donderdag 21 december 2017

Letterknechterij


Wantrouwen moet weg bij aanbesteden”. Volgens Cobouw.nl d.d. 28 november 2017.

En dat zal (inderdaad) nog een hele uitdaging zijn, gelet op bijvoorbeeld r.o. 4.3 van Rechtbank Noord-Nederland 12 december 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:4766:


“Tussen partijen staat vast dat volgens het aanbestedingsdocument negen routes voor de opdrachtnemer zijn (zie hiervoor onder 2.3) en dat deze opdracht aan [J.] is gegund. Gelet daarop heeft [J.] er redelijkerwijs op vertrouwd en ook redelijkerwijs erop mogen vertrouwen dat aan haar deze inzet zou worden toebedeeld. [J.] heeft met het oog daarop ook materieel aangeschaft, onderhoud gepleegd en personen gecontracteerd. De voorzieningenrechter acht de inzet van acht keer trekkend materieel en een coördinator, per oproep van Area, om gladheid te bestrijden, zoals in de eerste consignatieperiode (seizoen medio oktober 2016 tot en met medio maart 2017) daarmee in lijn. In het licht hiervan staat het Area niet vrij om slechts vier fietspadroutes toe te kennen. Voor zover de overeenkomst tussen partijen dit strikt genomen wel mogelijk maakt, acht de voorzieningenrechter dit letterknechterij en strijdig met hetgeen hiervoor is overwogen.”

Beter aanbesteden’?

Dan zou men (toch) ook dit eens moeten lezen (te vinden op Internet):

(”Letterknechterij en bekrompenheid zijn, in duizend gevallen, niet dan het gevolg van de beperktheid der kennis”, BEETS, Versch. 1, 22; ”Het ware in het belang der zedelijkheid zeer te wenschen, dat er bij het vonnissen van kleine overtredingen wat meer menschenkennis en wat minder letterknechterij gevonden werd”, V. D. HEIM, in Gids 1864, 1, 31).

In memoriam:

Mijn gedachten gaan uit naar mijn moeder Albertine van de Water-Gehéniau (13 mei 1943 - 15 december 2017), een liefdevolle, intelligente en overigens getalenteerde vrouw, van wie we vandaag (21 december 2017) in besloten kring afscheid hebben genomen, en die in ‘letterknechten’ zeker ook een interessant ‘Scrypto-woord’ zou hebben gezien (“ondergeschikten met karakter” o.i.d.).



dinsdag 19 december 2017

Verlenging van de ‘standstill termijn’


De Gids Proportionaliteit (1e herziening, april 2016), pag. 68 (par. 4.3):

“De standstill periode van 20 kalenderdagen is nadrukkelijk een minimum termijn. Verlenging van die periode kan in omstandigheden mogelijk en/of verstandig zijn, zowel in het belang van de aanbestedende dienst als in het belang van inschrijvende partijen. Als de voorlopige gunning net voor een vakantie valt, is het niet realistisch om te verwachten dat marktpartijen in staat zijn binnen de 20 kalenderdagen de voorlopige gunning te bestuderen en te besluiten om al dan niet stappen te ondernemen. Dat lijkt handig voor een aanbestedende dienst, maar houdt ook in dat het een reden kan zijn voor een inschrijvende partij om dan maar meteen naar de rechter te stappen, gezien de niet reële periode. Een onderbouwde uitleg van het resultaat van de aanbesteding (in de gunning, maar indien uitgebreider gewenst ook op verzoek van de inschrijvende partijen) is belangrijk voor alle partijen. Mocht het agendatechnisch niet mogelijk zijn om binnen de 20 dagen het gevraagde overleg te plannen, is het mogelijk om die termijn bijvoorbeeld met een week te verlengen om daarmee het ‘onweer uit de lucht te halen’, mits dat de uitvoering van de opdracht niet frustreert.”

Nou……... En als een en ander uit gaat van een eenzijdige ‘bevoegdheid’ van de aanbestedende dienst (sowieso) ‘fout’.

Met de aanbestedingsstukken en de inschrijvingen is ‘het spel’ feitelijk ‘gespeeld’ op aanbestedingsdatum en -tijdstip.

De aanbestedende dienst heeft vóórafgaande aan aanbestedingsdatum en -tijdstip de mogelijkheid om in verband met het voornemen tot gunning eenzijdig een contractuele vervaltermijn te bepalen. En dat zal doorgaans ook gebeuren in de aanbestedingsstukken.

Door inschrijving conformeren ondernemers zich aan de ‘spelregels’ van de aanbestedingsprocedure. Dus ook aan de betreffende contractuele vervaltermijn.

Het past niet, en zou anderszins bijvoorbeeld (ook) tot machtsmisbruik en willekeur kunnen leiden, dat ná aanbestedingsdatum en -tijdstip de ‘spelregels’ van de aanbestedingsprocedure eenzijdig door de aanbestedende dienst aangepast / gewijzigd (kunnen) worden.

Een en ander past (verder) ook niet ter zake de ‘nauwkeurige omschrijving van de opschortende termijn’ als genoemd in artikel 2.130 lid 1 Aanbestedingswet 2012.

Het transparantie- en gelijkheidsbeginsel zijn dan (dus) in het geding. Vergelijk daartoe de uitgebreide, bijvoorbeeld op ‘SIAC’ (C-19/00) en ‘Succhi di Frutta’ (C-469/99) gebaseerde, jurisprudentie.

En bij bestuursorganen spelen (dus) ook de algemene beginselen van behoorlijk bestuur een rol. Vertrouwensbeginsel, verbod van willekeur e.d.

In welk verband Rechtbank Oost-Brabant 30 oktober 2017, ECLI:NL:RBOBR:2017:5710 bijvoorbeeld ook geïnterpreteerd kan worden:


4.2.        […] Alle betrokkenen waren ter zitting aanwezig en hebben zich desgevraagd uitgelaten over de inhoud van de telefoongesprekken. Daarover bleken de lezingen enigszins uiteen te lopen, maar dat de aanleiding van het telefonische contact de in het kader van de onderhavige aanbesteding door Lias ontvangen brief van 8 september 2017 is geweest en dat in ieder geval een verzoek van Lias tot verlenging van de bezwaartermijn onderwerp van gesprek is geweest, is duidelijk.

4.3.        […] Lias heeft op een voor Pepperflow niet direct kenbare wijze gevraagd om en bewilligd in een verlenging van de bezwaartermijn. Het moge zo zijn dat de verlenging in dit geval geen praktisch gevolg heeft gehad, maar in deze aanbesteding is er wel “gedoe” ontstaan over de telefoongesprekken. Partijen zijn het niet geheel eens over wat er is besproken en of dat ernstig is of niet en dat “gedoe” is nu precies wat met de strikte regel van paragraaf 1.8 van het aanbestedingsdocument in aanbestedingen, waarbij altijd meer partijen betrokken zijn die alle stuk voor stuk grote belangen hebben, moet worden voorkomen. Wat oppervlakkig gezien formalistisch lijkt, raakt welbeschouwd de transparantie van de aanbesteding, een van de centrale beginselen van aanbestedingsrecht.

De aanbestedende dienst moet (dan ook) rekening houden met de gerechtvaardigde verwachtingen en belangen van alle inschrijvers op de aanbestedingsprocedure. En daarbij geldt bijvoorbeeld, wat ‘redelijk’ voor de een is, kan ‘onredelijk’ voor de ander zijn.

Wil de aanbestedende dienst ‘verlengen’, dan vereist dat de uitdrukkelijke wil van alle inschrijvers op de aanbestedingsprocedure. De in de aanbestedingsprocedure ontstane rechtsverhouding tussen betrokken partijen (aanbestedende dienst en inschrijvers) moet immers gewijzigd worden.

Blijkbaar moeilijk, om in te zien……..



zondag 17 december 2017

Bij vergissing


Rechtbank Overijssel 13 december 2017, ECLI:NL:RBOVE:2017:4601:


2.10.      Op 17 september 2017 heeft [X] een mail ontvangen van TenderNed. In dat mailbericht staat, voor zover hier relevant:
“(…) U, of uw aanbestedingsteam, heeft nog 5 dagen totdat de aankondiging van de gegunde opdracht gepland staat. De publicatie staat gepland op 22-09-2017. Indien u deze taak reeds heeft uitgevoerd dan kunt u deze herinnering als niet verzonden beschouwen. (…).”.
[…]
4.11.      Dat Stichting Keender de opdracht vervolgens definitief aan [A] heeft gegund blijkt uit de publicatie op TenderNed op 18 september 2017. Dat die publicatie bij vergissing zou zijn geplaatst acht de voorzieningenrechter ongeloofwaardig. Die stelling wordt daarom gepasseerd, ook op grond van het systeem van het aanbestedingsrecht, waarin zo’n publicatie fungeert als een duidelijke markering van het einde van een aanbesteding.
4.12.      Stichting Keender heeft daarmee het aanbod van [A] aanvaard, zoals zij dit bij de presentatie heeft gedaan. Latere onderhandelingen in ‘contractsbesprekingen’ tussen partijen hebben immers kennelijk niet geleid tot wilsovereenstemming over een ander resultaat. Partijen hebben dus over dat aanbod van [A] een overeenkomst gesloten.
4.13.      Partijen hebben immers overeenstemming bereikt over de essentialia van de opdracht, namelijk dat [A] , met een aantal door [A] bij de presentatie genoemde beperkingen in de uitvoering, voor Stichting Keender het nieuwe onderwijsgebouw zal gaan bouwen voor een bedrag van € 1.600.000,- exclusief btw.
4.14.      De conclusie moet luiden dat Stichting Keender verplicht is om de voor haar uit die overeenkomst voortvloeiende verbintenissen na te komen. Zij kan niet, althans niet zonder in meer of mindere mate schadeplichtig te worden, van de overeenkomst afzien en de aanbesteding afbreken. Haar budgettaire complicaties komen voor haar risico.

Tsja…...

Zelfstandig (na-) denken wordt (ook) niet door TenderNed gefaciliteerd……..

Bij ‘vergissing’……. Aanbesteden zonder voldoende budget……. ARW 2016……. Vergelijkbaarheid inschrijvingen……. Contractvorm……. Aanbestedingsprocedure…….



woensdag 13 december 2017

‘Zorgplicht’


Ik moest (toch) aan r.o. 5.3 van Rechtbank Noord-Nederland 3 april 2013, ECLI:NL:RBNNE:2013:4853 denken:

“De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank acht de stelling van Virol juist, dat uit de zorgplicht voor de inzameling van het afval volgt dat de gemeente Assen ook verantwoordelijk is voor het beheer en de verwerking van het afval.
De gemeente Assen lijkt dat ook niet betwisten (zie conclusie van dupliek, punt 6), doch voert veeleer aan dat “oud papier niet een afvalstof is, die verwerkt hoeft te worden”. Ook bij pleidooi heeft de gemeente Assen herhaald dat zij op grond van de regelgeving niet verplicht is om oud papier (te vervoeren en ) te verwerken. “Ingezameld papier hoeft nu eenmaal niet verwerkt te worden als afval, zodat de gemeente Assen niet iemand hoeft te betalen om daarvoor zorg te dragen”, (pleitaantekeningen mr. Hoekstra, punt 7).
De rechtbank is evenwel van oordeel dat de gemeente Assen er aan voorbijziet dat van algemene bekendheid is dat oud papier, alvorens als grondstof te kunnen dienen voor nieuw papier of karton van verontreiniging wordt ontdaan, gesorteerd en in balen verpakt.
Er is derhalve wel degelijk bij de verdere behandeling na aankoop van oud papier sprake van verwerking.
Waar ook de verwerking van oud papier de verantwoordelijkheid van de gemeente Assen is, kan het niet zo zijn, zoals de gemeente Assen stelt, dat het [gedaagde] vrij staat om met het oud papier te doen wat zij wil. Ook de gemeente Assen heeft tijdens het pleidooi desgevraagd erkend dat in het hypothetische geval dat [gedaagde] bij de verdere behandeling van het oud papier de volksgezondheid in gevaar zou brengen, de gemeente Assen bevoegd is bestuursdwang uit te oefenen.
Hetzelfde geldt uiteraard ingeval [gedaagde] door zijn handelwijze met het oud papier randvoorwaarden betreffende het milieu zou schenden. Met andere woorden:
[gedaagde] heeft wel een grote vrijheid om bij zijn handelen zijn eigen commerciële doelstellingen na te streven, doch hij dient dat te doen binnen het kader van de verantwoordelijkheid van de gemeente Assen voor de juiste verwerking van het oud papier. Op die wijze geeft hij invulling aan de verantwoordelijkheid van de gemeente Assen op dit punt en verricht hij in die zin een dienst voor de gemeente Assen. Weliswaar is dat niet met zoveel woorden tussen [gedaagde] en de gemeente Assen overeengekomen, doch die beperking in het handelen volgt rechtstreeks uit de verantwoordelijkheid van de gemeente Assen voor de juiste verwerking van het afval. De gemeente Assen heeft dit ook erkend ter gelegenheid van de comparitie van partijen door de mededeling dat de gemeente Assen via bestuursdwang zou ingrijpen ingeval [gedaagde] buiten dat kader zou treden. In zoverre is de dienstverlening door [gedaagde] dan ook door de gemeente Assen af te dwingen.”

En dus ook aan (hoger beroep) r.o. 4.6 t/m 4.10 van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 8 april 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2878.

Bij het lezen van Rechtbank Zeeland-West-Brabant 4 december 2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:7935:


4.11.      Met inachtneming van het vorenstaande beantwoordt de voorzieningenrechter de vraag of de gemeente met de overeenkomst met DNWG sprake is van een aanbestedingsplichtige concessie voor diensten ontkennend. Er is geen sprake van a) het opdragen van het leveren van warmte met het WKO-systeem waarbij b) sprake is van een bezwarende titel.

4.12.      Bouwbesluit en bouwverordening bieden gemeenten een grondslag om bewoners te verplichten tot aansluiting op een warmtenet. Dat kan aansluiting op een publiek net of een collectief net zijn. In dit geval heeft de gemeente verplicht tot aansluiting op een collectief net. Dit brengt geen verplichting voor de gemeente jegens de bewoners mee tot levering van warmte. Gesteld noch gebleken is voorts dat de gemeente zich bij overeenkomst jegens de bewoners tot levering van warmte heeft verplicht. De Warmtewet roept een zorgplicht voor de overheid in het leven dat een aangesloten bewoner warmte verkrijgt. Ook de omstandigheid dat de gemeente de bewoners heeft verplicht tot aansluiting op het collectief net brengt deze zorgplicht mee. De Warmtewet of de overeenkomst tussen gemeente en de bewoners schept echter geen plicht voor de gemeente om zelf die warmte te leveren. Er bestaat dan ook geen warmteleveringsplicht voor de gemeente. De gemeente is evenmin een speciale-sectorbedrijf als bedoeld in de bovenvermelde considerans van de Richtlijn die als taak energievoorziening heeft. Dat brengt mee dat geen sprake is van een dienst tot het leveren van warmte die door de gemeente zou moeten worden verleend voor haar rekening en risico, en die nu door een ander, DNWG, in opdracht van de gemeente op zich wordt genomen. De overeenkomst tussen de gemeente en DNWG kent geen bepalingen die voor de gemeente afdwingbaar maken dat DNWG onder specifieke voorwaarden in warmte via het WKO-systeem voorziet. Dat DNWG, wanneer zij het WKO-systeem exploiteert de Warmtewet in acht moet nemen is niet een voorwaarde die de gemeente op grond van de overeenkomst kan afdwingen. Het is de Minister, die onder de voorwaarden van artikel 10 van de Warmtewet een vergunning kan verlenen en die op grond van artikel 11 van de Warmtewet de sanctie van intrekking van de vergunning aan het niet naleven van de Warmtewet kan verbinden, met als gevolg dat de gemeente een beroep op ontbinding van de overeenkomst met DNWG kan doen.



donderdag 7 december 2017

Verwachtingen


Als je iets van een andere (rechts-) persoon mag ‘verwachten’. Of als iets van een andere (rechts-) persoon ‘verwacht mag worden’.

Betekent dat dan (ook) een ‘plicht’ of ‘verplichting’ van/voor zo’n (rechts-) persoon jegens jou?

Een plicht of verplichting op grond, of als gevolg, van bijvoorbeeld ‘gerechtvaardigd vertrouwen’, ‘gewoonte’, ‘gebruik’, ‘zorgvuldigheid’, ‘hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt’, ‘fatsoen’, ‘de maatschappelijke opvattingen’, ‘redelijkheid en billijkheid’?

Aanleiding:

De terechte r.o. 4.4 van Rechtbank Noord-Nederland 6 december 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:4646:


“De voorzieningenrechter stelt voorop dat van een behoorlijk geïnformeerde en oplettende inschrijver mag worden verwacht dat hij de aanbestedingsstukken in zijn geheel en zorgvuldig leest en bestudeert.”

En (mede) in het verlengde van:




dinsdag 5 december 2017

Inkoop bij een gemeente kan niet ‘ge-out-sourced’ worden


Ik vind dit ongenuanceerd:


“[…] Hierbij gaat out-tasken over in out-sourcen. Inkoopdienstverleners nemen hele processen inclusief inkoopmedewerkers over van de organisatie. Dat kan zijn voor de hele inkoop, maar ook voor bijvoorbeeld alleen de NPR-spend of ICT-inkoop. De eerste Nederlandse voorbeelden, ervaringen en best practices zijn hier inmiddels van bekend. Zowel bij commerciële bedrijven, in de zorg als bij overheidsorganisaties. Capaciteit, kwaliteit en kosten liggen aan deze vorm van Business Process Outsourcing overwegend ten grondslag. De resultaten in met name Groot-Brittannië en Amerika liegen er niet om. […]”

Inkoop bij een gemeente kan namelijk niet ‘ge-out-sourced’ worden.

Inkoop (als een ‘functie’) bij een gemeente ‘bevindt’ zich immers binnen de bij of krachtens Gemeentewet vastgestelde organieke (organisatorische) structuur van een gemeente. Daarmee binnen de (samenhangende) organisatie van gemeenteraad, College van B&W, secretaris en ‘ambtelijke organisatie’.

Zie daartoe, de ‘trilogie’:


Het in de praktijk als zodanig bekende ‘inkoopproces’ (of een deel van de veronderstelde ‘inkoopfunctie’ op pag. 10 (kleurenschema) van de Gids Proportionaliteit), dat ziet op de processtappen ‘specificeren’, ‘selecteren’, ‘contracteren’, ‘bestellen’, ‘bewaken’ en ‘nazorg’ kan (daarentegen) wel ‘ge-out-sourced’ worden………..

Het ‘oude denken’……..

Definities gaan dus wel degelijk ergens over………



vrijdag 1 december 2017

De ‘organisatie’ van ‘inkoop’


De ‘organisatie’ van ‘inkoop’ is een interessante aangelegenheid, wanneer men uit gaat van de navolgende definities van ‘inkoop’, ‘inkopen’ en het ‘inkoopproces’ bij een gemeente:

Inkoop is de functie binnen een gemeente die uit oogpunt van haar taak bevoegd en verantwoordelijk is voor het tegen betaling verkrijgen van werken, leveringen of diensten van derden (-ondernemers) ter verwezenlijking van (een) doelstelling (-en) van de gemeente.

