vrijdag 5 december 2014

Cobouw en de ‘Nieuwe procedure in Europese richtlijn’


Een - wat mij betreft - (nogal) suggestief stukje in Cobouw:


Met als ‘strekking’:

[-] De nieuwe Europese richtlijnen bieden meer ruimte aan een dergelijke krachtige techniek: het toepassen van objectieve voorwaarden (condities) op de onderlinge gunning van percelen van een opdracht.

Wat te denken van:

Bedrijven als Mars, Unilever, BP en Heineken passen conditioneel inkopen op brede schaal toe. Toepassingen variëren van de inkoop van verpakkingsmaterialen tot het uitbesteden van transport.[-]

Wellicht. Ik heb dat niet onderzocht. Maar, daarvan uitgaande. Doen ‘zij’ dat ook door middel van een openbare aanbestedingsprocedure? Houden zij zich aan de ‘algemene beginselen van aanbestedingsrecht’? Zijn zij gehouden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur? Wordt (alsdan) altijd rekenschap gegeven aan de pré-contractuele werking van de goede trouw (redelijkheid en billijkheid)? Ik waag het te betwijfelen. In welk verband het wel eens om ‘appels en peren’ zou kunnen gaan.

Hoe dan ook.

Bovenstaande voorbeelden illustreren dat conditioneel aanbesteden ook voor de Nederlandse aanbestedingspraktijk van waarde is. [-]

We zullen het (echter) dan maar niet over (bijvoorbeeld) de administratieve lasten van (alle) betrokken partijen en het contractmanagement aangaande ‘109 micropercelen’ hebben.

Verder:

De huidige Europese richtlijn en de Aanbestedingswet 2012 reguleren de omgang met percelen zeer beperkt. De nieuwe Europese richtlijnen voor overheidsopdrachten die uiterlijk in april 2016 in werking treden, bieden echter meer duidelijkheid. De richtlijn 2014/24/EU staat het beperken van het aantal percelen dat een inschrijver gegund krijgt - een schoolvoorbeeld van conditioneel aanbesteden - expliciet toe. Hieruit is op te maken dat conditioneel aanbesteden niet in beginsel op gespannen voet staat met de nieuwe aanbestedingsrichtlijn. Dit opent de deur voor aanbestedende diensten om deze bewezen techniek ook in de publieke sector toe te passen.

Nou, volgens mij vermeldt Bijlage VII A van Richtlijn 2004/18/EG onder ‘Aankondiging van overheidsopdrachten’ al:

“7.          Wanneer de opdrachten in percelen zijn verdeeld, vermelding van de mogelijkheid voor de ondernemers om voor één, meer en/of alle percelen in te schrijven.”

Richtlijn 2014/24/EU (art. 46 lid 2, eerste alinea) ‘verandert’ in dat opzicht dus (feitelijk) niets.

Maar klaarblijkelijk heeft de schrijver van het Cobouw-stukje een en ander (bijvoorbeeld: ‘een schoolvoorbeeld van conditioneel aanbesteden [-] Hieruit is op te maken dat conditioneel aanbesteden niet in beginsel op gespannen voet staat met de nieuwe aanbestedingsrichtlijn’) nodig voor (in verband met):

[-] Echter, naar aanleiding van de genoemde toepassingen is discussie ontstaan of de aanbestedingswetgeving conditioneel aanbesteden wel toestaat. Er werd getwijfeld of condities wel verband houden met het voorwerp van de opdracht.”

En met een en ander wordt (ten onrechte) de suggestie gewekt, dat in onderhavige ‘kwestie’ omtrent het ‘verband houden met het voorwerp van de opdracht’ in/met Richtlijn 2014/14/EU concreet ‘stelling’ is genomen. Dan wel ter zake een - of het - ‘antwoord’ of ‘oplossing’ is gegeven.

Integendeel!

Overweging 79 van RL 2014/24/EU vermeldt (slechts):

“In geval van splitsing van een opdracht, moeten de aanbestedende diensten, bijvoorbeeld om de concurrentie veilig te stellen of met het oog op de betrouwbaarheid van de levering, het aantal percelen waarvoor een ondernemer kan inschrijven, kunnen beperken. Ook moeten zij het aantal percelen dat aan één inschrijver kan worden toegekend, kunnen beperken.
Indien de aanbestedende diensten echter verplicht worden de opdracht in percelen te gunnen, zelfs indien dat aanmerkelijk minder voordelige oplossingen zou opleveren dan bij gezamenlijke gunning van alle of meerdere percelen, kan dit ertoe leiden dat het doel van betere toegang van het mkb tot overheidsopdrachten moeilijker haalbaar wordt. Wanneer vooraf duidelijk is aangegeven dat deze mogelijkheid bestaat, moeten de aanbestedende diensten een vergelijkende beoordeling van de inschrijvingen kunnen uitvoeren om uit te maken of de inschrijvingen die door een bepaalde inschrijver voor een specifieke combinatie van percelen wordt ingediend, als geheel genomen, beter aan de gunningscriteria voor deze percelen, vastgesteld overeenkomstig deze richtlijn, voldoen dan inschrijvingen voor ieder perceel afzonderlijk. Is dat het geval, moet het de aanbestedende dienst toegestaan zijn een opdracht aan de betrokken inschrijver te gunnen voor alle percelen gezamenlijk. Duidelijk moet zijn dat de aanbestedende diensten bij het uitvoeren van de vergelijkende beoordeling eerst moeten uitmaken welke inschrijvingen het beste aan de vastgestelde gunningscriteria voldoen voor ieder perceel, en die vervolgens dienen te vergelijken met de inschrijvingen die door een bepaalde inschrijver zijn gedaan voor een specifieke combinatie van percelen, als geheel genomen.”

Artikel 46 lid 3 RL 2014/24/EU (slechts):

“De lidstaten kunnen bepalen dat, indien meer dan één perceel aan dezelfde inschrijver kan worden gegund, de aanbestedende diensten opdrachten kunnen gunnen voor een combinatie van percelen of voor alle percelen wanneer zij in de aankondiging van de opdracht of in de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling hebben gespecificeerd dat zij zich daartoe de mogelijkheid voorbehouden en aangeven welke percelen of groepen van percelen kunnen worden gecombineerd.”

En artikel 67 leden 2 en 3 RL 2014/24/EU (gedeeltelijk):

“2.          De economisch meest voordelige inschrijving uit het oogpunt van de aanbestedende dienst wordt vastgesteld op basis van de prijs of de kosten, op basis van kosteneffectiviteit, zoals de levenscycluskosten, overeenkomstig artikel 68, waarbij onder meer de beste prijs-kwaliteitsverhouding in aanmerking kan worden genomen, te bepalen op basis van criteria, waaronder kwalitatieve, milieu- en/of sociale aspecten, die verband houden met het voorwerp van de betrokken opdracht. [-]”

“3.          Gunningscriteria worden geacht verband te houden met het voorwerp van de overheidsopdracht wanneer zij betrekking hebben op de in het kader van die opdracht te verrichten werken, leveringen of diensten, in alle opzichten en in elk stadium van hun levenscyclus [-]”

Richtlijn 2014/24/EU heeft het dus aan de wetgever en uiteindelijk (zeer waarschijnlijk) ‘aan de praktijk’ overgelaten, om ter zake met een ‘oplossing’ te komen. Hetgeen mij (nog steeds) principieel een ‘uitdaging’ lijkt. En wellicht een ‘wassen neus’ (blijkt). Zie bijvoorbeeld:


Overigens (nog) los van het gegeven, dat met ‘rekenen’ en/of ‘berekeningen’ en/of ‘wiskundige formules’ en/of ‘tabellen’ niet zelden ‘objectiviteit’, ‘transparantie’ en ‘non-discriminatie’ wordt verondersteld en/of gesuggereerd en/of ‘voorgespiegeld’, welke in het voorkomend geval feitelijk en praktisch aanbestedingsrechtelijk onrechtmatig of (bijvoorbeeld (ook) vanuit een doelmatige inkoop of in verband met administratieve lastenverlichting) illusoir en/of misleidend is (zijn).

Tenslotte:

[-] Bij de gunning van de percelen beoordeelt de opdrachtgever wat voor de gehele opdracht de economisch meest voordelige gunning van percelen is.[-]

Ongelofelijk. En over ‘deuren openen’ gesproken. Zou de ‘doelmatigheid’ of het ‘economisch (inkoop-) voordeel’ van bijvoorbeeld het bepaalde in artikel 1.5 lid 3 Aanbestedingswet 2012 niet eens (beter) kritisch onderzocht en geanalyseerd moeten worden?


Geen opmerkingen:

Een reactie posten