woensdag 2 augustus 2017

“Kan”


Rechtbank Noord-Nederland 26 juli 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:2910:


2.4.        In bijlage I bij de Offerteaanvraag is een tabel opgenomen waarin een inschrijver per bestekpost dient in te vullen wat de door hem geoffreerde prijzen zijn en wat de uiteindelijke totaalprijs is die hij offreert. In die tabel zijn per post minimum- en maximumtarieven opgenomen. Omtrent deze minimum- en maximumtarieven is in deze bijlage het volgende vermeld:
Invulinstructie:
Note 1: Opdrachtgever hanteert een minimum- en maximumtarief per machine/manuur. Indien u een tarief aanbiedt dat boven of onder dit tarief ligt, kan dit leiden tot het terzijde leggen van uw inschrijving. U komt dan niet meer voor gunning in aanmerking.

Kan (dit leiden)’….. Hoeft / moet dus niet……

4.8.        De gemeente heeft omtrent de uitleg van de in r.o. 4.4 vermelde bepalingen in bijlage D en I bij de Offerteaanvraag het volgende aangevoerd. De in bijlage I voorgeschreven minimumtarieven vormen de ondergrens van de marktconforme tarieven. Een inschrijving, zoals die van Bouma, waarin prijzen worden geoffreerd die onder de in bijlage I voorgeschreven minimumtarieven liggen, is daarom niet marktconform en voldoet daarmee niet aan het vereiste van marktconformiteit, dat in bijlage D is gesteld. Op grond van bijlage I kan de gemeente een inschrijving met een aangeboden prijs onder het vastgestelde minimumtarief of boven het vastgestelde maximumtarief terzijde leggen. De gemeente heeft gekozen voor een 'kan-bepaling', omdat uit arrest van het Europese Hof van Justitie van 14 december 2016 (Connexxion Taxi Services; ECLI:EU:C:2016:948) volgt dat zij zonder deze 'kan-bepaling' het voornemen tot uitsluiting niet meer zou kunnen toetsen aan het proportionaliteitsbeginsel. De kan-bepaling behelst een discretionaire bevoegdheid van de gemeente. Bij de invulling van deze discretionaire bevoegdheid is de gemeente gebonden aan het proportionaliteitsbeginsel; de vraag of de gemeente tot uitsluiting overgaat, hangt derhalve enkel af van de vraag of uitsluiting onder de gegeven omstandigheden proportioneel is. Naar de mening van de gemeente is de uitsluiting van Bouma proportioneel, nu zij niet op één onderdeel maar op drie onderdelen aanmerkelijk onder het minimumtarief heeft ingeschreven.
4.9.        De voorzieningenrechter overweegt dat, voor zover de gemeente aanvoert dat de kan-bepaling in bijlage I haar uitsluitend de ruimte biedt om een proportionaliteitstoets uit te voeren in het kader van haar besluitvorming over de uitsluiting van een inschrijver, zij hierin niet kan worden gevolgd. Dit standpunt vindt, anders dan de gemeente wellicht meent, geen steun in voormeld arrest van het Europese Hof van Justitie (Connexxion Taxi Services) waar de gemeente een beroep op heeft gedaan. In dat arrest heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat aan de bepaling in de aanbestedingsstukken dat in geval van een ernstige beroepsfout een automatische uitsluiting volgt voorrang moet worden gegeven boven de uit de Nederlandse regelgeving volgende toets aan het evenredigheidsbeginsel, omdat anders de beginselen van gelijkheid en transparantie zouden kunnen worden ondermijnd. Hieruit kan niet a contrario worden geconcludeerd dat, als in de aanbestedingsstukken in plaats van de sanctie van automatische uitsluiting de bepaling wordt opgenomen dat de aanbestedende dienst kan besluiten tot uitsluiting indien een inschrijver niet aan een bepaald vereiste voldoet, de aanbestedende dienst haar besluit om een inschrijver al dan niet uit te sluiten enkel mag laten afhangen van een door haar te verrichten proportionaliteitstoets. De kan-bepaling, zoals de onderhavige, impliceert een discretionaire bevoegdheid die op allerlei wijzen door de aanbestedende dienst kan worden ingevuld, waarbij zij niet beperkt is tot een proportionaliteitstoets.
4.10.      Het feit dat de discretionaire bevoegdheid op allerlei wijzen kan worden ingevuld en de gemeente in de aanbestedingsstukken niet heeft aangegeven hoe zij deze wil gaan invullen, maakt dat de bepaling te veel ruimte biedt voor willekeur. Ook zorgt het ervoor dat het bepaalde in bijlage I voor meerderlei uitleg vatbaar is, temeer nu in de aanbestedingsstukken evenmin is aangegeven dat de in bijlage I voorgeschreven minimumtarieven volgens de gemeente de ondergrens vormen van de marktconforme tarieven. De tekst en de context van de bepaling bieden ruimte voor de uitleg van Bouma, zoals hiervoor onder r.o. 4.5 is overwogen, maar ook voor de uitleg van de gemeente. Nu in bijlage D wordt verwezen naar bijlage I kan de bepaling in bijlage I dat een minimum- en maximumtarief wordt gehanteerd namelijk ook zo worden uitgelegd dat daarmee een nadere invulling wordt gegeven aan het vereiste in bijlage D dat de geoffreerde tarieven realistisch, marktconform en niet abnormaal laag moeten zijn. Het hanteren van minimum- en maximumtarieven duidt er immers op dat de gemeente de te offreren prijzen in heeft willen kaderen en het ligt voor de hand dat zij deze kaders heeft bepaald aan de hand van de door haar in bijlage D aan de te offreren prijzen gestelde eisen.

Aanbesteden is (dus) ook (vooraf) ‘keuzes maken’ èn deze helder / duidelijk ‘communiceren’.

In dit geval heeft / had een en ander, zoals overigens vaak het geval is in de praktijk, praktisch en feitelijk weinig van doen met (een uitleg van) Europese jurisprudentie. Alsof het daar (ook) om zou (moeten) gaan in aanbestedingsprocedures...........

Vergelijk overigens ook (het laatste deel van):




Geen opmerkingen:

Een reactie posten