woensdag 6 juni 2018

Een wilsgebrek


Inschrijving van ondernemer X op de aanbestedingsprocedure:

Ik bied aan, om alle cliënten in uw gemeente die daartoe geïndiceerd zijn/worden, binnen maximaal vijf (5) werkdagen volledig te voorzien van een adequaat werkende traplift in hun woning met inachtneming, en het doorlopen, van het door uw gemeente voorgeschreven Werkproces Inmeten - Opstellen offerte - Plaatsen en produceren.

Zie daartoe bijvoorbeeld Rechtbank Gelderland 10 april 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:2449:


4.6.        Dit leidt ertoe dat de gemeenten in het kader van deze kort gedingprocedure onvoldoende de twijfel hebben weggenomen en hebben aangetoond dat de maximale levertijd van vijf dagen waarmee [naam inschrijver] heeft ingeschreven reëel is. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat deze levertijd niet realistisch en daarmee irreëel is. De gemeenten hebben door deze irreële inschrijving niet kunnen vaststellen hoeveel punten [naam inschrijver] op het onderdeel kwaliteit zou moeten scoren en evenmin kunnen beoordelen wat het relatieve gewicht van de inschrijving van [Eiser] op dat onderdeel was. Vanwege de irreële inschrijving werkt de door de gemeenten voorgeschreven en gehanteerde gunningssystematiek niet meer, omdat de formule die de gemeenten hebben gebruikt om tot een puntenscore op het kwaliteitsonderdeel levertijd te komen zo niet kan worden berekend. Hierdoor is het beoordelingssysteem zodanig verstoord dat de inschrijving van [naam inschrijver] en het relatieve gewicht van de inschrijving van [Eiser] op het onderdeel levertijd niet kunnen worden beoordeeld en de inschrijving van [naam inschrijver] alleen al daarom buiten beschouwing moet blijven.

4.8.        Dit alles leidt tot de conclusie dat thans nog één geldige inschrijving, te weten die van [Eiser], resteert. Indien de gemeenten de opdracht nog wensen te gunnen, mogen zij dit daarom niet aan [naam inschrijver] doen maar moet de opdracht aan [Eiser] worden gegund. Op de beantwoording van de vraag binnen welke grenzen de gemeenten nog de vrijheid hebben geheel van gunning af te zien en eventueel opnieuw aan te besteden, kan niet worden vooruitgelopen. Derhalve zal de primaire vordering van [Eiser] strekkende tot gunning van de opdracht aan haar op basis van de reeds uitgevoerde beoordeling van de inschrijvingen worden toegewezen.


‘Irreëel’, ‘ongeldig’ dus, in het aanbestedingsrecht.

Wat zou je (ook) civielrechtelijk met het aanbod van ondernemer X kunnen doen?

Reactie van gemeente aan ondernemer X:

Het is volstrekt onmogelijk om alle cliënten in onze gemeente die daartoe geïndiceerd zijn/worden, binnen maximaal vijf (5) werkdagen (volledig) te voorzien van een adequaat werkende traplift in hun woning met inachtneming en het doorlopen van het door ons voorgeschreven ‘Werkproces Inmeten - Opstellen offerte - Plaatsen en produceren’. Daarom vernietigen wij uw aanbod buitengerechtelijk door middel van dit schrijven op grond van het bepaalde in artikel 3: 33 BW jo. artikel 3: 44 leden 1 en 3 BW jo. artikel 3: 49 BW jo. artikel 3: 50 lid 1 BW jo. artikel 3: 53 lid 1 BW. U bent daarmee geen inschrijver (meer) op onze aanbestedingsprocedure, noch belanghebbende daaromtrent.

Zie daartoe namelijk:

Artikel 2 lid 1 sub 5 Richtlijn 2014/24/EU:

„overheidsopdrachten”: schriftelijke overeenkomsten onder bezwarende titel die tussen één of meer ondernemers en één of meer aanbestedende diensten zijn gesloten en betrekking hebben op de uitvoering van werken, de levering van producten of de verlening van diensten

Artikel 6: 213 lid 1 BW (Titel 5 Overeenkomsten in het algemeen, afdeling 1):

Een overeenkomst in de zin van deze titel is een meerzijdige rechtshandeling, waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere een verbintenis aangaan.

Artikel 6: 217 lid 1 BW:

Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan.

Artikel 3: 33 BW:

Een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard.

Artikel 3: 44 leden 1 en 3 BW:

1             Een rechtshandeling is vernietigbaar, wanneer zij door bedreiging, door bedrog of door misbruik van omstandigheden is tot stand gekomen.
               […]
3             Bedrog is aanwezig, wanneer iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door enige opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk daartoe verzwijgen van enig feit dat de verzwijger verplicht was mede te delen, of door een andere kunstgreep. Aanprijzingen in algemene bewoordingen, ook al zijn ze onwaar, leveren op zichzelf geen bedrog op.

Artikel 3: 49 BW:

Een vernietigbare rechtshandeling wordt vernietigd hetzij door een buitengerechtelijke verklaring, hetzij door een rechterlijke uitspraak.

Artikel 3: 50 lid 1 BW:

Een buitengerechtelijke verklaring die een rechtshandeling vernietigt, wordt door hem in wiens belang de vernietigingsgrond bestaat, gericht tot hen die partij bij de rechtshandeling zijn.

Artikel 3: 53 lid 1 BW:

De vernietiging werkt terug tot het tijdstip waarop de rechtshandeling is verricht.

Door de, door de gemeente ingeroepen, vernietiging die (dus) terugwerkende kracht heeft, heeft ondernemer X ‘met terugwerkende kracht’ geen aanbod in (inschrijving op) de aanbestedingsprocedure gedaan.

Kijkt men (vervolgens) naar artikel 2.128 lid 1 Aanbestedingswet 2012:

Een betrokken inschrijver als bedoeld in artikel 2.127, tweede lid, is iedere inschrijver die niet definitief is uitgesloten. De uitsluiting is definitief wanneer de betrokken inschrijvers daarvan in kennis zijn gesteld en wanneer de uitsluiting rechtmatig is bevonden door een rechter, dan wel er niet langer een rechtsmiddel kan worden aangewend tegen de uitsluiting.

Dan is het maar de vraag, of ondernemer X een ‘gunningsbeslissing’ met ‘een opschortende termijn’ (zie artikel 2.127 leden 1 en 2) toekomt. ‘Met terugwerkende kracht’ is hij namelijk geen ‘inschrijver’ (meer). Dus ook geen ‘betrokken inschrijver’ voornoemd. Zijn ‘belang’ bij de aanbestedingsprocedure kan daarmee verder ook betwijfeld worden (zie daartoe (dan) ook artikel 3: 303 BW).

Overigens.

Zou de gemeente in kwestie niks doen en de overheidsopdracht aan ondernemer X gunnen, dan kan een concurrent van ondernemer X ook buiten de ‘20 dagen opschortende termijn’ een concrete ‘actie’ ondernemen. Hij kan namelijk in kwestie binnen 3 jaar na ‘ontdekking’ (zie artikel 3: 52 lid 1 sub c BW) de aan ondernemer X gegunde overeenkomst buitengerechtelijk of in rechte vernietigen (zie daartoe de artikelen 3: 49 BW, 3: 50 en 3: 51 BW).

De buitengerechtelijke vernietiging is een stuk aantrekkelijker, dan het kort geding binnen 20 dagen……

Geen opmerkingen:

Een reactie posten