woensdag 4 juni 2014

‘Staartje’


Rechtbank Gelderland 24 januari 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:454 heeft (toch) nog een ‘vervolg’ of ‘staartje’ gekregen.

Zie namelijk Rechtbank Gelderland 3 juni 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:3493:


In het vonnis interessante en, voor zover ik kan zien, aannemelijke overwegingen met betrekking tot (de ‘rechtsgevolgen’ van) ‘het voornemen tot gunning’ (r.o. 4.2), ‘snel en doeltreffend procederen’ (r.o. 4.4), ‘derdenverzet’ (r.o. 4.2-4.3), ‘voeging’ (r.o. 4.5), alsmede ‘misbruik van procesrecht’ en ‘geen tweede ronde’ (r.o. 4.6).

En - toch nog - ‘enkele overwegingen ten overvloede’ (r.o. 4.8):

“[-] De wetgever heeft in art. 2.114 van de Aanbestedingswet als hoofdregel vastgelegd dat de aanbestedende dienst een overheidsopdracht gunt op grond van de Economisch Meest Voordelige Inschrijving (EMVI) en dat in afwijking daarvan gunning op grond van de laagste prijs, gemotiveerd dient te worden. Dat is desbewust gebeurd naar aanleiding van een desbetreffend amendement dat is gemotiveerd met de wens dat de overheid een omslag moet maken als het gaat om duurzaam en innovatief inkopen en dat de overheid de markt moet uitdagen om de meest optimale oplossingen aan te dragen en ruimte te bieden voor innovatie en duurzaamheid. Als de aanbestedende dienst deugdelijk kan motiveren waarom zij in de gegeven omstandigheden kiest voor de laagste prijs, dan staat haar dat vrij. Anders zal zij het gunningscriterium op basis van EMVI moeten hanteren. Verwezenlijking van de in de wet neergelegde doelstellingen brengt met zich dat tot op zekere hoogte toetsbaar moet zijn of er een deugdelijke motivering is voor laagste prijs en of het door de aanbestedende dienst gehanteerde gunningscriterium werkelijk EMVI is. Aan die verwezenlijking zou in de weg staan als steeds en onder alle omstandigheden elk kwaliteitsaspect, hoe gering ook, dat een aanbestedende dienst als gunningscriterium aan de laagste prijs toevoegt, maakt dat aangenomen moet worden dat sprake is van gunning op EMVI. Uiteraard is het in beginsel aan de aanbestedende dienst te bepalen hoeveel gewicht zij aan kwaliteitsonderdelen wil toekennen. Het kan zich echter voordoen dat de kwaliteitselementen van zo geringe betekenis zijn dat redelijkerwijs niet meer kan worden aangenomen dat nog sprake is van EMVI. Uiteraard kleeft hieraan, ook voor aanbestedende diensten, het praktische bezwaar dat in zijn algemeenheid niet te bepalen is waar het omslagpunt ligt. Datzelfde geldt overigens voor het antwoord op de vraag of er een deugdelijke motivering is voor de keuze van laagste prijs. Waar dat omslagpunt ligt kan slechts van geval tot geval worden vastgesteld, rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, zoals de specifieke gunningscriteria, hun (relatieve) gewicht, het voorwerp van de aanbesteding, de markt waarin de aanbesteding plaatsvindt, de mate waarin gunning op EMVI zinvol is met het oog op de daarmee te verwezenlijken door de wetgever relevant geachte doelen enz. enz.. Indien geoordeeld moet worden dat sprake is van een EMVI met kwaliteitsaspecten van zo weinig gewicht dat die met gunning op de laagste prijs moet worden gelijkgesteld en de aanbestedende dienst daarvoor geen deugdelijke motivering kan geven, kan er aanleiding zijn voor een gebod tot heraanbesteding. In het vonnis van 24 januari 2014 heeft de voorzieningenrechter een specifiek op de omstandigheden van dat geval toegesneden afweging gemaakt rekening houdende met het debat van de partijen, zoals dat toen is gevoerd en de in dat kader naar voren gebrachte standpunten, waaronder de toen afgelegde verklaring namens de gemeente die er in wezen op neerkwam dat zij geen echte EMVI wilde omdat zij vreesde dat dat te duur zou worden en zij daarvoor geen budget heeft.”

De laatste zin van voornoemde overweging kan ik volgen. Maar het overige overtuigt mij (nog steeds) niet.

Amendement
Ik waag het immers te betwijfelen, of de verwijzing van de voorzieningenrechter naar het betreffende amendement, of naar de ‘verwezenlijking van de in de wet neergelegde doelstellingen’ wel zo overtuigend en/of sterk en/of relevant is. Daartoe het volgende.

Voor het betreffende ‘Amendement Ziengs en Leegte’ (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 32 440, nr. 25) zie:


Weliswaar wordt in de Toelichting genoemd:

“Als het gaat om duurzaam (en innovatief) inkopen, moet de overheid een omslag maken. Een omslag om niet alleen te kijken naar het maak-proces van een product, maar om te kijken naar de gebruiksfase van een product. Een omslag om te sturen op continue verbetering, waardoor er gestuurd wordt op echte duurzaamheid en minder verbruik van energie. Dit vraagt om heldere aanwijzingen voor inkopers en leveranciers.”

Maar daar wordt (echter) ook genoemd:

“Als gevolg van dit amendement worden opdrachten gegund op basis van Economisch Meest Voordelige Inkoop, tenzij de aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf in de aanbestedingsstukken toelicht waarom gunning op basis van prijs in die specifieke situatie aangewezen is.”

In welk verband bijvoorbeeld kan worden afgevraagd, of het amendement wel door heeft, waar het in het kader van (de twee) gunningscriteria in de zin van Richtlijn 2004/18/EG om gaat?

Ik onderscheid daarbij bijvoorbeeld twee gedachten:

1.           Het amendement heeft met Economisch Meest Voordelige Inkoop wel degelijk door, waar het in kwestie om draait. Namelijk, de ‘beste prijs-kwaliteitverhouding’ in het individuele concrete inkoopgeval. Zie bijvoorbeeld Overweging 46 van RL 2004/18/EG. In welk verband echter - overigens (ook) niet in de wet of Richtlijn te vinden - maatstaven of criteria als ‘(geen) significante invloed’ of daarbij in acht te nemen ‘grenzen’ òf ‘van zo weinig gewicht’ òf ‘van zo geringe betekenis’ (juist) niet ter zake doende (lees: irrelevant) zijn.
2.           Het amendement heeft met Economisch Meest Voordelige Inkoop niet door, waar het in kwestie (bij gunningscriteria) om draait. En in dat verband is de verwijzing door de voorzieningenrechter (ook) niet ter zake doende (lees: irrelevant).

Hardnekkig misverstand
Daarbij sluit ik overigens (ook) niet uit, dat in kwestie een hardnekkige misvatting aan de orde is.

Er zijn namelijk mensen die geloven, dat slechts met EMVI kwaliteit en/of duurzaamheid en/of innovatie kan worden ingekocht. Dat is echter een complete misvatting. Kwaliteit en/of duurzaamheid en/of innovatie wordt ingekocht (geborgd) met (de kwaliteit van) de technische specificaties (inhoud bestek, vraagspecificatie, PvE e.d.). Zo men wil, met de door de aanbestedende dienst vastgestelde (minimum-) ‘eisen’.

Het is bijvoorbeeld (ook) niet voor niks, dat diverse EMVI-beoordelingssystematieken ter zake ‘de kwaliteit’ uitgaan van (mogelijk te vervullen) ‘wensen’ en/of van ‘meerwaarde’.

Zie verder bijvoorbeeld ook (terecht) Hans Kuiper in de Linkedin-discussie “Rb Gelderland: ‘Beperking’ vrijheid aanbestedende dienst waar het de invulling van de EMVI-gunningscriteria betreft.”:

“Sommige aanbesteders hebben niet altijd oog voor het feit dat het belangrijkste van de opdracht in eisen wordt geformuleerd, wensen zijn in feite bijzaak, immers voldoe je er niet aan ben je toch in de markt. Vaak vindt de hele EMVI-beoordeling plaats op het minst belangrijke deel. Daarom ben ik er een voorstander van om de wensen uitsluitend te formuleren als verbeteringen t.o.v. van de minimum eisen. Dan gaat EMVI pas ergens over.”

En voor degenen die het (ook) nog (steeds) niet weten: Met ‘(alleen) laagste prijs’ kan (dus) bijvoorbeeld ook wel degelijk kwaliteit en/of duurzaamheid en/of innovatie worden ingekocht.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten