donderdag 17 juni 2021

‘Ondernemer’ en prejudiciële vragen

Hof Den Bosch 1 juni 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1676

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2021:1676 

overweegt prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Gelet (echter) op onder meer:

De rechtsoverwegingen 5.7 t/m 5.16 van het arrest voornoemd.

En artikel 2 lid 1 sub 10 Richtlijn 2014/24/EU:

 

„ondernemer”: elke natuurlijke of rechtspersoon of openbaar lichaam, of een combinatie van deze personen en/of lichamen, met inbegrip van alle tijdelijke samenwerkingsverbanden van ondernemingen, die de uitvoering van werken en/of een werk, de levering van producten en of het verlenen van diensten op de markt aanbiedt 

En HvJEU 11 juni 2020 in zaak C-219/19 (Parsec Fondazione):

 

22           Deze rechtspraak van het Hof heeft zijn belang niet verloren met de inwerkingtreding van richtlijn 2014/24, waarbij richtlijn 2004/18 is ingetrokken en waardoor zij is vervangen. Niet alleen is het begrip ondernemer in artikel 1, lid 8, van richtlijn 2004/18 zonder substantiële wijzigingen overgenomen in artikel 2, lid 1, punt 10, van richtlijn 2014/24, maar overweging 14 daarvan wijst er inmiddels ook uitdrukkelijk op dat dit begrip „in ruime zin” dient te worden opgevat, zodat alle personen of lichamen die actief zijn op de markt daaronder vallen „ongeacht de rechtsvorm die zij voor hun activiteiten hebben gekozen”. Evenzo bepalen artikel 19, lid 1, van deze richtlijn en artikel 80, lid 2, ervan uitdrukkelijk dat de inschrijving van een ondernemer niet mag worden afgewezen louter op de grond dat hij krachtens het nationale recht een natuurlijke persoon dan wel een rechtspersoon moet zijn. 

En de vraag in Deel II A (‘Gegevens over de ondernemer’) van het UEA, versies juni 2017 en juli 2020, en ook volgens de ESPD-module / UEA tool van de Europese Commissie:

 

“Neemt de ondernemer samen met anderen deel aan de aanbestedingsprocedure?” 

Zie ik niet de noodzaak tot het stellen van prejudiciële vragen, wanneer een vennootschap onder firma met een eigen KvK- en BTW-nummer, die de uitvoering van werken en/of een werk, de levering van producten en of het verlenen van diensten op de markt aanbiedt, zich als ‘ondernemer’, met een UEA, aanmeldt of inschrijft op een aanbestedingsprocedure.

Je kunt het (inderdaad) zo moeilijk maken, als je zelf wilt.

In r.o. 5.17 overweegt Hof Den Bosch:

 

“In dit geval zijn de vennoten ( [vennoot 1 geintimeerde 3] en [vennoot 2 van geintimeerde 3]) zelf ondernemers, die met een eigen onderneming ook zelf actief zijn op dezelfde markt als de onderneming (de vennootschap onder firma) die heeft ingeschreven ( [geïntimeerde 3] ). […]” 

En in 5.20:

 

“De kernvraag is wanneer een ondernemer, indien daarin natuurlijke personen en/of rechtspersonen samenwerken, mag volstaan met het indienen van één UEA. […]” 

Immers, bij een BV/NV, waarvan de aandelen worden gehouden door meerdere ondernemers die zelf ook actief zijn op de betreffende markt, en waarin wordt samengewerkt door die ondernemers, vraagt toch (ook) niemand zich af, of deze (gezamenlijke) BV/NV meerdere UEA’s moet indienen bij aanmelding en/of inschrijving?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten