woensdag 25 april 2018

Onduidelijke inschrijving


Interessant arrest, Hof Den Haag 17 april 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:751:


15.         Züblin heeft in haar plan van aanpak voor de bereikbare onderdelen van de brug drie verfsystemen opgenomen met voor twee systemen afzonderlijk genoemde meerprijzen. Iets vergelijkbaars heeft zij gedaan voor de niet toegankelijke onderdelen van de brug. Daarmee week zij af van de vraagspecificatie, waarin immers is gevraagd om een aanbieding met één verfsysteem en een meerprijs voor een ijzerglimmer topcoat. Dat is in zoverre reeds ontoelaatbaar dat zij de Gemeente de mogelijkheid heeft voorgehouden om na gunning te overleggen over alternatieven en voor die alternatieven ook verschillende prijzen heeft opgenomen. Daarmee verschaft zij zich ten opzichte van andere inschrijvers een bevoorrechte positie in die zin dat zij buiten de eisen van de vraagspecificatie om voor de Gemeente inzichtelijk maakt tegen welke prijs zij bepaalde alternatieven aanbiedt, hetgeen andere inschrijvers mogelijk ook hadden kunnen en willen doen indien de vraagspecificatie daarvoor ruimte had geboden. Het gevaar bestaat dat een zuivere vergelijking van de inschrijvingen, en dus het gelijk speelveld, hierdoor wordt verstoord. Het gelijkheidsbeginsel staat hieraan in de weg, zodat moet worden geconcludeerd dat de inschrijving van Züblin om die reden ongeldig is, zoals ook is voorzien in paragraaf 3.1 van de Gunningsleidraad.

16.         Daar komt bij dat Züblin ook verwarring heeft gecreëerd over de vraag met welk systeem zij inschreef. Weliswaar heeft zij systeem A1 omschreven als het “verfsysteem volgens vraagspecificatie deel 1”, maar zij heeft systeem A4 oranje/rood gekleurd en daarbij opgenomen dat dit systeem haar voorkeur had. Gelet op die in het oog springende kleurstelling en de door Züblin voor systeem A4 uitgesproken voorkeur is het niet onbegrijpelijk dat de Gemeente heeft gemeend dat Züblin met dit systeem inschreef, terwijl Züblin kennelijk beoogde met systeem A1 in te schrijven. Een dergelijke onduidelijke inschrijving is eveneens ontoelaatbaar.

Een ‘onduidelijke inschrijving’ (r.o. 16 voornoemd) houdt natuurlijk ook verband met bijvoorbeeld ‘het risico van willekeur en favoritisme’ en/of ‘een gelijk speelveld’ en/of ‘een objectieve vergelijking van inschrijvingen’, maar ik ‘koppel’ een en ander toch ook aan het bepaalde in artikel 6: 227 BW:

“De verbintenissen die partijen op zich nemen, moeten bepaalbaar zijn.”

Een onduidelijk aanbod (artikel 6: 217 lid 1 BW) zal niet tot een duidelijke overeenkomst leiden. En dus (ook) niet tot een duidelijke ‘relatie tussen een schuldeiser/aanbestedende dienst en een schuldenaar/ondernemer’ (verbintenis).

We zijn natuurlijk wel met (de totstandkoming van) ‘overeenkomsten’ bezig!

Afrondend, het vonnis in eerste aanleg:



Geen opmerkingen:

Een reactie posten