vrijdag 28 januari 2022

Een belang

Rechtbank Amsterdam 10 januari 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:121:

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2022:121

4.7.         Het verweer van de Gemeente, dat TopSail in dit kort geding geen beroep kan doen op de vermeende wezenlijke wijziging, althans geen belang heeft, omdat zij zelf niet op de aanbesteding heeft ingeschreven, slaagt niet. Daargelaten de vraag of TopSail, die als onderaannemer samen met [naam bedrijf 1] B.V. heeft meegedongen in de aanbesteding, als inschrijver of derde moet worden aangemerkt, heeft ook een derde die zelf voor de gunning in aanmerking wil komen, er een belang bij dat in geval van een wezenlijke wijziging opnieuw wordt aanbesteed.

Volgt (terecht) HvJEU 2 september 2021 in de gevoegde zaken C‑721/19 en C‑722/19 (Sisal):

https://keesvandewater.blogspot.com/2021/09/aantonen-er-belang-bij-te-hebben.html

Artikel 4.15 lid 2 sub b Aanbestedingswet 2012 luidt verder als volgt:

2.            De vordering tot vernietiging wordt door een ondernemer die zich door een gunningsbeslissing benadeeld acht ingesteld:

[…]

b.            in andere gevallen dan bedoeld in onderdeel a, voor het verstrijken van een periode van zes maanden, ingaande op de dag na de datum waarop de overeenkomst is gesloten.

Het vonnis:

4.8.         Zoals de Gemeente terecht heeft aangevoerd is de overeenkomst met een beroep op deze grond echter niet meer aantastbaar. Indien er veronderstellenderwijs vanuit wordt gegaan dat sprake was van een wezenlijke wijziging op het moment dat [naam bedrijf 2] zich uit de combinatie terugtrok, dan had de Gemeente de opdracht opnieuw moeten aanbesteden. Dat heeft zij niet gedaan, zodat ervan uit wordt gegaan (nog steeds veronderstellend dat sprake is van een wezenlijke wijziging) dat zij de opdracht onderhands opnieuw heeft gegund aan een andere opdrachtnemer. Op grond van artikel 4.15 Aw 2012 had TopSail in dat geval binnen zes maanden een vordering tot vernietiging van de (nieuwe) overeenkomst moeten instellen. Ook dat is niet gebeurd. Bij brief van 18 januari 2021 heeft TopSail op dit onderdeel slechts bezwaar gemaakt bij de Gemeente en na een afwijzingsbrief van de Gemeente heeft zij tot aan dit kort geding verder geen stappen meer ondernomen. Onduidelijk is overigens wanneer TopSail op de hoogte is geraakt van het vertrek van [naam bedrijf 2] en hoe zij aan de afscheidsbrief van [naam bedrijf 2] 25 augustus 2020 is gekomen. Dat doet ook niet meer ter zake. Aangenomen moet immers worden dat niet het moment dat klager van de gewijzigde overeenkomst op de hoogte raakte bepalend is voor de zes maanden termijn, maar het moment dat de overeenkomst zodanig is gewijzigd dat de opdracht opnieuw moet worden aanbesteed (zie nogmaals het advies 2018/469 van de CvA). Dat zal waarschijnlijk (nogmaals ervan uitgaande dat sprake was van een wezenlijke wijziging) in de zomer van 2020 zijn geweest. Uit voormelde brief en de gegevens van de Kamer van Koophandel volgt dat [naam bedrijf 2] vanaf 13 juli 2020 geen bestuurder meer was van [naam bruiklener] . Als wordt aangenomen dat op dat moment sprake is geweest van een wezenlijke wijziging, heeft TopSail daartegen te laat en niet actief genoeg opgetreden. De overeenkomst kan niet meer worden aangetast vanwege de vermeende wezenlijke wijziging en de vordering om de daaruit voortvloeiende erfpachtuitgifte te verbieden, wordt afgewezen.


woensdag 19 januari 2022

Uitvoeringskosten in de RAW inschrijvingsstaat

Artikel 01.01.03.02 van de Standaard RAW Bepalingen 2020 luidt deels als volgt:

“In elke op te geven prijs per eenheid, respectievelijk in elk totaalbedrag van een resultaatsverplichting met de eenheid ‘EUR’ (voor het subtotaal), moeten alle kosten zijn begrepen die voor het tot stand brengen van de resultaatsverplichting moeten worden gemaakt, met inbegrip van de tot die resultaatsverplichting behorende (gebundelde) bestekspost(-en), doch met uitzondering van de in lid 03 van dit artikel bedoelde kosten. […]”

En in artikel 01.01.03.03 van de Standaard RAW Bepalingen 2020 is opgenomen:

“In een prijs per eenheid, respectievelijk in een totaalbedrag van een resultaatsverplichting met de eenheid ‘EUR’ (voor het subtotaal), mogen geen eenmalige kosten, uitvoeringskosten, algemene kosten, winst en risico en korting zijn begrepen; deze moeten na het subtotaal worden opgenomen in de desbetreffende posten van de ontleding van de inschrijvingssom.”

Als de Standaard RAW Bepalingen 2020 tot de aanbestedingsstukken behoren volgens artikel 1.1 Aanbestedingswet 2012:

“alle stukken die door de aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf worden opgesteld of vermeld ter omschrijving of bepaling van onderdelen van de aanbesteding of de procedure”.

Het ARW 2016 van toepassing is verklaard op de aanbestedingsprocedure.

En als het in het RAW-bestek voorgeschreven werk objectief gezien ‘uitvoeringskosten’, denk bijvoorbeeld aan (het niet in een bestekspost opgenomen) ‘uitzetten van het werk’, ‘huur schaftkeet’, ‘uitvoering laboratoriumproeven’, en ‘kosten uitvoerder’, met zich meebrengt c.q. tot gevolg heeft.

En de inschrijver zet de uitvoeringskosten in de ‘staart’ (na het subtotaal) van de RAW inschrijvingsstaat op ‘nul’ (‘0’).

En de inschrijver geeft geen ‘korting’ in de ‘staart’ (na het subtotaal) van de RAW inschrijvingsstaat.

En de ‘eenmalige kosten’, de ‘algemene kosten’ en ‘winst en risico’ staan ook op ‘nul’ (‘0’). Overigens los van de principiële vraag, of de uitvoeringskosten volgens de RAW systematiek verwerkt (zouden) mogen worden in de ‘eenmalige kosten’, de ‘algemene kosten’ en ‘winst en risico’.

Dan kan de conclusie niet anders zijn, dan dat de inschrijver de uitvoeringskosten in de prijzen per eenheid, een andere plaats op de inschrijvingsstaat is er namelijk niet, heeft verwerkt/opgenomen.

En dat mag (dus) niet volgens het bepaalde in artikel 01.01.03.02 en artikel 01.01.03.03 van de Standaard RAW Bepalingen 2020 voornoemd.

En dat leidt tot ongeldigheid van de inschrijving volgens bijvoorbeeld artikel 2.32.1 ARW 2016:

“Een inschrijving die niet voldoet aan de eisen gesteld in dit reglement, de aankondiging en de voor inschrijving relevante aanbestedingsstukken, is ongeldig.”

Dienovereenkomstige bepalingen zijn bijvoorbeeld artikel 3.35.1 ARW 2016 en artikel 7.21.1 ARW 2016.

De ongeldigheid volgt overigens ook uit het bepaalde in artikel 01.01.04.03 van de Standaard RAW Bepalingen 2020:

“Als de toelichting van de inschrijver als bedoeld in het vorige lid niet binnen de gestelde termijn is ontvangen of als uit de gegeven toelichting niet blijkt dat aan het bepaalde in artikel 01.01.03 is voldaan, deelt de aanbesteder schriftelijk mee dat de ontleding van de inschrijvingssom niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 01.01.03 is en wijst hij de desbetreffende inschrijving als ongeldig af.”

Voor RAW-raamovereenkomsten is een en ander niet anders. Zie daartoe de artikelen 01.01.06.02, 01.01.06.03 en 01.01.07.03 van de Standaard RAW Bepalingen 2020.

En daar doet Rechtbank Den Haag 19 oktober 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:13935 niks aan af.

Het is zelfs zo, dat r.o. 4.6 van dat vonnis in beginsel ook van een en ander uitgaat:

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2016:13935

“In vervolg op voormelde stelling heeft de Gemeente ter zitting ook haar vraagtekens gezet bij de hoogte van bepaalde door Ziut geoffreerde eenheidsprijzen en bij de stellingen van Ziut dat zij de staartkosten niet in haar eenheidsprijzen heeft verwerkt. Volgens de Gemeente zijn deze kosten er wel en zijn die dus elders verwerkt. De ongeldigverklaring van de inschrijving van Ziut is echter niet op deze grond gebaseerd en het is niet toegestaan om deze ter zitting nog aan te vullen. Overigens lijkt de Gemeente dit ook niet te hebben beoogd met haar niet nader geconcretiseerde opmerking hierover.”

Lees (terzijde) ook:

https://keesvandewater.blogspot.com/2020/09/sinterklaas-en-superman.html

en

https://keesvandewater.blogspot.com/2020/04/prijzen-en-bedragen.html

en

https://keesvandewater.blogspot.com/2022/01/direct-en-op-eigen-initiatief.html

  

woensdag 12 januari 2022

Motiveringsplicht

HvJEU 7 september 2021 in zaak C-927/19 (Klaipėdos regiono atliekų tvarkymo centras):

https://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf?text=&docid=245661&pageIndex=0&doclang=nl&mode=req&dir=&occ=first&part=1&cid=6868454

123         Bij deze afweging moet er bovendien rekening mee worden gehouden dat een afgewezen inschrijver, wanneer hij niet over voldoende informatie beschikt op grond waarvan hij kan verifiëren of het besluit van de aanbestedende dienst, waarbij de betreffende opdracht aan een andere ondernemer is gegund, onjuist of onrechtmatig is, in de praktijk geen gebruik kan maken van zijn recht op een doeltreffende voorziening in rechte tegen een dergelijk besluit zoals bedoeld in artikel 1, leden 1 en 3, van richtlijn 89/665, of dat nu - overeenkomstig lid 5 van dit artikel - in het kader van een beroep bij de aanbestedende dienst is, dan wel in het kader van een beroep bij de rechter. Om dit recht te eerbiedigen moet de aanbestedende dienst dus niet alleen een motivering geven van zijn besluit om bepaalde gegevens als vertrouwelijk te behandelen, maar moet hij ook - voor zover mogelijk en voor zover die mededeling niet afdoet aan het vertrouwelijke karakter van de specifieke gegevens waarvan bescherming vanwege dat karakter gerechtvaardigd is - op neutrale wijze de essentie van de inhoud ervan meedelen aan de inschrijver die erom verzoekt, in het bijzonder de inhoud van de gegevens betreffende de doorslaggevende aspecten van zijn besluit en de geselecteerde inschrijving.

124         De verplichting van de aanbestedende dienst om de als vertrouwelijk beschouwde informatie van de geselecteerde inschrijver te beschermen, mag namelijk niet zo ruim worden opgevat dat het motiveringsvereiste daardoor volledig wordt uitgehold (zie in die zin arrest van 15 juli 2021, Commissie/Landesbank Baden-Württemberg en GAR, C‑584/20P en C‑621/20P, EU:C:2021:601, punt 120) en dat deze verplichting afbreuk doet aan het nuttig effect van artikel 1, leden 1 en 3, van richtlijn 89/665, dat in het bijzonder de lidstaten verplicht om te voorzien in doeltreffende beroepsprocedures. De aanbestedende dienst kan daartoe, voor zover zijn nationale recht dat toelaat, met name bepaalde aspecten en de technische kenmerken van een inschrijving van een gegadigde of inschrijver samengevat meedelen, zodat de vertrouwelijke informatie niet kan worden achterhaald.

Vindt terecht toepassing in Rechtbank Den Haag 15 oktober 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:14023:

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2021:14023

5.26.       Verder heeft Wallaard zich op het standpunt gesteld dat de gunningsbeslissing niet met inachtneming van artikel 3.39.4. ARW 2016 is gemotiveerd. In dat artikel is bepaald dat de gunningsbeslissing ten minste de relevante redenen van de beslissing, waaronder de kenmerken en relatieve voordelen van de uitgekozen inschrijving dient te bevatten. In de gunningsbeslissing is ten aanzien van de uitgekozen inschrijving, te weten de inschrijving van Dura, de inschrijvingssom, de behaalde korting en de totaal fictieve inschrijvingssom opgenomen. Volgens Wallaard had de Gemeente in de gunningsbeslissing ook moeten vermelden waarom Dura het volgens de beoordelingscommissie beter heeft gedaan dan Wallaard. De Gemeente heeft aangevoerd dat de gunningsbeslissing wel aan de motiveringseisen voldoet, nu in de beslissing ten aanzien de geselecteerde inschrijver enkel de eindscores bekend hoeven te worden gemaakt.

5.27.       De voorzieningenrechter is met Wallaard van oordeel dat de Gemeente niet aan haar motiveringsplicht heeft voldaan.

5.28.       Gelet op het belang van een afgeschreven inschrijver om in de praktijk gebruik te kunnen maken van zijn recht op een doeltreffende voorziening in rechte tegen een gunningsbeslissing, dient de aanbestedende dienst - voor zover mogelijk en voor zover die mededeling niet afdoet aan het vertrouwelijke karakter van de winnende inschrijving - op neutrale wijze de inhoud van de gegevens betreffende de doorslaggevende aspecten van de uitgekozen inschrijving in het voorlopige gunningsbeslissing te vermelden. De aanbestedende dienst kan daartoe met name bepaalde aspecten en de technische kenmerken van een inschrijving van de winnaar samengevat meedelen, zodat de vertrouwelijke informatie niet kan worden achterhaald. In dit geval blijkt uit het door de Gemeente in de motivering van de voorlopige gunningsbeslissing vermelde overzicht van de (fictieve) inschrijvingssommen en behaalde kortingen dat Dura bijna de maximaal haalbare fictieve korting heeft gescoord. Hieruit volgt dat Dura op bijna alle subgunningscriteria voor wat betreft de kwaliteit van de inschrijving (veel) meerwaarde heeft geboden en dus ook veel meer dan Wallaard. Op basis hiervan moet in redelijkheid aan Wallaard kunnen worden uitgelegd welke relatieve voordelen de inschrijving van Dura volgens de Gemeente heeft.

5.29.       De Gemeente heeft hieraan niet voldaan. Dit brengt met zich dat de voorlopige gunningsbeslissing niet in stand kan blijven. De Gemeente zal, indien zij de aanbesteding wenst voort te zetten, op basis van de gedane beoordeling een nieuwe voorlopige gunningsbeslissing kunnen nemen en daarbij die beslissing met inachtneming van de eisen van artikel 3.39.4. ARW 2016 motiveren. In dat geval zal weer een nieuwe rechtsbeschermingstermijn gaan lopen.

Het arrest van het HvJEU voornoemd is (reeds) bevestigd door HvJEU 21 december 2021 in zaak C‑497/20 (Randstad Italia).

Lees (eerder) ook:

https://keesvandewater.blogspot.com/2021/09/bekendmaking-van-de-eindscores.html

donderdag 6 januari 2022

Snippergroen en (andere) speculatieve grondaankopen

Een burger in een niet ondenkbare situatie naar aanleiding van Hoge Raad 26 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1778:


Het snippergroen aan de voorkant van mijn huis werd in de openbare selectieprocedure van de gemeente verkocht aan een stel uit de andere kant van het dorp. Vervolgens pleegden zij geen onderhoud. Het zag er op een gegeven moment niet meer uit. Ben dus met ze in gesprek gegaan. Ze wilden het wel aan mij verkopen. Maar wel met een ‘redelijke winst’. ‘Marktwerking’ noemden ze dat. Tsja, wat doe je dan? Mijn huis daalde inmiddels ook in waarde. Heb het snippergroen maar van ze gekocht. Voor de vraagprijs.

Hoe voorkom je dit als gemeente?

Door snippergroen te verkopen met een groenonderhoudsverplichting volgens bijvoorbeeld CPV 77314000-4, Onderhoud van terreinen.

Daarmee verandert de (voorheen) ‘kale grondverkoopovereenkomst’ in een ‘overheidsopdracht voor diensten’.

Voor snippergroen (kleine oppervlakte) zal dat altijd een overheidsopdracht voor diensten onder het Europese drempelbedrag zijn.

En dan kun je dus als gemeente, met inachtneming van het aanbestedingsrecht, toch ‘1 op 1 enkelvoudig onderhands’ zaken doen met de betreffende burger aangaande het betreffende stuk snippergroen voor zijn huis.

Dat bedoelde ik (al) met deze Blog:

https://keesvandewater.blogspot.com/2021/11/juist-niet-kaal-verkopen.html

De door de Hoge Raad beoogde openbare selectieprocedures kunnen (dus) leiden tot speculatieve grondaankopen.

Als je daar als gemeente niet bij gebaat bent, dan zal je ‘eisen’ aan de verkoop moeten stellen, waaronder bijvoorbeeld een concrete bouwplicht.

De Hoge Raad spreekt met zijn openbaar bekend te maken selectieprocedures geen aanbestedingsverplichting uit, maar het is alsdan wel aannemelijk, dat het aanbestedingsrecht (vanzelf) opduikt, en bij grote (-re) grondverkopen zijn weg vindt in, of door middel van, Europese openbare aanbestedingsprocedures.

‘Mededingingsnorm’, ‘hefbomen’………..

Ik word er niet per se blijer van.

Lees (immers) ook:

https://keesvandewater.blogspot.com/2021/12/politiek-bedrijven.html 

woensdag 5 januari 2022

Direct en op eigen initiatief

De aanbesteder heeft volgens de voorzieningenrechter in het vonnis Rechtbank Den Haag 16 november 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:13967 een daadwerkelijk contradictoir debat gevoerd in de zin van artikel 4.36 ARW 2016 en artikel 2.116 Aanbestedingswet 2012.

Zie daartoe bijvoorbeeld HvJEU 18 december 2014 in zaak C-568/13 (Data Medical Service):

47           Enerzijds volgt uit de bewoordingen van die bepaling dat de aanbestedende dienst bij het onderzoek of een aanbieding abnormaal laag is, verplicht is om gegadigde te verzoeken de nodige motiveringen te verstrekken teneinde te bewijzen dat zijn inschrijving serieus is (zie in die zin arrest SAG ELV Slovensko e.a., C‑599/10, EU:C:2012:191, punt 28).

48           Het bestaan van een daadwerkelijk contradictoir debat tussen de aanbestedende dienst en de gegadigde, op een nuttig tijdstip in de procedure van het onderzoek van de inschrijvingen, opdat laatstgenoemde kan bewijzen dat zijn inschrijving serieus is, vormt bijgevolg een vereiste van richtlijn 92/50 om willekeurig optreden van de aanbestedende dienst te voorkomen en een gezonde mededinging tussen de ondernemingen te garanderen (zie in die zin arrest SAG ELV Slovensko e.a., EU:C:2012:191, punt 29).

49           Anderzijds moet worden opgemerkt dat artikel 37 van richtlijn 92/50 het begrip „abnormaal lage aanbieding” niet definieert. Het staat dus aan de lidstaten en met name aan de aanbestedende diensten om de berekeningswijze te bepalen van een drempel die resulteert in een „abnormaal lage aanbieding” als bedoeld in dat artikel (zie in die zin arrest Lombardini en Mantovani, C‑285/99 en C‑286/99, EU:C:2001:640, punt 67).

50           Daarbij zij aangetekend dat de Uniewetgever in die bepaling heeft gepreciseerd dat „in verhouding tot de te verrichten dienst” moet worden beoordeeld of een aanbieding abnormaal laag is. Teneinde een gezonde mededinging te waarborgen kan de aanbestedende dienst in het kader van zijn onderzoek of een aanbieding abnormaal laag is, dus niet alleen rekening houden met de in artikel 37, lid 2, van richtlijn 92/50 bedoelde omstandigheden, maar ook met alle elementen die relevant zijn voor de betrokken dienst (zie in die zin arrest SAG ELV Slovensko e.a., EU:C:2012:191, punten 29 en 30).

De voorzieningenrechter verwacht daarbij (ook) een actieve en daadkrachtige rol van de inschrijver:

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2021:13967

5.8.         Rijkswaterstaat heeft, anders dan Combinatie Sherpa stelt, in het gesprek en in de schriftelijke rondes concrete vragen gesteld en voorbeelden genoemd ten aanzien waarvan zij een verduidelijking wenste. Rijkswaterstaat heeft onder meer specifieke sluizen en vaste bruggen genoemd waarin de afwijking van de gemiddelde inschrijving tussen de 50 en 70% is gelegen, zij heeft gewezen op bij bepaalde onderdelen geëiste onderhoudsregimes en gevraagd of daar - gezien de beperkte kosten waarmee Combinatie Sherpa rekent - niet van wordt afgeweken en zij heeft gevraagd hoe het kan dat Combinatie Sherpa voor een groot aantal bruggen diverse (specifiek aangeduide) werkzaamheden verricht voor een bedrag van € 330,- per brug, dat voor verschillende objecten dezelfde kosten zijn gecalculeerd en dat een omvangrijk takenpakket maar door een zeer beperkt aantal conciërges wordt uitgevoerd. Bij dit alles is een belangrijke vraag van Rijkswaterstaat, die in het debat meermaals terugkomt, of het zo is dat Combinatie Sherpa in afwijking van het geëiste (te weten: na de termijn van zes maanden dient de opdrachtnemer de bij de vraagspecificatie beschikbaar gestelde onderhoudsregimes te continueren en voor afwijkingen na deze termijn dienen verbetervoorstellen te worden ingediend) een voorschot neemt op optimalisatie van onderhoudsregimes, ondanks dat elk optimalisatievoorstel de goedkeuring behoeft van Rijkswaterstaat.

5.9.         Die laatste vraag is bevestigend beantwoord. Combinatie Sherpa heeft er daarbij terecht op gewezen dat het aanbieden van geoptimaliseerd onderhoud ook de opdracht is. Dat laat echter onverlet dat als Rijkswaterstaat concrete twijfels uit en vragen stelt om erachter te komen of Combinatie Sherpa daarbij geen irreële aannames heeft gedaan, het op de weg van Combinatie Sherpa ligt om die twijfels weg te nemen en concreet toe te lichten waarom daar geen sprake van is. Daarbij is ook relevant dat Rijkswaterstaat optimalisatievoorstellen zonder opgave van redenen kan weigeren.

5.10.       Combinatie Sherpa heeft echter volstaan met het overleggen van een calculatieschema, het aanbod om daar desgewenst een toelichting op te geven en het geven van antwoorden die er kort gezegd op neerkomen dat zij bevestigt dat zij het onderhoudsregime zal uitvoeren conform het contract en dat zij de gestelde eisen zal nakomen, maar het onderhoud ook zal optimaliseren en daartoe verbetervoorstellen zal indienen. Zij stelt daarbij inschattingen te maken op basis van kennis en ervaring. Meer specifieke opmerkingen zijn dat zij onderhoud slim clustert, waardoor aanzienlijk voordeel ontstaat en dat de conciërges over de juiste competenties zullen beschikken om de werkzaamheden uit te voeren.

5.11.       Van Combinatie Sherpa had mogen worden verwacht dat zij (direct en op eigen initiatief) concretere antwoorden had gegeven, had toegelicht welke (slimme) oplossingen zij op welke onderdelen voor ogen heeft, hoe zij daarmee nog steeds aan alle minimumeisen kan voldoen, maar voor aanzienlijk lagere kosten, voorzien van een (rekenkundige) onderbouwing. Ervaring en specialisatie kunnen weliswaar tot “goede inschatting en scherpte” leiden - Combinatie Sherpa heeft ter zitting benadrukt dat daarvan bij haar sprake is - maar de voorzieningenrechter acht begrijpelijk dat Rijkswaterstaat bij de onderhavige prijsverschillen voor een ontkrachting van haar vermoeden daar meer inzicht in heeft willen krijgen. Nu zij dat niet heeft gekregen, heeft Rijkswaterstaat naar voorshands oordeel tot de in geschil zijnde conclusie kunnen komen.

5.12.       Voor zover Combinatie Sherpa meent dat Rijkswaterstaat haar eigen raming met haar had moeten delen, om een concrete beantwoording mogelijk te maken, volgt de voorzieningenrechter Combinatie Sherpa daar niet in. Voor het geven van de onder 5.11 beschreven concrete toelichting op haar inschrijving is dat niet nodig. De stellingen van Combinatie Sherpa over de goede beoordeling van het door haar in de dialoogfase ingediende “trechteringproduct”, dat bestond uit de uitwerking van een van de drie kwalitatieve criteria (verbeteren assetmanagement) kunnen onbesproken blijven. Deze kunnen immers niets afdoen aan het vorenstaande.

Ik maak de ‘slimme oplossingen’, ‘door onze kennis en ervaring zijn wij in staat om’, ‘werk met werk maken’, ‘wij combineren’ en dergelijke niet zelden ook mee bij de door een inschrijver gegeven toelichting op een door hem ingediende RAW inschrijvingsstaat.

Een daaropvolgend door de aanbesteder aan de inschrijver gegeven vertrouwen wordt in de uitvoering (helaas) niet altijd waar gemaakt.

Wellicht strekt, of noopt, onderhavig vonnis (dan ook) tot een analoge toepassing.

Lees over een contradictoir debat en abnormaal lage inschrijvingen ook:

https://keesvandewater.blogspot.com/2017/01/abnormaal-lage-inschrijving-en-de.html

en

https://keesvandewater.blogspot.com/2017/09/onderzoeksplicht.html 

dinsdag 4 januari 2022

Een zo vergaande stroomlijning van een interview

Voor de praktijk een belangrijke bevestiging in Rechtbank Noord-Holland 16 december 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:11485:

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNHO:2021:11485

5.23.       Randstad heeft nog opgemerkt dat de interviewers de regie in handen hadden moeten houden door aan de hand van een lijst van vragen, die op gelijke wijze aan alle inschrijvers werden voorgelegd, een gelijk speelveld te creëren, zodat een objectieve beoordeling had kunnen plaatsvinden. […]

5.24.       De voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen aanbestedingsrechtelijke regel is die noopt tot een zo vergaande stroomlijning van een interview in een aanbestedingsprocedure. Dat zou de vrijheid van een beoordelingsteam om naar aanleiding van het verloop van het gesprek door te vragen ook te zeer inperken.

Dat maakt een en ander immers ook praktisch werkbaar.

En voor wat een interview is, waarover het zou moeten gaan, en waar overigens rekening mee moet worden gehouden, zie (eerder):

https://keesvandewater.blogspot.com/2015/03/het-interview.html

 

zaterdag 1 januari 2022

De beste wensen (4)

De ‘beste wensen’ kunnen, al dan niet zuiver, economisch voordeel opleveren, maar gaan, in mijn rechtsgebied, over het minst belangrijke.

Vandaar:

 

Alle goeds in 2022!

 

Kees van de Water

KW Legal

 

 

Eerder:

 

https://keesvandewater.blogspot.com/2021/01/de-beste-wensen-3.html