woensdag 24 januari 2024

Dwaling

Artikel 6: 228 Burgerlijk Wetboek (BW) luidt als volgt:


1.            Een overeenkomst die is tot stand gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, is vernietigbaar:

a.             indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten;

b.            indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten;

c.             indien de wederpartij bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling als de dwalende is uitgegaan, tenzij zij ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had behoeven te begrijpen dat de dwalende daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden.

2.            De vernietiging kan niet worden gegrond op een dwaling die een uitsluitend toekomstige omstandigheid betreft of die in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van de dwalende behoort te blijven.

Met een geslaagd beroep op dwaling kun je dus een overeenkomst, en dus ook een ‘overheidsopdracht’, (laten) vernietigen. Je bent er dan (helemaal) van af.

Zie bijvoorbeeld artikel 3: 53 lid 1 BW:

De vernietiging werkt terug tot het tijdstip waarop de rechtshandeling is verricht.

Volgens artikel 3: 49 BW wordt een rechtshandeling, zoals een overeenkomst, vernietigd ‘hetzij door een buitengerechtelijke verklaring, hetzij door een rechterlijke uitspraak’.

Het vonnis (bodemzaak) Rechtbank Zeeland-West-Brabant 20 december 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:8979 gaat onder meer over dwaling:

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2023:8979

6.11.       De Zorgbalie stelt te hebben gedwaald bij de totstandkoming van de overeenkomst. De rechtbank is van oordeel dat de Zorgbalie onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken de overeenkomst heeft gesloten met de gemeente. Achteraf is gebleken dat de door de gemeente verstrekte bijlage wat betreft de uurlonen is gebaseerd op een onjuiste toepassing van de cao. Het verstrekken van deze informatie is het geven van een inlichting in de zin van artikel 6:228 lid 1 sub a BW. Dat die informatie door de gemeente te goeder trouw is gegeven, maakt hierbij niet uit. En omdat specifiek hiernaar is gevraagd is, was het voor de gemeente kenbaar dat die informatie belangrijk was voor inschrijvers als de Zorgbalie.

6.12.       Partijen verschillen van mening over de vraag of de Zorgbalie ook bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomst zou hebben gesloten. Zo ja, dan gaat het beroep op dwaling niet op en moet de daarop gebaseerde vordering worden afgewezen. De overeenkomst zou dan toch zijn gesloten, zodat geen oorzakelijk verband bestaat tussen de dwaling en de totstandkoming van de overeenkomst. Dat is het standpunt van de gemeente. Daar is iets voor te zeggen, omdat uit de correspondentie blijkt dat de Zorgbalie de opdracht persé wilde behouden en dus niet van de overeenkomst af wilde. Die mededeling is echter gedaan geruime tijd nadat de overeenkomst al was gesloten. Het is daarmee niet automatisch aannemelijk dat de Zorgbalie ook bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomst op 4 augustus 2021 zou hebben gesloten.

6.13.       De rechtbank begrijpt uit de mededelingen van de Zorgbalie op de zitting dat zij bij kennisneming van de juiste uurtarieven niet zou hebben ingeschreven omdat zij te weinig rendement hieruit zou halen. Een van haar adviseurs heeft dat op de zitting bevestigd. Ook dan moet de op dwaling gebaseerde vordering worden afgewezen. Dit omdat in de omstandigheden van het geval de dwaling van de Zorgbalie voor haar rekening moet komen (artikel 6:228 lid 2 BW). De Zorgbalie leverde namelijk al sinds 2015 onder een raamovereenkomst dezelfde dienst hulp bij huishouden en betaalde haar personeel volgens dezelfde cao. Zij moet daarom als deskundige partij worden aangemerkt. De gemeente mag verwachten dat de Zorgbalie onder die omstandigheden binnen redelijke grenzen zelf ook moeite doet om niet te dwalen bij het sluiten van een overeenkomst. Dat betekent dat van de Zorgbalie verwacht had mogen worden een vraag te stellen over de bijlage. Bijvoorbeeld de vraag hoe het komt, dat ondanks alle verschillen de uurlonen allemaal gelijk zijn. Ook als dit op het eerste gezicht niet in strijd hoefde te zijn met de cao, het is immers wel iets dat opvalt en in die zin vraagt om een toelichting. De Zorgbalie had dit kunnen vragen in de dialoogfase en ook op een later moment, nog vóór het sluiten van de overeenkomst. Door als deskundige partij hierover geen vraag te stellen heeft de Zorgbalie de dwaling aan zichzelf te wijten en komt die voor haar rekening. Zij kan haar dwaling dus niet afwentelen op de gemeente.

Inschrijvers op aanbestedingsprocedures worden doorgaans geacht zorgvuldig handelende en normaal oplettende professionele ondernemers te zijn.

Ik denk dan ook in algemene zin, dat een aanbestedende dienst het wel heel erg bont moet hebben gemaakt, wil een beroep op dwaling bij een overeenkomst die het gevolg is van een reguliere aanbestedingsprocedure, met daarin (dus) onder meer een inlichtingenronde, daadwerkelijk (kunnen) slagen.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten