zondag 23 november 2025

Als sprake is van een leemte

Ik denk, dat het niet juist is, en ook niet nodig was, om (het) “De algemene beginselen van behoorlijk bestuur spelen daarom in een aanbestedingszaak alleen een rol als sprake is van een leemte in het aanbestedingsrecht.” te noemen in r.o. 4.7 van het vonnis Rechtbank Midden-Nederland 21 november 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:6210:

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBMNE:2025:6210


4.6.         [eisende partij] stelt zich op het standpunt dat de Gemeente zich bij de intrekking van de aanbesteding ook moet houden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en in het bijzonder het zorgvuldigheidsbeginsel en motiveringsbeginsel. Deze beginselen brengen volgens [eisende partij] mee dat de Gemeente zorgvuldig een beslissing moet nemen en de redenen van deze beslissing moet onderbouwen. De onderbouwingsverplichting houdt volgens [eisende partij] ook in dat de Gemeente moet onderzoeken waarom de door haar aan de intrekking ten grondslag gelegde redenen zich voordoen. Zo moet de Gemeente volgens [eisende partij] onderzoeken waarom er maar één inschrijver op de aanbesteding heeft ingeschreven en of die oorzaak aan haar te wijten te is en/of tot haar risicosfeer behoort. Als dat laatste het geval is dan is de Gemeente niet bevoegd om de aanbesteding in te trekken, aldus nog steeds het standpunt van [eisende partij] .

4.7.         Dit standpunt van [eisende partij] gaat niet op. Als [eisende partij] in haar standpunt zou worden gevolgd dan zou er, via de band van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, een zwaardere maatstaf voor intrekking van de aanbestedingsprocedure gelden dan de maatstaf die daarvoor volgens het aanbestedingsrecht (Croce Amica arrest) geldt. Immers, bij het intrekken van een aanbesteding op grond van het aanbestedingsrecht speelt de vraag of de reden voor intrekking aan de aanbestedende dienst te wijten is en/of tot de risicosfeer van de aanbestedende dienst hoort geen rol. De aanbestedende dienst mag de aanbesteding ook intrekken als de reden voor die intrekking aan haar te wijten is en/of tot haar risicosfeer hoort. Er is geen reden om deze door [eisende partij] bepleite strengere maatstaf toe te passen. Het aanbestedingsrecht houdt via het transparantie- en gelijkheidsbeginsel voldoende rekening met de zorgvuldigheid die de aanbestedende dienst in acht moet nemen bij de intrekking van een aanbestedingsprocedure en de motivering van die intrekkingsbeslissing. De algemene beginselen van behoorlijk bestuur spelen daarom in een aanbestedingszaak alleen een rol als sprake is van een leemte in het aanbestedingsrecht. Die leemte is er in dit geval niet, aangezien het Croce Amica arrest de maatstaf geeft voor het intrekken van een aanbestedingsprocedure. Bovendien zou er afbreuk worden gedaan aan de contractsvrijheid van een aanbestedende dienst als [eisende partij] in haar standpunt zou worden gevolgd. Een aanbestedende dienst zou dan geen fout kunnen herstellen.

Bestuursorganen, aanbestedende dienst of niet, zijn immers altijd gebonden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Zie ook artikel 3: 14 Burgerlijk Wetboek:


Een bevoegdheid die iemand krachtens het burgerlijk recht toekomt, mag niet worden uitgeoefend in strijd met geschreven of ongeschreven regels van publiekrecht.

Algemene beginselen van behoorlijk bestuur spelen in het voorkomend geval dus ook een rol bij de toepassing van een maatstaf (rechtsregel) zoals opgenomen in bijvoorbeeld het arrest HvJEU 11 december 2014 in zaak C-440/13 (Croce Amica One Italia).

Kijkt men daarbij naar het motiveringsbeginsel volgens artikel 3: 46 Algemene wet bestuursrecht (Awb):

Een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering.

En het zorgvuldigheidsbeginsel volgens artikel 3: 2 Awb:


Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.

En artikel 3: 4 Awb:


1.            Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.

2.            De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

Dan blijkt ook, dat eisende partij in het vonnis (r.o. 4.6) een eigen, in verband met de maatstaf van HvJEU 11 december 2014 in zaak C-440/13 (Croce Amica One Italia), niet relevante uitleg van/aan de toepassing van het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel geeft.

Het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel voornoemd vinden (natuurlijk) steeds concreet toepassing in het concrete geval aan de hand van de relevante feiten en omstandigheden van het concrete geval, waaronder de (alsdan) geldende aanbestedingsrechtelijke regels.

In HvJEU 11 december 2014 in zaak C-440/13 (Croce Amica One Italia) is verder onder meer bepaald:


35           Bijgevolg verzet het Unierecht zich er niet tegen dat de lidstaten in hun wettelijke regeling voorzien in de mogelijkheid om een besluit tot intrekking van een aanbesteding vast te stellen. Een dergelijk besluit kan zijn ingegeven door redenen die met name verband houden met de beoordeling of het uit het oogpunt van het algemeen belang opportuun is om een aanbestedingsprocedure te voltooien, onder meer gelet op het feit dat de economische context of de feitelijke omstandigheden dan wel de behoeften van de betrokken aanbestedende dienst zijn gewijzigd. Aan een dergelijk besluit kan ook de vaststelling ten grondslag liggen dat het concurrentieniveau te laag was, gelet op het feit dat aan het einde van de procedure voor het plaatsen van de betrokken opdracht nog slechts één inschrijver geschikt bleek om deze uit te voeren.

Het vonnis geeft praktisch en feitelijk toepassing aan het Europese arrest:


4.14.       De conclusie is dat sprake is van een te laag concurrentieniveau. [eisende partij] heeft als enige inschrijver op de aanbesteding ingeschreven. Er heeft daardoor geen daadwerkelijke mededinging plaatsgevonden. De Gemeente heeft immers de inschrijving van [eisende partij] niet op basis van objectieve criteria kunnen vergelijken met die van andere inschrijvers. Dat is wel vereist om van concurrentie/mededinging te kunnen spreken. De aanbestedingswet 2012 (waarin een aantal Richtlijnen zijn geïmplementeerd) beoogt immers de daadwerkelijke mededinging op het gebied van overheidsopdrachten te bevorderen. Om dat doel te bereiken moet de aanbestedende dienst in staat zijn verschillende aanbiedingen te vergelijken op basis van objectieve criteria. Als er maar één aanbieding is of overblijft, is de aanbestedende dienst daartoe niet in staat. Zo heeft ook het Hof van Justitie in het “Fracasso Leitschutz” arrest geoordeeld. […] Van belang is ook dat de vergelijking nodig is om er zeker van te zijn dat de economisch meest voordelige inschrijving op basis van de beste prijs kwaliteitsverhouding wordt verkregen. Het standpunt van [eisende partij] dat haar inschrijving onder concurrentie, althans de indruk daarvan tot stand is gekomen, gaat dus niet op. Het gaat er niet om dat [eisende partij] , zoals zij meent, concurrentie voelde van de ondernemers die vragen hadden gesteld tijdens de inlichtingenrondes, maar of daadwerkelijke mededinging als hiervoor bedoeld heeft plaatsgevonden en dat is niet geval doordat alleen [eisende partij] heeft ingeschreven.

Maar uit de betreffende motivering (overweging) mag (echter) niet worden afgeleid, dat een gunning onmogelijk is, wanneer slechts sprake is van één (1) inschrijver in een aanbestedingsprocedure.

Er is namelijk geen rechtsregel die dat verbiedt.

Lees ook:

https://keesvandewater.blogspot.com/2025/03/het-houdt-een-keer-op.html

en

https://keesvandewater.blogspot.com/2025/11/een-toereikend-niveau-van-ai.html

Geen opmerkingen:

Een reactie posten