Rechtbank Midden-Nederland 10 februari 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:504:
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBMNE:2021:504
3.5. Dit
leidt ertoe dat de voorzieningenrechter onder meer moet toetsen aan het
zorgvuldigheidsbeginsel van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht
(hierna: Awb), dat op grond van artikel 3:1 lid 2 Awb en artikel 3:14 van het
Burgerlijk Wetboek ook hier toepassing vindt.9 Dit zorgvuldigheidsbeginsel
verlangt van een aanbestedende dienst dat zij bij de voorbereiding van een
beslissing de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten en af te wegen
belangen. Dit kan onder meer betekenen dat de aanbestedende dienst moet nagaan
of de materiële inhoud van de inschrijving waaraan een vormfout kleeft aan de
eisen voldoet en – in dat geval – of de vormfout zich voor herstel leent.10 Dit
strookt met de doelstelling van aanbestedingsprocedures om overheidsopdrachten
open te stellen voor mededinging.
3.6. De
aanbestedende dienst zal een inschrijving in ieder geval kunnen en moeten uitsluiten
als na een voldoende zorgvuldig onderzoek blijkt dat in de inschrijvingsdocumenten,
als geheel beschouwd, niet alle verlangde informatie is verstrekt die nodig is
voor de inhoudelijke beoordeling van de inschrijving waarvan de juistheid - ten
tijde van het sluiten van de inschrijvingstermijn - niet achteraf op objectieve
wijze kan worden aangetoond. In dat geval zal immers gelden dat een aanvulling,
verduidelijking en/of verbetering neerkomt op het indienen van een nieuwe
inschrijving na het sluiten voor de daarvoor geldende termijn, die - als niet
alle inschrijvers daartoe gelegenheid wordt geboden - gelet op het
gelijkheidsbeginsel zonder meer ontoelaatbaar is.11
3.7. In
andere gevallen kan uit het zorgvuldigheidsbeginsel voortvloeien dat een
aanbestedende dienst bij een inschrijver navraag moet doen en/of gelegenheid
moet bieden voor aanvulling, verduidelijking en/of verbetering, binnen de
perken van de aanbestedingsrechtelijke beginselen van gelijkheid en
transparantie. Als een inschrijvingsdocument, zoals een formulier, na het
sluiten voor de daarvoor geldende termijn niet of onvolledig is ingevuld,
brengt dat gelet op het voorgaande niet altijd mee dat een aanbestedende dienst
de inschrijving zonder meer ongeldig mag verklaren. Is de verlangde informatie
door de inschrijver tijdig verstrekt in de inschrijvingsdocumenten of valt deze
informatie onmiskenbaar daaruit af te leiden, maar is deze niet opgenomen in
het juiste document of op de juiste plaats, dan dient de aanbestedende dienst
dit in beginsel op te vatten als een herstelbare vergissing. Het uitsluiten van
een inschrijving op uitsluitend deze grond vormt in beginsel een onaanvaardbare
beperking van de toegang tot de aanbestedingsprocedure, die de eerlijke
mededinging om overheidsopdrachten eerder schaadt dan bevordert. Het ligt in
deze gevallen op de weg van de aanbestedende dienst om de inschrijver indien
nodig in de gelegenheid te stellen de inschrijving nader toe te lichten of te
herstellen zodat de materiële inhoud van de inschrijving - als dat nodig is -
overeenstemt met de vormvereisten (zonder dat dat ertoe mag leiden dat, als
gevolg van het aandragen van nieuwe informatie, in werkelijkheid een nieuwe
inschrijving wordt ingediend). Is de verstrekte informatie niet volkomen
duidelijk maar kan de verlangde informatie daarin wel besloten liggen, dan
geldt hetzelfde. In beginsel is - anders dan Gemeente Utrecht naar eigen zeggen
heeft gemeend - niet van belang hoeveel kennelijke vergissingen,
onduidelijkheden en slordigheden een ingevuld formulier bevat, omdat dit niet
zonder meer meebrengt dat daarvan niet in overeenstemming met het voorgaande
herstel of verduidelijking mogelijk zou zijn. Hierbij moet worden bedacht dat
fouten zelden alleen komen, en de beginselen van gelijkheid en transparantie
niet verlangen dat een inschrijver daarop wordt afgerekend.
[…]
3.10. Normec
Aquaserva heeft het UEA ondertekend en tijdig ingediend, maar heeft deel IIIB
niet ingevuld. Volgens Gemeente Utrecht is dat een fatale fout die tot
uitsluiting leidt, omdat hierdoor geen goede beoordeling van de uitsluitingsgronden
mogelijk is (zie de beslissing, aangehaald in 2.2). Terecht heeft Normec
Aquaserva aangevoerd dat het zeer voor de hand ligt dat het oningevuld laten
van dit onderdeel op een vergissing berust en dat Gemeente Utrecht dat had
moeten begrijpen. Normec Aquaserva zou bij gebreke van die vergissing zowel ten
aanzien van ‘Belastingen’ als ‘Sociale premies’ ‘ja’ hebben aangekruist, aldus
Normec Aquaserva. Normec Aquaserva kan ook - zo staat als onweersproken vast -
aantonen dat zij op 28 augustus 2020, kort voor het sluiten van de
inschrijftermijn, aan de verplichtingen met betrekking tot belastingen en
sociale premies heeft voldaan. Normec Aquaserva heeft in dat verband als
productie 9 een brief van de Belastingdienst (‘Verklaring betalingsgedrag
loonheffingen’) overgelegd. Gemeente Utrecht heeft niet weersproken (a) dat aan
de hand daarvan objectief kan worden vastgesteld13 dat Normec Aquaserva deel
III B in overeenstemming met de waarheid bevestigend had kunnen invullen én (b)
dat het zeer voor de hand ligt dat Normec Aquaserva dat zou hebben gedaan als
zij de UEA op dit punt zou hebben ingevuld. In het licht van wat in 3.5 tot en
met 3.7 werd uiteengezet moest Gemeente Utrecht in dit geval naar aanleiding
van deze kennelijke vergissing navraag doen en moest zij Normec Aquaserva in de
gelegenheid stellen het UEA te herstellen, en mocht zij de inschrijving niet
uitsluiten zonder dat te hebben gedaan. Het lijdt geen twijfel dat dat tot de
uitkomst zou hebben geleid dat het UEA op dit punt aan de vereisten voldoet.
Ik ken het dossier niet, maar ik durf te beweren, dat de gemeente
Utrecht in augustus 2020 niet het (laatste) UEA van juli 2020 heeft gebruikt, maar
dat van juni 2017. Zie (namelijk) r.o. 3.9. van het vonnis.
Strikt formeel vraag ik me af, of uit de inschrijving van eiseres blijkt,
dat eiseres de (volgens vaste jurisprudentie vereiste objectief vast te stellen)
bedoeling had, de betreffende (bovenste) bolletjes met ‘ja’ aan te vinken.
Blijkbaar is namelijk, zie hierboven, een brief van de Belastingdienst nodig,
en ik weet niet of die brief bij de inschrijvingsstukken zat.
Maar ja…..
Als je zelf niet het meest recente aanbestedingsstuk, dat het
betreffende gebrek nota bene had voorkomen, gebruikt.
En als, al dan niet naar analogie, als ‘richtsnoeren-aanbestedingsrecht’
ook geldt volgens artikel 2.21.6 ARW 2016:
“In het geval van een gebrek in de eigen verklaring of
in geval van een gebrek met betrekking tot de bewijsmiddelen stelt de
aanbesteder de betreffende ondernemer in de gelegenheid om het gebrek te
herstellen binnen een termijn van 2 werkdagen, te rekenen vanaf de dag van
verzending van een verzoek daartoe. De aanbesteder verzendt dit bericht per fax
of elektronisch bericht. Indien de aanbesteder het gevraagde niet binnen de
daartoe gestelde termijn heeft ontvangen of indien het gebrek niet door het
antwoord is hersteld, komt de ondernemer niet in aanmerking voor verdere
deelname aan de procedure.”
En als je het UEA ook op een ander deel verkeerd toepast/interpreteert.
En als je bij een andere inschrijver…… etc.
Wat kun je dan verwachten?
Lees ook:
https://keesvandewater.blogspot.com/2018/09/de-bedoeling.html
en
https://keesvandewater.blogspot.com/2019/07/kennelijke.html