van deze hoofdregel voor toepassing van het criterium van de laagste prijs mogen kiezen, mits daarvoor een goede motivering wordt gegeven. Van een goede motivering is onder andere sprake als de keuze voor toepassing van het criterium beste prijs-kwaliteitsverhouding ondoelmatig is. Of dat zo is, is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval, zoals het voorwerp van de aanbesteding, de markt waarin de aanbesteding plaatsvind en of niet te verwachten valt dat de markt zich in de aanbesteding kan onderscheiden met innovatieve en duurzame oplossingen.

In dat Utrechtse vonnis werd ook geoordeeld:


3.26.       De strekking van deze motivering is dat alle kwaliteitseisen al zijn neergelegd in het Programma van Eisen en dat er daardoor weinig tot geen kwaliteitseisen meer zijn op grond waarvan gegadigden zich van elkaar kunnen onderscheiden. De keuze voor toepassing van het criterium beste prijs-kwaliteitsverhouding is met andere woorden ondoelmatig, omdat alle kwaliteitseisen al in het kader van het Programma van Eisen worden gesteld. [eiseres] heeft onvoldoende twijfel gezaaid dat deze motivering niet deugt. De voorbeelden die zij daarvoor aandraagt (punt 7.10 van haar pleitnota) zijn, zoals NS Stations aanvoert, al verdisconteerd in het Programma van Eisen en de prijs. Ten aanzien van het voorbeeld dat [eiseres] twee opties heeft gegeven voor dienstverlening die zij voor NS Stations kan uitvoeren, geldt dat het aan NS Stations is om te bepalen of zij die dienstverlening wil inkopen en dat is niet het geval.

Verder acht het Rotterdamse vonnis een langdurige raamovereenkomst niet per se een ‘fundamenteel gebrek’:


4.18.       […] Het gaat hier niet om een zo wezenlijke fout dat een beroep op (de variant van rechtsverwerking uit) het Grossmann-arrest c.a. uitgesloten is. Zowel de wet als de EU-richtlijn waarop deze gebaseerd is achten raamovereenkomsten voor onbepaalde tijd onaanvaardbaar, maar langdurige raamovereenkomsten niet zonder meer.

Lees ook:

https://keesvandewater.blogspot.com/2024/11/flexibiliteit-van-marktpartijen-in-de.html 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten