donderdag 5 januari 2023

De transparantieverplichting in het EU-recht

In Nederland kennen we een ‘transparantieverplichting’ als gevolg van het ‘Didam-arrest’ Hoge Raad 26 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1778:


3.1.5       Het gelijkheidsbeginsel brengt ook mee dat het overheidslichaam, teneinde gelijke kansen te realiseren, een passende mate van openbaarheid moet verzekeren met betrekking tot de beschikbaarheid van de onroerende zaak, de selectieprocedure, het tijdschema en de toe te passen selectiecriteria. Het overheidslichaam moet hierover tijdig voorafgaand aan de selectieprocedure duidelijkheid scheppen door informatie over deze aspecten bekend te maken op zodanige wijze dat (potentiële) gegadigden daarvan kennis kunnen nemen.

De transparantieverplichting in het EU-recht kan (echter) worden weergegeven middels het arrest HvJEU 17 december 2015 in de gevoegde zaken C-25/14 en C-26/14 (UNIS):

27           In de eerste plaats zij er vooraf aan herinnerd dat de transparantieverplichting, wat diensten betreft die gepaard gaan met een optreden van de nationale autoriteiten, zoals de verlening van een concessie voor diensten, niet geldt voor elke verrichting, maar enkel voor verrichtingen die een duidelijk grensoverschrijdend belang hebben doordat zij objectief gezien de belangstelling kunnen wekken van marktdeelnemers die gevestigd zijn in andere lidstaten dan de lidstaat waartoe de autoriteit behoort waardoor de betreffende diensten worden gegund (zie naar analogie met name het arrest SECAP en Santorso, C‑147/06 en C‑148/06, EU:C:2008:277, punt 24).

[…]

38           Blijkens de rechtspraak vloeit de transparantieverplichting voort uit de beginselen van gelijke behandeling en non-discriminatie, die in het kader van de door artikel 56 VWEU gewaarborgde vrijheid van dienstverrichting in acht moeten worden genomen. Indien er geen sprake is van enige transparantie, vormt de gunning van de betreffende opdracht aan een onderneming die gevestigd is in de lidstaat waar de gunningsprocedure plaatsvindt, namelijk een ongelijke behandeling waarvan de gevolgen hoofdzakelijk ten koste gaan van alle mogelijkerwijs geïnteresseerde ondernemingen die gevestigd zijn in andere lidstaten, aangezien laatstgenoemde ondernemingen geen daadwerkelijke mogelijkheid hebben gehad om hun belangstelling te uiten. Die ongelijke behandeling levert in de regel indirecte discriminatie op grond van nationaliteit op, hetgeen in beginsel verboden is krachtens onder meer artikel 56 VWEU (zie in die zin met name de arresten Coname, C‑231/03, EU:C:2005:487, punten 17‑19, en Belgacom, C‑221/12, EU:C:2013:736, punt 37 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

39           De transparantieverplichting impliceert een passende mate van openbaarheid waardoor mededinging kan plaatsvinden en waardoor de onpartijdigheid van de gunningsprocedure kan worden gecontroleerd, zonder dat noodzakelijkerwijs een aanbesteding hoeft te worden uitgeschreven (zie in die zin met name het arrest Engelmann, C‑64/08, EU:C:2010:506, punt 50 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

In het EU-recht gaat het dus niet om de Nederlandse ‘gelijke kansen’.

In het EU-recht geldt de transparantieverplichting (immers) slechts bij een ‘duidelijk grensoverschrijdend belang’, en dus niet in een ‘zuiver interne (lidstaat) situatie’, en ter voorkoming van discriminatie naar nationaliteit.

Niet alle regels komen uit ‘Europa’.

Lees verder ook:

https://keesvandewater.blogspot.com/2022/12/een-niet-volwaardig-algemeen-beginsel.html

en

https://keesvandewater.blogspot.com/2017/03/denkend-aan.html 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten