vrijdag 29 april 2016

“Geheime inschrijving”


Artikel 2.57 lid 1 Aanbestedingswet 2012 luidt als volgt:

Onverminderd het in deze wet bepaalde maakt een aanbestedende dienst informatie die hem door een ondernemer als vertrouwelijk is verstrekt niet openbaar.

Ingevolge artikel 21 lid 1 Richtlijn 2014/24/EU (‘Vertrouwelijkheid’) geldt:

Tenzij anders bepaald in deze richtlijn of in het nationale recht waaraan de aanbestedende dienst is onderworpen, in het bijzonder de wetgeving inzake de toegang tot informatie, en onverminderd de verplichtingen inzake de bekendmaking van gegunde overheidsopdrachten en de informatieverstrekking aan gegadigden en inschrijvers overeenkomstig de artikelen 50 en 55, maakt een aanbestedende dienst de informatie die hem door een ondernemer als vertrouwelijk is verstrekt, met inbegrip van - zij het niet uitsluitend - de fabrieks- of bedrijfsgeheimen en de vertrouwelijke aspecten van de inschrijving, niet bekend.

En in artikel 22 lid 3 Richtlijn 2014/24/EU (gedeeltelijk) is bepaald:

Bij elke mededeling, uitwisseling en opslag van informatie zorgen de aanbestedende diensten ervoor dat de integriteit van de gegevens en de vertrouwelijkheid van de inschrijvingen en verzoeken tot deelname gewaarborgd zijn. […]

Artikel 2.57 lid 1 Aanbestedingswet 2012 is (aldus) in beginsel in lijn met het nieuwe recht en zal (dus ook) niet gewijzigd worden.

In geval (of: voor zover) artikel 21 lid 1 Richtlijn 2014/24/EU met de zinsnede ‘Tenzij anders bepaald [-] in het nationale recht waaraan de aanbestedende dienst is onderworpen, in het bijzonder de wetgeving inzake de toegang tot informatie [-]’ doelt op wetten als de Wob, dan vormt een en ander in Nederland geen belemmeringen. De Aanbestedingswet derogeert immers aan de Wob. Zie namelijk bijvoorbeeld Afdeling Bestuursrechtspraak 28 augustus 2013, ECLI:NL:RVS:2013:888.

Ter zake een interessant en relevant vonnis voor de praktijk in Rechtbank Limburg 26 april 2016, ECLI:NL:RBLIM:2016:3640:


4.4.        Artikel 2:57 lid 1 van de Aanbestedingswet 2012 (Aw) bepaalt dat de aanbestedende dienst geen informatie die door een ondernemer als vertrouwelijk wordt verstrekt openbaar maakt. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat als vertrouwelijk worden aangemerkt fabrieks- of bedrijfsgeheimen en “de vertrouwelijke aspecten” van de inschrijving. Uit de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie (Varec SA - België, 14 februari 2008, C-450/06) blijkt voorts dat de ratio hierachter is dat inschrijvers niet hoeven te vrezen dat aan een derde gegevens worden meegedeeld waarvan openbaarmaking voor hen nadelig zou kunnen zijn, in de zin dat “bijzonder ernstige schade” optreedt in hun concurrentiepositie.
[…]
4.6.        De Gemeente heeft ter zitting erkend dat Winterevents gebruik maakt van (een) onderaannemer(s) om aan de geschiktheidseisen te kunnen voldoen. Zij stelt dat dit betekent dat de onderaannemer(s), die met de referentieopdracht(en) voldoet/voldoen aan de kerncompetenties, zich aan Magisch Maastricht committeert/committeren.
Bij de inschrijving door Winterevents is het naar het oordeel van de voorzieningenrechter voor de andere inschrijvers evenwel niet duidelijk wie de daadwerkelijke uitvoering van het kerstevenement op het Vrijthof in 2016 en de jaren daaropvolgend ter hand zal nemen.
Gelet op het verzoek tot geheimhouding van haar inschrijving door Winterevents en gelet op het feit dat Winterevents onweersproken op 23 december 2015 is opgericht en dus onweersproken gebruik moet maken van een of meer onderaannemers en Winterevents derhalve wederom onweersproken geen eigen referenties kan overleggen, maar terzake leunt op de expertise van haar onderaannemer(s), is er in wezen sprake van een in haar effect “geheime inschrijving”.
               […]
4.12.      De voorzieningenrechter is van oordeel dat de naam van de onderaannemer(s) van Winterevents weliswaar belangrijke bedrijfsinformatie kan zijn, maar dat uit de stellingname van de Gemeente niet duidelijk wordt dat en welke “bijzonder ernstige schade” optreedt als de persoon van de onderaannemer(s) wordt bekend gemaakt, waar tegenover staat dat bij bekend worden van de naam/namen van de onderaannemer(s) het de facto geheime karakter aan de inschrijving komt te ontvallen, zodat Vrijthof Mooi daardoor verneemt wie feitelijk het project gedurende ten minste vier jaren zal uitvoeren. De onderbouwing dat de onderaannemer mogelijk onder druk gezet of anderszins belaagd zal worden, gaat uit van een onbewezen stelling. Verder is erkend dat Winterevents voor alle geschiktheidscriteria steunt op een onderaannemer.
De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat Vrijthof Mooi een rechtmatig belang in de zin van artikel 843 a Rv heeft bij haar vordering in dit kort geding.
De voorzieningenrechter zal daarom in het kader van artikel 843a Rv de Gemeente verplichten de Eigen Verklaring openbaar te maken voor zover het onderdeel 8.2. betreft (“De onderneming dient, indien hij een beroep doet op een derde/derden, bij 8.2. aan te geven voor welke geschiktheidseisen hij een beroep op een derde/derden doet. 8.2. (Indien van toepassing) zijn onderneming voor de volgende geschiktheidseis(en) een beroep doet op een derde/derden, te weten: Eis: …. Derde waar beroep op wordt gedaan: ….”) en indien uit de Eigen Verklaring om de een of andere reden niet zou blijken wie de onderaannemer(s) is of zijn, dient de Gemeente het document waaruit de referentie blijkt openbaar te maken, maar alleen voor zover daaruit de naam van de onderaannemer(s) blijkt. Mutatis mutandis geldt hetzelfde voor openbaarmaking van het plan 2016, het plan 2017-2019 en de presentatie.

4.13.      Met de Gemeente is de voorzieningenrechter van oordeel dat meer informatie dan de persoon van de onderaannemer(s), zodanig concurrentiegevoelig is, althans het tegendeel is niet aannemelijk geworden, dat openbaarmaking nadelig zou kunnen zijn voor Winterevents. Op voorhand kan immers niet worden uitgesloten dat opnieuw zal moeten worden aanbesteed. In dat geval zou de inschrijving, of onderdelen daarvan, van Winterevents volledig bekend zijn, en dat is in strijd met het uitgangspunt van eerlijke mededinging en met de op basis van artikel 57 lid 1 Aw en het Beschrijvend Document toegezegde vertrouwelijkheid.

4.14.      Dat de referentieopdracht een in het verleden plaatsgevonden evenement betreft en daarom de commerciële belangen niet zou treffen, kan niet worden gevolgd. De keuze voor een bepaald referentieproject van de onderaannemer(s) onthult (mogelijk) informatie over de bedrijfsstrategie en plannen voor 2016 en 2017-2019 van Winterevents en het commitment van de onderaannemer en dat is, onweersproken, sterk concurrentiegevoelige informatie. Het beroep van Vrijthof Mooi op het gelijkheidsbeginsel en transparantiebeginsel is onnavolgbaar, omdat enkel van belang is dát er een referentie is die voldoet aan de voorwaarden (het is immers een geschiktheidseis en geen onderdeel van de waardering van de ingediende inschrijving) en er is geen argument naar voren gebracht waarom de Gemeente dat niet juist zou hebben beoordeeld.

4.15.      Met de Gemeente is de voorzieningenrechter van oordeel dat juist uit de plannen en de presentatie volgt, althans het tegendeel is niet aannemelijk geworden, hoe Winterevents het project voor zich ziet. Uit de plannen en presentatie blijkt hoe Winterevents zich onderscheidt van de andere inschrijvers. Anders dan Vrijthof Mooi beweert, bevatten die plannen wel degelijk concurrentiegevoelige informatie. De stelling dat de plannen op korte termijn toch bekend zullen worden, miskent immers dat de markt voor kerstevenementen groter is dan alleen Magisch Maastricht. De weerslag van het zich onderscheiden van de andere inschrijvers ligt vast in de scores. Deze zijn bekend gemaakt in de bijlage bij de brief van 15 maart 2016. Daarmee is, mede gelet op de motiveringsplicht die op de Gemeente rust, in beginsel voldaan aan de eisen die het aanbestedingsrecht stelt.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten