woensdag 13 december 2017

‘Zorgplicht’


Ik moest (toch) aan r.o. 5.3 van Rechtbank Noord-Nederland 3 april 2013, ECLI:NL:RBNNE:2013:4853 denken:

“De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank acht de stelling van Virol juist, dat uit de zorgplicht voor de inzameling van het afval volgt dat de gemeente Assen ook verantwoordelijk is voor het beheer en de verwerking van het afval.
De gemeente Assen lijkt dat ook niet betwisten (zie conclusie van dupliek, punt 6), doch voert veeleer aan dat “oud papier niet een afvalstof is, die verwerkt hoeft te worden”. Ook bij pleidooi heeft de gemeente Assen herhaald dat zij op grond van de regelgeving niet verplicht is om oud papier (te vervoeren en ) te verwerken. “Ingezameld papier hoeft nu eenmaal niet verwerkt te worden als afval, zodat de gemeente Assen niet iemand hoeft te betalen om daarvoor zorg te dragen”, (pleitaantekeningen mr. Hoekstra, punt 7).
De rechtbank is evenwel van oordeel dat de gemeente Assen er aan voorbijziet dat van algemene bekendheid is dat oud papier, alvorens als grondstof te kunnen dienen voor nieuw papier of karton van verontreiniging wordt ontdaan, gesorteerd en in balen verpakt.
Er is derhalve wel degelijk bij de verdere behandeling na aankoop van oud papier sprake van verwerking.
Waar ook de verwerking van oud papier de verantwoordelijkheid van de gemeente Assen is, kan het niet zo zijn, zoals de gemeente Assen stelt, dat het [gedaagde] vrij staat om met het oud papier te doen wat zij wil. Ook de gemeente Assen heeft tijdens het pleidooi desgevraagd erkend dat in het hypothetische geval dat [gedaagde] bij de verdere behandeling van het oud papier de volksgezondheid in gevaar zou brengen, de gemeente Assen bevoegd is bestuursdwang uit te oefenen.
Hetzelfde geldt uiteraard ingeval [gedaagde] door zijn handelwijze met het oud papier randvoorwaarden betreffende het milieu zou schenden. Met andere woorden:
[gedaagde] heeft wel een grote vrijheid om bij zijn handelen zijn eigen commerciële doelstellingen na te streven, doch hij dient dat te doen binnen het kader van de verantwoordelijkheid van de gemeente Assen voor de juiste verwerking van het oud papier. Op die wijze geeft hij invulling aan de verantwoordelijkheid van de gemeente Assen op dit punt en verricht hij in die zin een dienst voor de gemeente Assen. Weliswaar is dat niet met zoveel woorden tussen [gedaagde] en de gemeente Assen overeengekomen, doch die beperking in het handelen volgt rechtstreeks uit de verantwoordelijkheid van de gemeente Assen voor de juiste verwerking van het afval. De gemeente Assen heeft dit ook erkend ter gelegenheid van de comparitie van partijen door de mededeling dat de gemeente Assen via bestuursdwang zou ingrijpen ingeval [gedaagde] buiten dat kader zou treden. In zoverre is de dienstverlening door [gedaagde] dan ook door de gemeente Assen af te dwingen.”

En dus ook aan (hoger beroep) r.o. 4.6 t/m 4.10 van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 8 april 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2878.

Bij het lezen van Rechtbank Zeeland-West-Brabant 4 december 2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:7935:


4.11.      Met inachtneming van het vorenstaande beantwoordt de voorzieningenrechter de vraag of de gemeente met de overeenkomst met DNWG sprake is van een aanbestedingsplichtige concessie voor diensten ontkennend. Er is geen sprake van a) het opdragen van het leveren van warmte met het WKO-systeem waarbij b) sprake is van een bezwarende titel.

4.12.      Bouwbesluit en bouwverordening bieden gemeenten een grondslag om bewoners te verplichten tot aansluiting op een warmtenet. Dat kan aansluiting op een publiek net of een collectief net zijn. In dit geval heeft de gemeente verplicht tot aansluiting op een collectief net. Dit brengt geen verplichting voor de gemeente jegens de bewoners mee tot levering van warmte. Gesteld noch gebleken is voorts dat de gemeente zich bij overeenkomst jegens de bewoners tot levering van warmte heeft verplicht. De Warmtewet roept een zorgplicht voor de overheid in het leven dat een aangesloten bewoner warmte verkrijgt. Ook de omstandigheid dat de gemeente de bewoners heeft verplicht tot aansluiting op het collectief net brengt deze zorgplicht mee. De Warmtewet of de overeenkomst tussen gemeente en de bewoners schept echter geen plicht voor de gemeente om zelf die warmte te leveren. Er bestaat dan ook geen warmteleveringsplicht voor de gemeente. De gemeente is evenmin een speciale-sectorbedrijf als bedoeld in de bovenvermelde considerans van de Richtlijn die als taak energievoorziening heeft. Dat brengt mee dat geen sprake is van een dienst tot het leveren van warmte die door de gemeente zou moeten worden verleend voor haar rekening en risico, en die nu door een ander, DNWG, in opdracht van de gemeente op zich wordt genomen. De overeenkomst tussen de gemeente en DNWG kent geen bepalingen die voor de gemeente afdwingbaar maken dat DNWG onder specifieke voorwaarden in warmte via het WKO-systeem voorziet. Dat DNWG, wanneer zij het WKO-systeem exploiteert de Warmtewet in acht moet nemen is niet een voorwaarde die de gemeente op grond van de overeenkomst kan afdwingen. Het is de Minister, die onder de voorwaarden van artikel 10 van de Warmtewet een vergunning kan verlenen en die op grond van artikel 11 van de Warmtewet de sanctie van intrekking van de vergunning aan het niet naleven van de Warmtewet kan verbinden, met als gevolg dat de gemeente een beroep op ontbinding van de overeenkomst met DNWG kan doen.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten