Artikel 2.53 lid 3 Aanbestedingswet 2012 luidt als volgt:
Een ondernemer kan de aanbestedende dienst verzoeken om bepaalde informatie niet in de nota van inlichtingen op te nemen indien openbaarmaking van deze informatie schade zou toebrengen aan de gerechtvaardigde economische belangen van de onderneming.
De Memorie van toelichting, Tweede Kamer, vergaderjaar 2009-2010, 32 440, nr. 3, pag. 68 vermeldt ter zake onder meer:
[…] Een ondernemer kan een gerechtvaardigd belang
hebben om het verzoek om nadere inlichtingen en het antwoord daarop niet aan
zijn concurrenten te openbaren. In dat geval kan een aanbestedende dienst aan
de ondernemer individuele inlichtingen verstrekken (artikel 2.53, derde lid).
Het verstrekken van dergelijke inlichtingen mag geen betrekking hebben op
onderhandelingen met gegadigden of inschrijvers over fundamentele punten van de
opdrachten waarvan de wijziging de mededinging kan vervalsen of betrekking
hebben op onderhandelingen over de prijzen. De aanbestedende dienst mag alleen
inlichtingen verstrekken die dienen ter verduidelijking van de eisen die de
aanbestedende dienst in de aankondiging of het bestek heeft gesteld. De
opdracht mag erdoor niet van aard veranderen. […]
Artikel 2.23.1 ARW 2016 (‘Nadere inlichtingen in geval van een gerechtvaardigd economisch belang’) luidt dan bijvoorbeeld ook als volgt:
Een ondernemer die voornemens is in te schrijven kan
de aanbesteder gemotiveerd verzoeken om nadere inlichtingen die niet worden
opgenomen in de nota van inlichtingen inschrijvingsfase. De aanbesteder kan
dergelijke inlichtingen verstrekken voor zover het opnemen daarvan, naar het
oordeel van de aanbesteder, in deze nota schade kan toebrengen aan de
gerechtvaardigde economische belangen van de ondernemer. De aanbesteder mag
deze inlichtingen alleen geven indien deze dienen ter verduidelijking van de
eisen die de aanbesteder in de aankondiging en de voor inschrijving relevante
aanbestedingsstukken heeft gesteld. Het verstrekken van dergelijke inlichtingen
mag niet leiden tot discriminatie van andere ondernemers die voornemens zijn in
te schrijven.
De artikelsgewijze toelichting bij het ARW 2016 vermeldt daarbij:
Een gerechtvaardigd economisch belang kan zich onder
meer voordoen bij het aanbesteden van geïntegreerde contracten, zoals Design and Construct, en in het geval de
gegadigde van plan is om een variant in te dienen. In zulke gevallen zullen
vragen om verduidelijking vaak gerelateerd zijn aan de oplossing of het ontwerp
dat de gegadigde voor ogen staat en diens vragen kunnen zijn oplossing of
ontwerp voortijdig onthullen. Het bekend worden van zijn vraag tijdens de
aanbesteding bij zijn concurrenten zou daardoor kunnen leiden tot schade voor
de gegadigde en vervalsing van de mededinging. De mogelijkheid om vertrouwelijk
nadere inlichtingen te vragen bevordert innovatie, omdat de gegadigde nadere
inlichtingen kan vragen over zijn oplossing zonder het risico te lopen dat zijn
concurrenten daar ten onrechte van profiteren.
Het is risicovol, wanneer in de inlichtingenronde lichtzinnig met ‘individuele’ of ‘vertrouwelijke’ vragen wordt omgegaan.
Zie bijvoorbeeld Rechtbank Midden-Nederland 12 september 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:3776:
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBMNE:2022:3776
3.16. […]
Overigens heeft ook SoftwareONE, één van de gegadigden, het antwoord op de
hiervoor genoemde manier begrepen, wat de uitleg van het antwoord zoals
hiervoor vermeld, onderstreept. Dat SoftwareONE dit zo heeft begrepen, blijkt
uit de individuele vraag die zij vervolgens naar aanleiding van het door het
Waterschapshuis gegeven antwoord heeft gesteld. Deze individuele vraag van
SoftwareONE luidde als volgt: “De Aanbestedende Dienst geeft in haar antwoord
aan dat indien Opdrachtnemer Persoonsgegevens doorgeeft aan een land of een
internationale organisatie buiten de EER, voor dit land een
adequaatheidsbesluit moet zijn afgegeven danwel dat deze doorgifte niet
repetitief (dus eenmalig) is en een beperkt aantal gegevens betreft. De
Aanbestedende Dienst vraagt in deze Aanbesteding bij Gegadigde een webportaal
uit voor het creëren van een eenduidig inkoop/bestelproces. Gegadigde maakt
deel uit van een internationale organisatie, positioneert haar diensten
wereldwijde en maakt daardoor dus gebruik van sub-verwerkers buiten de EER. Het
gebruik van sub-verwerkers buiten de EER is noodzakelijk voor Gegadigde om een
schaalbare en goed geprijsde dienst te kunnen leveren, waar de Aanbestedende
Dienst op haar beurt van kan profiteren. Gegadigde wenst daarnaast te benadrukken
dat veel Software Vendoren tevens ook gebruik maken van sub-verwerkers buiten
de EER. Deze verwerkingen zijn veelal repetitief en niet eenmalig. De
Aanbestedende Dienst beperkt zichzelf dus onnodig met deze eis, nu de AVG juist
de mogelijkheid biedt om gegevens buiten de EER te verwerken volgens de
doorgifte-instrumenten zoals deze benoemd staan in artikel 45 t/m 57 AVG.
Gegadigde verzoekt de Aanbestedende Dienst om deze eis aan te passen in lijn
met voorgaande, indien de Aanbestedende Dienst hier niet akkoord mee gaat, dan
verzoekt Gegadigde om een gemotiveerde uitleg.”
[…]
3.22. […] Het
Waterschapshuis heeft een duidelijk niet voor uitleg vatbaar antwoord gegeven
in de NvI en daarmee de inschrijver zoals bedoeld in 3.5. op een bepaald spoor
gezet. Zij heeft vervolgens, toen zij door de individuele vraag er achter kwam
dat zij de gegadigden op een verkeerd spoor had gezet niets ondernomen om dit
te corrigeren. Sterker nog, zij heeft alleen aan de individuele vraagsteller
laten weten dat dit niet de bedoeling was. Er had niets aan in de weg gestaan
als zij dit ook aan de andere gegadigden had laten weten. Zij had dit eenvoudig
kunnen doen zonder daarbij de bedrijfsvertrouwelijkheid van de individuele
vraagsteller (SoftwareONE) te schenden. Zij had dat ook moeten doen. Het
Waterschapshuis heeft dus stilgezeten, waar zij tot actie had moeten overgaan.
[…]
3.25. SoftwareONE
heeft naar aanleiding van het antwoord op vraag 19 van de NvI de in 3.16.
weergegeven individuele vraag gesteld.
3.26. Het
Waterschapshuis heeft deze vraag als volgt aan SoftwareONE beantwoord: “Het
gaat dus niet om een eenmalige verwerking en er is geen adequaatheidsbesluit
voor alle landen aan wie opdrachtnemer persoonsgegevens doorgeeft, zo begrijp
ik. Opdrachtnemer verwijst naar de artikelen 45 t/m 47 AVG. Dat is correct en
dan is m.n. van belang artikel 46. Dat biedt namelijk de mogelijkheid dat opdrachtnemer
aantoont passende waarborgen te hebben te hebben getroffen. Dat kan op één van
de wijzen die in artikel 46, tweede lid AVG worden genoemd. Als opdrachtnemer
dus kan aantonen dat zij passende waarborgen met verwerkers buiten de EER heeft
getroffen op de wijze zoals vermeld in artikel 46, tweede lid AVG, kan dit punt
worden opgelost. In de verwerkersovereenkomst kan op dit punt worden opgenomen
dat opdrachtnemer passende waarborgen heeft getroffen ter beveiliging van de
persoonsgegevens die worden gedeeld met verwerkers buiten de EER, welke
waarborgen zijn beschreven in een bijlage die gevoegd wordt bij de
verwerkersovereenkomst.”
3.27. SoftwareONE
kon er gelet op dit aan haar gegeven individuele antwoord ervan uitgaan dat de
gegevensverwerking buiten de EER is toegestaan als voldaan is aan één van de
waarborgen zoals vermeld in (vooral artikel 46 lid 2 van) de AVG. Dit wordt nog
eens ondersteund door het feit dat in 2.8 van de Aanbestedingsleidraad is
bepaald dat een individueel antwoord de (juridische) status heeft van een nota
van inlichtingen. Het individuele antwoord had dus voor SoftwareONE de status
van een nota van inlichting en maakt daardoor voor SoftwareONE deel uit van de
aanbestedings-documenten.
3.28. Protinus
heeft vóór haar inschrijving geen kennis genomen van het aan SoftwareONE
gegeven individuele antwoord. Zij wist dus niet beter of er gold de
eis/voorwaarde zoals die is vermeld in het hiervoor besproken antwoord op vraag
19 van de eerste NvI.
3.29. Het
Waterschapshuis voert nog aan dat ook Protinus gebonden is aan het individuele
antwoord, omdat het individuele antwoord op grond van artikel 2.8. van de
Aanbestedingsleidraad de status van een nota van inlichtingen heeft. Dit
standpunt gaat niet op. Het antwoord heeft voor de vragensteller de status van
een nota van inlichtingen en de vragensteller is daaraan gebonden. Maar dat
betekent niet dat de gegadigden die het antwoord niet kennen, kunnen worden
geacht het antwoord wel te kennen.
Conclusie
3.30. De
conclusie is dat de ene gegadigde (Protinus) mocht uitgaan van de
eisen/voorwaarden zoals kenbaar uit het antwoord op vraag 19 van de eerste NvI
en de andere gegadigde (SoftwareONE) mocht uitgaan van het eis/voorwaarde zoals
kenbaar uit het aan hem gegeven individuele antwoord. Dit betekent dat sprake
is van strijd met het transparantie- en gelijkheidsbeginsel. Ook is er hierdoor
door het Waterschapshuis een ongelijk speelveld gecreëerd.
[…]
3.35. De
meer subsidiaire vordering strekkende tot een verbod om uitvoering te geven aan
de voorlopige gunningsbeslissing, een gebod om de aanbestedingsprocedure te
staken en gestaakt te houden en een gebod om de opdracht voor perceel 2 opnieuw
aan te besteden, als het Waterschapshuis die opdracht nog in de markt wil
zetten, zal echter wel worden toegewezen. […]
Neem dus niet zomaar aan, dat een in de inlichtingenronde gestelde ‘individuele vraag’ ook daadwerkelijk, aanbestedingsrechtelijk gerechtvaardigd, een ‘individuele vraag’ is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten