Een - wat mij betreft - (nogal) suggestief stukje in Cobouw:
Met als ‘strekking’:
“[-] De nieuwe Europese
richtlijnen bieden meer ruimte aan een dergelijke krachtige techniek: het
toepassen van objectieve voorwaarden (condities) op de onderlinge gunning van
percelen van een opdracht.”
Wat te denken van:
“Bedrijven als Mars, Unilever, BP
en Heineken passen conditioneel inkopen op brede schaal toe. Toepassingen
variëren van de inkoop van verpakkingsmaterialen tot het uitbesteden van
transport.[-]”
Wellicht. Ik heb dat niet onderzocht. Maar, daarvan uitgaande. Doen ‘zij’
dat ook door middel van een openbare aanbestedingsprocedure? Houden zij zich
aan de ‘algemene beginselen van aanbestedingsrecht’? Zijn zij gehouden aan de
algemene beginselen van behoorlijk bestuur? Wordt (alsdan) altijd rekenschap
gegeven aan de pré-contractuele werking van de goede trouw (redelijkheid en
billijkheid)? Ik waag het te betwijfelen. In welk verband het wel eens om ‘appels
en peren’ zou kunnen gaan.
Hoe dan ook.
“Bovenstaande voorbeelden
illustreren dat conditioneel aanbesteden ook voor de Nederlandse
aanbestedingspraktijk van waarde is. [-]”
We zullen het (echter) dan maar niet over (bijvoorbeeld) de
administratieve lasten van (alle) betrokken partijen en het contractmanagement
aangaande ‘109 micropercelen’ hebben.
Verder:
“De huidige Europese richtlijn en
de Aanbestedingswet 2012 reguleren de omgang met percelen zeer beperkt. De
nieuwe Europese richtlijnen voor overheidsopdrachten die uiterlijk in april
2016 in werking treden, bieden echter meer duidelijkheid. De richtlijn
2014/24/EU staat het beperken van het aantal percelen dat een inschrijver
gegund krijgt - een schoolvoorbeeld van conditioneel aanbesteden - expliciet
toe. Hieruit is op te maken dat conditioneel aanbesteden niet in beginsel op
gespannen voet staat met de nieuwe aanbestedingsrichtlijn. Dit opent de deur
voor aanbestedende diensten om deze bewezen techniek ook in de publieke sector
toe te passen.”
Nou, volgens mij vermeldt Bijlage VII A van Richtlijn 2004/18/EG onder ‘Aankondiging
van overheidsopdrachten’ al:
“7. Wanneer
de opdrachten in percelen zijn verdeeld, vermelding van de mogelijkheid voor de
ondernemers om voor één, meer en/of alle percelen in te schrijven.”
Richtlijn 2014/24/EU (art.
46 lid 2, eerste alinea) ‘verandert’ in dat opzicht dus (feitelijk) niets.
Maar klaarblijkelijk
heeft de schrijver van het Cobouw-stukje een en ander (bijvoorbeeld: ‘een schoolvoorbeeld van conditioneel
aanbesteden [-] Hieruit is op te maken dat conditioneel aanbesteden niet in
beginsel op gespannen voet staat met de nieuwe aanbestedingsrichtlijn’) nodig voor (in verband met):
“[-] Echter, naar aanleiding van
de genoemde toepassingen is discussie ontstaan of de aanbestedingswetgeving
conditioneel aanbesteden wel toestaat. Er werd getwijfeld of condities wel
verband houden met het voorwerp van de opdracht.”
En met een en ander
wordt (ten onrechte) de suggestie gewekt, dat in onderhavige ‘kwestie’ omtrent
het ‘verband houden met het voorwerp van de
opdracht’ in/met Richtlijn 2014/14/EU concreet ‘stelling’ is genomen.
Dan wel ter zake een - of het - ‘antwoord’
of ‘oplossing’ is gegeven.
Integendeel!
Overweging 79 van RL 2014/24/EU vermeldt (slechts):
“In geval van
splitsing van een opdracht, moeten de aanbestedende diensten, bijvoorbeeld om
de concurrentie veilig te stellen of met het oog op de betrouwbaarheid van de
levering, het aantal percelen waarvoor een ondernemer kan inschrijven, kunnen
beperken. Ook moeten zij het aantal percelen dat aan één inschrijver kan worden
toegekend, kunnen beperken.
Indien de
aanbestedende diensten echter verplicht worden de opdracht in percelen te
gunnen, zelfs indien dat aanmerkelijk minder voordelige oplossingen zou
opleveren dan bij gezamenlijke gunning van alle of meerdere percelen, kan dit
ertoe leiden dat het doel van betere toegang van het mkb tot
overheidsopdrachten moeilijker haalbaar wordt. Wanneer vooraf duidelijk is
aangegeven dat deze mogelijkheid bestaat, moeten de aanbestedende diensten een
vergelijkende beoordeling van de inschrijvingen kunnen uitvoeren om uit te
maken of de inschrijvingen die door een bepaalde inschrijver voor een
specifieke combinatie van percelen wordt ingediend, als geheel genomen, beter
aan de gunningscriteria voor deze percelen, vastgesteld overeenkomstig deze
richtlijn, voldoen dan inschrijvingen voor ieder perceel afzonderlijk. Is dat
het geval, moet het de aanbestedende dienst toegestaan zijn een opdracht aan de
betrokken inschrijver te gunnen voor alle percelen gezamenlijk. Duidelijk moet
zijn dat de aanbestedende diensten bij het uitvoeren van de vergelijkende
beoordeling eerst moeten uitmaken welke inschrijvingen het beste aan de
vastgestelde gunningscriteria voldoen voor ieder perceel, en die vervolgens
dienen te vergelijken met de inschrijvingen die door een bepaalde inschrijver
zijn gedaan voor een specifieke combinatie van percelen, als geheel genomen.”
Artikel 46 lid 3 RL 2014/24/EU (slechts):
“De lidstaten kunnen
bepalen dat, indien meer dan één perceel aan dezelfde inschrijver kan worden
gegund, de aanbestedende diensten opdrachten kunnen gunnen voor een combinatie
van percelen of voor alle percelen wanneer zij in de aankondiging van de
opdracht of in de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling hebben
gespecificeerd dat zij zich daartoe de mogelijkheid voorbehouden en aangeven
welke percelen of groepen van percelen kunnen worden gecombineerd.”
En artikel 67 leden 2 en 3 RL 2014/24/EU (gedeeltelijk):
“2. De economisch meest voordelige
inschrijving uit het oogpunt van de aanbestedende dienst wordt vastgesteld op
basis van de prijs of de kosten, op basis van kosteneffectiviteit, zoals de
levenscycluskosten, overeenkomstig artikel 68, waarbij onder meer de beste
prijs-kwaliteitsverhouding in aanmerking kan worden genomen, te bepalen op
basis van criteria, waaronder kwalitatieve, milieu- en/of sociale aspecten, die
verband houden met het voorwerp van de betrokken opdracht. [-]”
“3. Gunningscriteria worden geacht verband
te houden met het voorwerp van de overheidsopdracht wanneer zij betrekking
hebben op de in het kader van die opdracht te verrichten werken, leveringen of
diensten, in alle opzichten en in elk stadium van hun levenscyclus [-]”
Richtlijn 2014/24/EU heeft het dus aan de wetgever en uiteindelijk (zeer
waarschijnlijk) ‘aan de praktijk’ overgelaten, om ter zake met een ‘oplossing’
te komen. Hetgeen mij (nog steeds) principieel een ‘uitdaging’ lijkt. En
wellicht een ‘wassen neus’ (blijkt). Zie bijvoorbeeld:
Overigens (nog) los van het gegeven, dat met ‘rekenen’ en/of ‘berekeningen’
en/of ‘wiskundige formules’ en/of ‘tabellen’ niet zelden ‘objectiviteit’, ‘transparantie’
en ‘non-discriminatie’ wordt verondersteld en/of gesuggereerd en/of ‘voorgespiegeld’,
welke in het voorkomend geval feitelijk en praktisch aanbestedingsrechtelijk onrechtmatig
of (bijvoorbeeld (ook) vanuit een doelmatige inkoop of in verband met
administratieve lastenverlichting) illusoir en/of misleidend is (zijn).
Tenslotte:
“[-] Bij de gunning van de
percelen beoordeelt de opdrachtgever wat voor de gehele opdracht de economisch
meest voordelige gunning van percelen is.[-]”
Ongelofelijk. En over ‘deuren openen’ gesproken. Zou de ‘doelmatigheid’
of het ‘economisch (inkoop-) voordeel’ van bijvoorbeeld het bepaalde in artikel
1.5 lid 3 Aanbestedingswet 2012 niet eens (beter) kritisch onderzocht en geanalyseerd
moeten worden?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten