maandag 14 november 2016

Uitsluitingsgronden


HvJEU 10 november 2016 in zaak C-199/15 (Ciclat):


40          Gelet op een en ander moet op de prejudiciĆ«le vraag worden geantwoord dat artikel 45 van richtlijn 2004/18 aldus moet worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale regeling als in het hoofdgeding aan de orde, die de aanbestedende dienst verplicht om een schending van de voorschriften inzake de betaling van socialezekerheidsbijdragen die is vastgesteld in een door de aanbestedende dienst ambtshalve aangevraagd en door de socialezekerheidsorganen afgegeven getuigschrift, aan te merken als een uitsluitingsgrond, wanneer deze schending bestond op het tijdstip van deelname aan een aanbesteding, en dit zelfs indien zij op de datum van gunning of ambtshalve controle door de aanbestedende dienst, niet meer bestond.

Hoeven we niet te onthouden. Is - naast een specifiek Italiaans wetgevingsgeval - ‘oud recht’.

Ter zake de uitsluitingsgronden is met Richtlijn 2014/24/EU (immers) het nodige veranderd ten opzichte van Richtlijn 2004/18/EG. Artikel 57 lid 2 Richtlijn 2014/24/EU bijvoorbeeld:

Een ondernemer wordt uitgesloten van deelname aan een aanbestedingsprocedure wanneer de aanbestedende dienst ervan op de hoogte is dat de ondernemer niet voldoet aan zijn verplichtingen tot betaling van belastingen of sociale premies en wanneer dit is vastgesteld bij een rechterlijke of administratieve beslissing die onherroepelijk en bindend is overeenkomstig de wettelijke bepalingen van het land waar hij is gevestigd of van de lidstaat van de aanbestedende dienst.

Voorts mogen aanbestedende diensten een ondernemer uitsluiten, of door lidstaten worden verplicht dat te doen, van deelname aan een aanbestedingsprocedure wanneer de aanbestedende dienst met elk passend middel kan aantonen dat de ondernemer niet voldoet aan zijn verplichtingen tot betaling van belastingen of socialezekerheidsbijdragen.

Dit lid is niet langer van toepassing indien de ondernemer zijn verplichtingen is nagekomen door verschuldigde belastingen of socialezekerheidsbijdragen, met inbegrip van lopende rente of boeten, indien toepasselijk, te betalen of een bindende regeling tot betaling daarvan aan te gaan.

De eerste alinea van artikel 57 lid 2 Richtlijn 2014/24/EU voornoemd introduceert een nieuwe (in beginsel) verplichte uitsluitingsgrond. De tweede alinea, (de mogelijkheid van) een facultatieve uitsluitingsgrond.

In beide gevallen is, dus anders dan ‘Ciclat’, geen sprake meer van een uitsluitingsgrond “indien de ondernemer zijn verplichtingen is nagekomen door verschuldigde belastingen of socialezekerheidsbijdragen, met inbegrip van lopende rente of boeten, indien toepasselijk, te betalen of een bindende regeling tot betaling daarvan aan te gaan.

Zie over artikel 57 lid 2 Richtlijn 2014/24/EU, (onder meer) artikel 2.86 lid 4 en artikel 2.87 lid 1 sub j. Aanbestedingswet 2012.

Zie in het ARW 2016 (onder meer) artikel 2.13 (‘links’ en ‘rechts’ identiek).

Uit artikel 2.13.4 ARW 2016 blijkt:

[…] Hiervan wordt afgezien indien uitsluiting kennelijk onredelijk zou zijn of indien de ondernemer de verschuldigde belastingen of sociale zekerheidspremies, met inbegrip van eventuele lopende rente of boetes, heeft betaald of een bindende regeling tot betaling daarvan is aangegaan. […]

Uit artikel 2.13.11 ARW 2016 - dat in de eerste zin verwijst naar de facultatieve uitsluitingsgronden ex artikel 2.13.7 ARW 2016 - volgt onder meer:

[…] in de gelegenheid te bewijzen dat hij voldoende maatregelen heeft genomen om zijn betrouwbaarheid aan te tonen. Indien de aanbesteder dat bewijs toereikend acht, wordt de betrokken ondernemer niet uitgesloten. […]

Maar er is (echter) niets concreet vermeld, omtrent “indien de ondernemer zijn verplichtingen is nagekomen door verschuldigde belastingen of socialezekerheidsbijdragen, met inbegrip van lopende rente of boeten, indien toepasselijk, te betalen of een bindende regeling tot betaling daarvan aan te gaan.

De artikelsgewijze toelichting op artikel 2.13.11 ARW 2016 verwijst ook slechts naar artikel 2.87a Aanbestedingswet 2012.

Het zal wel loslopen. En een ‘betaling’ of een ‘bindende regeling’ zal best een ‘voldoende maatregel’ (kunnen) zijn. Maar de Aanbestedingswet 2012 doet het met artikel 2.87 lid 3:

Artikel 2.86, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing op het in het eerste lid, onderdeel j, bedoelde geval.

Een stuk beter / duidelijker, dan het ARW 2016 in kwestie.

Artikel 2.86 lid 5 Aanbestedingswet 2012 luidt immers:

Het vierde lid is niet van toepassing indien de gegadigde of inschrijver zijn verplichtingen is nagekomen door de verschuldigde belastingen of sociale zekerheidspremies te betalen, met inbegrip van lopende rente of boetes indien toepasselijk, of een bindende regeling tot betaling daarvan te treffen.

Maakt ‘Europees’ (‘links’) of ‘Nationaal’ (‘rechts’) in kwestie nog wat uit?

Denk het niet, gelet op bijvoorbeeld de (strekking van de) MvT, Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 329, nr. 3, pag. 67-68:


[…] Het vijfde lid bewerkstelligt dat de onderneming of natuurlijke persoon die inmiddels de verschuldigde belastingen of premies heeft voldaan of een bindende afspraak tot betaling heeft gemaakt, niet wordt uitgesloten op basis van het vierde lid. Er is immers geen reden (meer) tot uitsluiting als dat het geval is. […]

Zo nodig in combinatie (gelezen) met de MvT op pag. 70-71 (de toelichting op art. 2.87 lid 1 sub j.).


Geen opmerkingen:

Een reactie posten