Interessant arrest, Hof Den Haag 17 april 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:751:
15. Züblin
heeft in haar plan van aanpak voor de bereikbare onderdelen van de brug drie
verfsystemen opgenomen met voor twee systemen afzonderlijk genoemde
meerprijzen. Iets vergelijkbaars heeft zij gedaan voor de niet toegankelijke
onderdelen van de brug. Daarmee week zij af van de vraagspecificatie, waarin
immers is gevraagd om een aanbieding met één verfsysteem en een meerprijs voor
een ijzerglimmer topcoat. Dat is in zoverre reeds ontoelaatbaar dat zij de
Gemeente de mogelijkheid heeft voorgehouden om na gunning te overleggen over
alternatieven en voor die alternatieven ook verschillende prijzen heeft
opgenomen. Daarmee verschaft zij zich ten opzichte van andere inschrijvers een
bevoorrechte positie in die zin dat zij buiten de eisen van de vraagspecificatie
om voor de Gemeente inzichtelijk maakt tegen welke prijs zij bepaalde
alternatieven aanbiedt, hetgeen andere inschrijvers mogelijk ook hadden kunnen
en willen doen indien de vraagspecificatie daarvoor ruimte had geboden. Het
gevaar bestaat dat een zuivere vergelijking van de inschrijvingen, en dus het
gelijk speelveld, hierdoor wordt verstoord. Het gelijkheidsbeginsel staat
hieraan in de weg, zodat moet worden geconcludeerd dat de inschrijving van
Züblin om die reden ongeldig is, zoals ook is voorzien in paragraaf 3.1 van de
Gunningsleidraad.
16. Daar
komt bij dat Züblin ook verwarring heeft gecreëerd over de vraag met welk
systeem zij inschreef. Weliswaar heeft zij systeem A1 omschreven als het
“verfsysteem volgens vraagspecificatie deel 1”, maar zij heeft systeem A4
oranje/rood gekleurd en daarbij opgenomen dat dit systeem haar voorkeur had.
Gelet op die in het oog springende kleurstelling en de door Züblin voor systeem
A4 uitgesproken voorkeur is het niet onbegrijpelijk dat de Gemeente heeft
gemeend dat Züblin met dit systeem inschreef, terwijl Züblin kennelijk beoogde
met systeem A1 in te schrijven. Een dergelijke onduidelijke inschrijving is
eveneens ontoelaatbaar.
Een ‘onduidelijke inschrijving’ (r.o. 16 voornoemd) houdt natuurlijk
ook verband met bijvoorbeeld ‘het risico
van willekeur en favoritisme’ en/of ‘een
gelijk speelveld’ en/of ‘een objectieve
vergelijking van inschrijvingen’, maar ik ‘koppel’ een en ander toch ook
aan het bepaalde in artikel 6: 227 BW:
“De verbintenissen die partijen op zich nemen,
moeten bepaalbaar zijn.”
Een onduidelijk aanbod (artikel 6: 217 lid 1 BW) zal niet tot een
duidelijke overeenkomst leiden. En dus (ook) niet tot een duidelijke ‘relatie tussen een schuldeiser/aanbestedende
dienst en een schuldenaar/ondernemer’ (verbintenis).
We zijn natuurlijk wel met (de totstandkoming van) ‘overeenkomsten’
bezig!
Afrondend, het vonnis in eerste aanleg:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten