zaterdag 26 januari 2019

Holy Grail


De Holy Grail lijkt (te zijn) gevonden in Aanbestedingsland: het bouwteam!

En waarom, onder voorwaarden, ook niet?

Immers:

-             Waarom alleen ontwerpverantwoordelijkheid (moeten) dragen?
-             Iedereen zoekt toch naar overlegmomenten en wederzijdse afstemming (-smogelijkheden)?
-             Iedereen zoekt toch naar (een bepaalde mate van) ‘flexibiliteit’?
-             Is alles altijd (dan) zo duidelijk (‘transparant’)?
-             Een aanbesteding gericht op de concrete uitvoering van een werk is doorgaans toch in hoge mate ‘gefixeerd’ (zie hier), met bijvoorbeeld alle mogelijke inschrijvingsrisico’s en uitvoeringsperikelen van dien (zie hier)?
-             Wat is er mis met een realisatie binnen een (maximum) taakstellend budget?
-             ‘Prijs (-vorming)’ hoeft toch niet per se in concurrentie tot stand te komen?
-             Samen’ is in deze tijd wellicht toch beter, dan ‘alleen’, ‘eenzijdig’ en ‘directief’?

Onder voorwaarden?

Ja (zeker).

Denk bijvoorbeeld, mede in het belang van een voorspoedige oplevering van het werk, aan: kunnen samenwerken, efficiënt kunnen vergaderen, kunnen communiceren, kunnen plannen, technische deskundigheid, kostendeskundigheid, ‘niet-traditioneel’ kunnen denken.

Lees daartoe ook:


En verder ook:


Het bouwteam


Het komt niet zelden voor, dat een gemeente wel weet, wat ze als functioneel (eind-) resultaat wil. En in beginsel ook wel een realistisch (totaal) uitvoeringsbudget heeft. Maar nog niet weet, ‘hoe en wat (dan) precies’. En ook niet weet, wat de concrete financiële (bestedings-) mogelijkheden ter zake zijn.

Een ‘traditioneel ontwerp- en bouwproces’ met contractvorming op basis van bijvoorbeeld de UAV 2012 ligt dan (vooralsnog) niet voor de hand.

En een aanpak en uitvraag op basis van een ‘ontwerp- en uitvoeringsovereenkomst’ volgens bijvoorbeeld de UAV-GC ook niet. Bijvoorbeeld vanwege het gelimiteerde beschikbare uitvoeringsbudget in relatie tot de mogelijkheid van ‘kostenvergoeding’ en/of ‘termijnsverlenging’ in de uitvoering. Of omdat de gemeente geen ervaring heeft om tijdens de uitvoering te werken met een UAV-GC contract.

Vaak blijkt een gemeente wel bereid en in staat  om te gaan samenwerken met een aannemer en daartoe in beginsel ook ‘ontwerp-verantwoordelijkheid’ kan en wil dragen. En in het voorkomend geval ook bereid en in staat is om (kwaliteits-) ‘concessies’ te doen en/of om (financieel) te schuiven met uitvoeringsonderdelen en -‘posten’. In overleg tussen partijen kunnen alsdan bijvoorbeeld op bepaalde ‘posten’ bezuinigingen of besparingen worden doorgevoerd en kan tussen ‘posten’ geschoven worden teneinde (toch) een voor beide partijen acceptabel en werkbaar financieel en functioneel resultaat (ontwerp en werk) te bereiken.

Alsdan is het ‘bouwteam’ een mogelijk aangewezen contract- en samenwerkingsvorm.

Ook zo’n contract- en samenwerkingsvorm stelt natuurlijk ‘eisen’ aan de gemeente. De gemeente moet namelijk in zo’n geval ook, al dan niet middels derden, ‘geschikt’ - denk bijvoorbeeld aan: technische kennis, kostendeskundig (-heid), communicatief vermogen, kunnen samenwerken e.d. - zijn, om met/in een bouwteam te (kunnen) werken.

Hetzelfde geldt trouwens in gelijke zin voor de aannemer, die daarbij ook ‘kosten-transparant’ moet kunnen en willen werken.

De kenmerken, voordelen en nadelen van een bouwteam zijn ‘relatief’. Immers afhankelijk van het specifieke geval en (ook) concreet nader in het vullen in het individuele concrete geval. Desalniettemin kunnen op hoofdlijnen als de algemene kenmerken van een bouwteam (-overeenkomst) worden genoemd:

1.           In het bouwteam zijn de gemeente, de aannemer, en eventueel andere personen/adviseurs vertegenwoordigd. De deelnemers aan het bouwteam zijn in beginsel gelijkwaardig. De gemeente stelt het bouwteam samen. Zij sluit ook met iedere deelnemer (een) overeenkomst (-en).

2.           Werken binnen een bouwteam leidt ertoe, dat de professionele aannemer zijn ervaring en deskundigheid op het gebied van bouw-uitvoeringsmethoden en bouwkosten kan inbrengen. Het bouwteam zorgt voor een betere afstemming tussen ontwerp en uitvoering, waardoor ook de kans op ‘verrassingen’ tijdens de uitvoering wordt verkleind. Er kan daarbij worden gewerkt met een maximum taakstellend budget waarbinnen het werk moet worden gerealiseerd en opgeleverd (en zo nodig moet worden onderhouden).

3.           Elke deelnemer in het bouwteam verricht de werkzaamheden die tot zijn taakveld behoren. Elke deelnemer in een bouwteam is in beginsel verantwoordelijk voor zijn eigen bijdrage. De verwevenheid van de (ontwerp-) werkzaamheden kan echter (wel) betekenen, dat voor de diverse bijdragen een gezamenlijke verantwoordelijkheid (en aansprakelijkheid) ontstaat.

4.           Deelname aan het bouwteam garandeert de aannemer (vooralsnog) niet, dat hij het werk ook uiteindelijk / daadwerkelijk mag uitvoeren. Wel is hij gerechtigd om als eerste, en vooralsnog als enige, een (prijs-) aanbieding te doen voor de uitvoering van bijvoorbeeld het in het bouwteam tot stand gekomen Definitief Ontwerp (DO) of bestek. Dit gebeurt op basis van een open begroting, waarin de opbouw van de prijs door middel van de verschillende kostenposten voor de gemeente zichtbaar wordt. Als de bespreking van de open begroting en het overleg over de prijs in redelijkheid niet tot overeenstemming leiden, is de gemeente in beginsel vrij om (een) derde (n) ter zake uit te nodigen een (prijs-) aanbieding te doen.

Het bouwteam biedt verder (dus) ook de mogelijkheid om vóór gunning van de aannemingsovereenkomst (uitvoeringsovereenkomst) de mogelijke risico’s van het werk (en de opdracht) en de beheersing daarvan met de aannemer te bespreken en een en ander tussen partijen vast te leggen. Doorgaans moet een en ander (kunnen) leiden tot een vermindering van aanspraken door de aannemer op ‘meerwerk’, ‘kostenvergoeding’ en/of ‘bijbetaling’ door de gemeente. Of ter zake ‘termijnsverlenging’ tijdens de uitvoering van het werk. Door alle relevante aspecten en risico’s van de uitvoeringsopdracht en de gevolgen en kosten van een en ander voorafgaand aan de uitvoering goed met de aannemer te bespreken kan verder mogelijk ook bespaard worden op andere uitvoeringskosten, denk bijvoorbeeld aan directie- en toezichtkosten, van de gemeente.

De gedachte van het bouwteam is aldus, dat bezien vanuit overeenkomsten wordt uitgegaan van twee (2) fasen:

Fase 1: Waarin een ‘Bouwteamovereenkomst’ tussen de gemeente en een aannemer wordt aangegaan en uitgevoerd.

Fase 2: Waarin een ‘aannemingsovereenkomst’ tussen de gemeente en de aannemer is aangegaan en de aannemer de realisatie (uitvoering) van het werk tegen betaling door de gemeente realiseert (uitvoert) en oplevert.

De aanbestedingsrechtelijke, rechtmatige, gedachte is, dat de ‘Bouwteamovereenkomst’ (Fase 1) wordt aanbesteed volgens het verplichte ‘aanbestedingsrechtelijke regime’ van de ‘aannemingsovereenkomst’ (Fase 2) die een overheidsopdracht is. Betreft Fase 2 bijvoorbeeld een werk geraamd onder de € 1.500.000,-- ex BTW, dan is het in Nederland gebruikelijk en toegestaan om, met inachtneming van de relevante aanbestedingsregels, een meervoudig onderhandse procedure te doorlopen. Betreft Fase 2 bijvoorbeeld een werk geraamd op € 6.000.000,-- ex BTW, dan zal voor Fase 1 (Bouwteamfase), met inachtneming van de (dan) relevante aanbestedingsregels, een Europese openbare aanbestedingsprocedure moeten worden gevolgd.

In Fase 2 wordt alsdan weliswaar pas concreet ‘aangekocht’ (c.q. opdracht gegeven tot uitvoering van het werk) door de gemeente, maar aanbestedingsrechtelijk is er geen ‘probleem’ (meer), want het nuttig effect c.q. de doelstelling (-en) van de (Europese en nationale) aanbestedingsregels is voldoende gerealiseerd en geborgd door de concrete toepassing van het ‘aanbestedingsrechtelijke regime’ van de ‘aannemingsovereenkomst’ (Fase 2) in de aanbestedingsprocedure betreffende de ‘Bouwteamovereenkomst’ (Fase 1).

Daarbij kan in beginsel (slechts) op kwaliteit gegund worden, en hoeft (dus) niet per se op prijs te worden geconcurreerd en gegund. Richtlijn 2014/24/EU vermeldt in artikel 67 lid 2: “[…] Het kostenelement kan ook de vorm aannemen van een vaste prijs of vaste kosten op basis waarvan de ondernemers zullen concurreren op kwaliteitscriteria alleen. […]” En het vastgestelde (maximum) taakstellend budget in het bouwteam kan (immers) ter zake als de ‘vaste prijs’ voornoemd worden aangemerkt.

Inschrijvers krijgen zodoende in het voorkomend geval een eerlijke kans in daadwerkelijke en onvervalste mededinging op gunning van ‘de (uiteindelijke) opdracht’ (eerst uitvoering Fase 1, en mogelijk daarna uitvoering Fase 2). Een afzonderlijke aanbestedingsprocedure voor Fase 2 is dan dus niet (meer) nodig.

Hetgeen overigens ook de feitelijke strekking is van Overweging 49 (inzake het innovatiepartnerschap) van Richtlijn 2014/24/EU:

[-] Deze specifieke procedure moet aanbestedende diensten in staat stellen een innovatiepartnerschap op lange termijn aan te gaan voor de ontwikkeling en vervolgens de aankoop van nieuwe, innovatieve producten, diensten of werken, zonder dat een afzonderlijke aanbestedingsprocedure voor de aankoop nodig is, mits deze innovatieve producten of diensten of innovatieve werken geleverd kunnen worden op een afgesproken kwaliteits- en kostenniveau. [-]

Het is aldus wel zaak om tijdens de uitvoering van Fase 1 (wel) binnen de (gestelde) ‘kaders’ van de (Europese of nationale) aanbestedingsprocedure te blijven. Een goede voorbereiding van een en ander kan en zal hiertoe (natuurlijk) bijdragen.

Een strakke, gestructureerde en georganiseerde aanpak en uitvoering van Fase 1 ook. Hetgeen (natuurlijk) ook zal bijdragen aan een voorspoedige uitvoering en oplevering van het werk.

(Deels) Aanverwant:


woensdag 23 januari 2019

Identiteitsbeginsel


Blijkbaar wordt artikel 28 lid 2 Richtlijn 2014/24/EU gedeeltelijk:

“Alleen de ondernemers die na beoordeling van de verstrekte informatie door de aanbestedende dienst daartoe worden verzocht, kunnen een inschrijving doen. […]”

Dat geïmplementeerd is middels artikel 1.1 Aanbestedingswet 2012 bij de begripsbepaling van de ‘niet-openbare procedure’, ook wel het ‘identiteitsbeginsel’ genoemd.

Althans, volgens de Conclusie van AG M. Campos Sánchez-Bordona van 23 januari 2019 in zaak C-697/17 (Telecom Italia):


HvJEU 24 mei 2016 in zaak C-396/14 (MT Højgaard en Züblin) noemt het ‘identiteitsbeginsel’ niet als zodanig, maar maakt concreet melding van ‘dat de gepreselecteerde ondernemers feitelijk en rechtens identiek zijn aan de ondernemers die de offertes indienen’ en van het ‘vereiste van juridische en feitelijke identiteit’.

donderdag 17 januari 2019

‘Balkjes’ zijn geen ‘voorschriften’


Op de pagina’s 31 en 32 van de Gids Proportionaliteit (april 2016) vinden we (groen, oranje, rood) gekleurde ‘balkjes’.

In de praktijk leeft niet zelden de idee, dat die ‘balkjes’ concrete (rechts-) regels / voorschriften zijn waarvoor (het) ‘pas toe of leg uit’ (‘comply or explain’) geldt.

Dat is niet zo.

Relevant in kwestie is bijvoorbeeld artikel 1.10 leden 3 en 4 Aanbestedingswet 2012:

3.            Bij algemene maatregel van bestuur wordt een richtsnoer aangewezen waarin voorschriften zijn vervat met betrekking tot de wijze waarop door bij die algemene maatregel van bestuur aan te wijzen aanbestedende diensten of speciale sectorbedrijven uitvoering wordt gegeven aan het eerste lid.
4.            De aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf past de in het derde lid bedoelde voorschriften toe of motiveert een afwijking van een of meer van die voorschriften in de aanbestedingsstukken.

De artikelleden noemen dus ‘voorschriften’.

Zie ook artikel 1.13 leden 3 en 4 en artikel 1.16 leden 3 en 4 Aanbestedingswet 2012.

De in lid 3 genoemde ‘algemene maatregel van bestuur’ is het ‘Aanbestedingsbesluit’ zoals laatst gewijzigd bij Staatsblad 2016, 242. Artikel 10 van dat besluit luidt als volgt:

1.            Als richtsnoer, bedoeld in de artikelen 1.10, derde lid, 1.13, derde lid, en artikel 1.16, derde lid, van de wet wordt aangewezen: de Gids proportionaliteit, zoals gepubliceerd in Staatscourant, 2016, nr. 32830.
2.            Als aanbestedende diensten en speciale-sectorbedrijven, bedoeld in de artikelen 1.10, derde lid, 1.13, derde lid, en 1.16, derde lid, van de wet worden aangewezen: alle aanbestedende diensten en speciale-sectorbedrijven als bedoeld in artikel 1.1 van de wet.

Op pag. 6 van de - nog steeds relevante - Nota van toelichting bij het (oude) Aanbestedingsbesluit (Staatsblad 2013, 58) is vermeld:

[…] Als gevolg van het genoemde amendement heeft de Gids een redactieslag ondergaan en heeft een aantal aanpassingen plaatsgehad van wetstechnische aard. Dat was nodig omdat de Gids thans op grond van de genoemde bepalingen wordt aangewezen als richtsnoer en de daarin vervatte voorschriften, zoals in paragraaf 1 al is vermeld, in beginsel moeten worden nageleefd. Afwijkingen van een of meer voorschriften moeten in de aanbestedingsstukken worden gemotiveerd. Een en ander heeft ertoe geleid dat deze voorschriften uit de tekst van de Gids zijn gedestilleerd, met het oog op de kenbaarheid en uitvoerbaarheid ervan. Op deze wijze is voor aanbestedende diensten duidelijk wat voorschriften zijn (afwijking waarvan moet worden gemotiveerd) en wat overweging en toelichting is. […]

En zie daartoe bijvoorbeeld ook pag. 4 van de Gids Proportionaliteit (april 2016):

[…] De Gids Proportionaliteit beoogde in zijn oorspronkelijke vorm handvatten te geven voor een redelijke toepassing van het proportionaliteitsbeginsel. Gedurende het wetgevingstraject heeft de Gids Proportionaliteit een andere status gekregen dan in het oorspronkelijke wetsvoorstel opgenomen. Om die reden zijn in de definitieve versie ‘voorschriften’ opgenomen. […]

De voorschriften zijn genummerd naar de paragraaf waarin ze zijn opgenomen. Waar in deze Gids meerdere voorschriften in een paragraaf zijn opgenomen zijn deze alfabetisch geletterd. […]

Praktisch zijn de ‘voorschriften’ (her-) ‘kenbaar’ in ‘zwart’ en ‘zwart-cursief’ in de Gids Proportionaliteit opgenomen. Zie daartoe bijvoorbeeld:

Voorschrift 3.4 A:
De aanbestedende dienst beziet per opdracht welke aanbestedingsprocedure geschikt en proportioneel is, daarbij slaat hij in ieder geval acht op de volgende aspecten:
·        omvang van de opdracht;
·        transactiekosten voor de aanbestedende dienst en de inschrijvers;
·        aantal potentiële inschrijvers;
·        gewenst eindresultaat;
·        complexiteit van de opdracht;
·        type van de opdracht en het karakter van de markt.

Op pag. 31 van de Gids Proportionaliteit (april 2016) is dan ook boven de ‘balkjes’ opgenomen:

“Onderstaande balkjes geven aan op welke wijze voorschrift 3.4A in beginsel wordt uitgevoerd.”

‘Balkjes’ zijn (dus) geen ‘voorschriften’.

Overigens, maar praktisch niet onbelangrijk, lijkt de concrete inkleuring van de ‘balkjes’ voor werken (pag. 32) op een laagconjunctuur gebaseerd.

dinsdag 15 januari 2019

Problemen voorkomen


De aanbestedende dienst bepaalt niet zelden geheel onverplicht en zonder (een) noodzaak (spel-) regels in een aanbestedingsprocedure.

Ik lees dat bijvoorbeeld ook in Rechtbank Midden-Nederland 7 december 2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:6018:


4.8.        Tot zover de uit het aanbestedingsrecht volgende beslissing van de voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter is zich ervan bewust dat dit een voor alle betrokkenen, de Gemeente vanuit haar WMO-taak niet in de laatste plaats, onwenselijke uitkomst is. Ook de op WMO-zorg aangewezen burger is niet gebaat met deze gevolgen van wat in feite een menselijke fout van een MKB-ondernemer is. Daargelaten de vraag of dit het probleem had kunnen voorkomen, kan mogelijk in de toekomst aandacht worden besteed aan de vraag of bij aanbestedingen als deze - uitgaande van de noodzaak van aanbesteden - het standaard opnemen van een uitsluitingsclausule, als hier aan de orde is, wel aangewezen is. Voor de beslissing in deze zaak is dit verder niet relevant.

Ik denk echter, dat de ‘menselijke fout’ zich in kwestie niet slechts beperkt tot de MKB-ondernemer (inschrijver). In welk verband het trouwens ook (maar) de vraag is, of ‘het probleem’ in enkelvoud (wel) bestaat?

Zie daartoe bijvoorbeeld uit r.o. 2.3 van het vonnis:

“[…] De Inschrijver dient aan te tonen dat hij over voldoende deskundigheid en ervaring beschikt met betrekking tot de Opdracht.
Hiertoe overlegt hij referenties waaruit de volgende kerncompetenties naar voren komen:
Voor perceel 1 (Schoonmaakondersteuning):
- Uitvoeren licht tot zwaar huishoudelijk werk (…):
Indien u inschrijft op dit perceel levert u minimaal twee referenties aan. […]”

Immers, Voorschrift 3.5 G lid 1 Gids Proportionaliteit luidt als volgt:

“De aanbestedende dienst vraagt maximaal één referentie per benoemde kerncompetentie.”

En dit (r.o. 2.3 vonnis):

“[…] Per referentieproject moeten minimaal de onderstaande gegevens worden geleverd:
- naam Opdrachtgever;
- korte beschrijving van de werkzaamheden;
- tijd en plaats/regio van uitvoering (start- en (eventuele) einddatum);
- uw aandeel in de deelname (zelfstandig of met behulp van onderaannemers);
- totale omvang in EUR exclusief BTW;
- naam, telefoonnummer en e-mail contactpersoon;
- motivatie waarom juist dit project als referentieproject wordt beschouwd. […]”

Is ook niet helemaal correct. Men denkt bijvoorbeeld aan nut, noodzaak en proportionaliteit van de ‘plaats/regio’ en/of de ‘onderaannemers’ en/of de ‘motivatie’ voornoemd. En/of aan ‘persoonsgegevens’ in het kader van ‘privacy’ e.d.

Als je een en ander vóórafgaand aan de inschrijvingsdatum weet als ondernemer, kan dat ook problemen voorkomen.

Lees verder ook:


maandag 7 januari 2019

Boetebeding


Artikel 6: 91 BW luidt als volgt:

Als boetebeding wordt aangemerkt ieder beding waarbij is bepaald dat de schuldenaar, indien hij in de nakoming van zijn verbintenis tekortschiet, gehouden is een geldsom of een andere prestatie te voldoen, ongeacht of zulks strekt tot vergoeding van schade of enkel tot aansporing om tot nakoming over te gaan.

Voor ‘vergoeding van schade’ kennen we ook artikel 6: 74 BW.

En voor ‘aansporing’ is het geen vaststaand gegeven, dat je in een aanbestedingsprocedure voor jou, als aanbestedende dienst, gewenst (toekomstig) gedrag daadwerkelijk zou kunnen beïnvloeden en bepalen.

En mogelijk zou je het alsdan (juist) ook op een andere manier kunnen of moeten doen. Bijvoorbeeld in de vorm van aantrekkelijke uitvoeringsvoorwaarden en betalingscondities.

En ook Rechtbank Den Haag 4 januari 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:54 is een aandachtspunt in kwestie:


5.5.        […] Niet valt uit te sluiten dat [BV I] het boetebedrag heeft ingecalculeerd bij te late levering, maar dat had Eurosalt ook kunnen doen. Bovendien is de oplegging van een boete niet het enige mogelijke gevolg in geval van een termijnoverschrijding. Een opdrachtnemer die met een te late levering de betaling van het boetebedrag incalculeert, riskeert immers ook ontbinding van de overeenkomst, een van de andere mogelijkheden die Rijkswaterstaat ten dienste staan. Het incalculeren van het boetebedrag is dus geen simpel middel waarmee automatisch de termijn van levering kan worden opgerekt, zoals Eurosalt kennelijk veronderstelt.

woensdag 2 januari 2019

De beste wensen


De beste wensen gaan aanbestedingsrechtelijk over de voor een aanbestedende dienst minst belangrijke zaken.

De belangrijkste zaken worden namelijk het best ingevuld en vastgelegd met (minimum-) eisen.

Beroepsgedeformeerd hou ik het dan ook altijd op: ‘Alle goeds in het nieuwe jaar’!