Inkopen is uitvoerend handelen ter zake ‘inkoop’.

Het inkoopproces bij een gemeente betreft een reeks samenhangende handelingen in de voorbereiding, in de precontractuele fase, en in de contractuele (uitvoerings-) fase van overeenkomsten die betrekking hebben op het verkrijgen van werken, leveringen of diensten van derden (-ondernemers) ter verwezenlijking van (een) doelstelling (-en) van de gemeente.


‘Inkoop’ (als een ‘functie’) bij een gemeente ‘bevindt’ zich immers binnen de bij of krachtens Gemeentewet vastgestelde organieke (organisatorische) structuur van een gemeente. Daarmee binnen de (samenhangende) organisatie van gemeenteraad, College van B&W, secretaris en ‘ambtelijke organisatie’.

En daarmee is ‘inkoop’ bij een gemeente (hoe dan ook) reeds ‘georganiseerd’.

In welk verband er dus geen sprake is van (een) ‘positionering’ en (een) ‘organisatie’ zoals bijvoorbeeld op de website van PIANOo (waar overigens feitelijk een ‘inkopersfunctie’ wordt bedoeld):

Hoe is inkoop gepositioneerd in de organisatie?
Antwoord:
Er zijn drie hoofdvormen van de inkooporganisatie: de centrale inkoopfunctie, de decentrale inkoopfunctie en de gecoördineerde inkoopfunctie. […]

En in welk verband men het dus eigenlijk (ook) niet over de ‘organisatie’ van ‘inkoop’ hoeft te hebben.

Men kan het in het voorkomend geval wel over de ‘organisatorische aspecten’ van ‘inkoop’ hebben. Of over de inrichting en/of optimalisatie van de ‘functie’.

Dan gaat het echter niet slechts over (om) de ‘inkoper’ en/of over (om) een inkoopafdeling binnen/van een gemeente.

Maar over (om) adequate communicatie en kennisuitwisseling, en daadwerkelijke samenwerking tussen (alle) ‘inkoop-functionarissen’ van de gemeente.



Het ‘inkoopproces’


Eerder definieerde ik - vanuit de elementen ‘taak’, ‘bevoegdheid’ en ‘verantwoordelijkheid’ en de vraag, waartoe ‘het’ dient - ‘inkoop’ bij een gemeente als:

Inkoop is de functie binnen een gemeente die uit oogpunt van haar taak bevoegd en verantwoordelijk is voor het tegen betaling verkrijgen van werken, leveringen of diensten van derden (-ondernemers) ter verwezenlijking van (een) doelstelling (-en) van de gemeente.

En (het werkwoord) inkopen (vervolgens) als:

Uitvoerend handelen ter zake ‘inkoop’.


Uit een en ander volgt, dat het in de praktijk als zodanig bekende ‘inkoopproces’ dat ziet op de processtappen ‘specificeren’, ‘selecteren’, ‘contracteren’, ‘bestellen’, ‘bewaken’ en ‘nazorg’ bij een gemeente eigenlijk niet bestaat.

Inkoop (als een ‘functie’) ‘bevindt’ zich namelijk binnen de bij (of krachtens) Gemeentewet vastgestelde organieke (organisatorische) structuur van een gemeente. Er is (dan) hoogstens sprake van een continue (repeterend) organisatorisch proces, dat zich feitelijk (steeds opnieuw) afspeelt tussen ‘begrotingsvoorstel aan de raad’ en ‘einde overeenkomst (-en)’.

Als dat anders kan/moet worden opgevat, dan dekt het in de praktijk als zodanig bekende ‘inkoopproces’ dat ziet op de processtappen ‘specificeren’, ‘selecteren’, ‘contracteren’, ‘bestellen’, ‘bewaken’ en ‘nazorg’ de lading niet (volledig) bij een gemeente.

Bijvoorbeeld wanneer de praktijk (ook) laat zien, dat ter zake dat ‘inkoopproces’ met name (slechts) de (specifieke) rol en handelingen van de ‘inkoper’ relevant (zouden) zijn. ‘Inkoop’ als uitvoeringsaangelegenheid vereist echter om meerdere redenen (zie voornoemde Blog) een samenspel en samenwerking tussen diverse functies en functionarissen binnen de gemeente. De gemeente kent (dan ook) diverse ‘inkoop-functionarissen’ (al dan niet ad hoc). Een aantal daarvan is in het voorkomend geval (ook) ‘inkoper’.

Verder moet in het voorkomend geval bijvoorbeeld ook een Collegevoorstel worden geschreven. En hoewel (RAW-) raamovereenkomsten ook bij ‘werken’ mogelijk zijn, zal de ‘inkoop-functionaris’ van ‘openbare werken’ bijvoorbeeld weinig gevoel hebben bij ‘bestellen’. En ‘toezicht houden’ en ‘directie voeren’ zal bijvoorbeeld in zijn/haar ogen wellicht meer inhouden of betekenen, dan (slechts) ‘bewaken’. En niet zelden vereist de uitvoering van overeenkomsten overigens ook een actieve rol en betrokkenheid van de gemeente in de uitvoering die verder gaat dan (slechts) ‘bewaken’. Nog los van het concrete tijdig betalen van facturen, dat in kwestie ook relevant is.

Men laat daarmee bij gemeenten, die (dus) ook overheidsopdrachten voor werken en diensten aangaan, onnodig kansen liggen in verband met bijvoorbeeld ‘commitment’ van de (gehele) gemeentelijke organisatie (het spreekt bijvoorbeeld niet aan).

Het (gebruik van het) in de praktijk als zodanig bekende ‘inkoopproces’ dat ziet op de processtappen ‘specificeren’, ‘selecteren’, ‘contracteren’, ‘bestellen’, ‘bewaken’ en ‘nazorg’ is verder ook niet noodzakelijk ‘ter verwezenlijking van (een) doelstelling (-en) van de gemeente’. Ik zou, bij gebreke van noodzaak en volledigheid, dat ‘inkoopproces’ dan ook zelf niet (meer) gebruiken bij een gemeente.

Ik ben, bij gebreke van noodzaak, ook geen voorstander van een nieuwe definitie van het ‘inkoopproces’ bij een gemeente.

Wanneer dat (echter) toch zou moeten, men denkt immers graag in ‘processen’, dan zou ik het (dus) minder een ‘inkopersproces’ maken.

En meer recht willen doen aan de feitelijkheid bij gemeenten. En dus niet uitgaan van de gedachte, dat ‘het zo (nu eenmaal) hoort’ volgens bijvoorbeeld ooit eerder in de private (productie omgeving) praktijk bedachte modellen en theorieën.

Derhalve (met tegenzin):

Het inkoopproces bij een gemeente betreft een reeks samenhangende handelingen in de voorbereiding, in de precontractuele fase, en in de contractuele (uitvoerings-) fase van overeenkomsten die betrekking hebben op het verkrijgen van werken, leveringen of diensten van derden (-ondernemers) ter verwezenlijking van (een) doelstelling (-en) van de gemeente.

Het ‘inkoopproces’ omvat (daarmee) dus het nodige.

Het ‘inkoopproces’ is (daarmee) dus niet synoniem en/of gelijk aan ‘aanbesteden’.

En het ‘inkoopproces’ wordt (daarmee) dus uitgevoerd door ‘inkoop-functionarissen’ van de gemeente, waarbij in het voorkomend geval sprake is van toegevoegde waarde door ‘inkoop-functionarissen’ die (ook) ‘inkoper’ zijn.