vrijdag 12 december 2014

Raamovereenkomsten


Lees ik HvJEU 11 december 2014 in zaak C-113/13 goed?


R.o. 36:

Een dergelijke raamovereenkomst is een raamovereenkomst in de zin van artikel 1, lid 5, van richtlijn 2004/18 en valt dus algemeen gesproken onder het begrip „overheidsopdracht” (zie in die zin arrest Commissie/Italië, EU:C:2007:729, punten 43 en 44). Dat die raamovereenkomst is gesloten voor rekening van entiteiten die geen winstoogmerk hebben, doet daar niet aan af (zie in die zin arrest Commissie/Italië, EU:C:2007:729, punt 41).

Eens in het Engels proberen:

Such a framework agreement constitutes a framework agreement within the meaning of Article 1(5) of Directive 2004/18 and therefore falls, generally speaking, within the definition of public contract (see, to that effect, judgment in Commission v Italy, C‑119/2006, EU:C:2007:729, paragraphs 43 and 44), and the fact that it is concluded on behalf of non-profit-making bodies cannot exclude that classification (see, to that effect, judgment in Commission v Italy, EU:C:2007:729, paragraph 41).

Ja, ik lees het blijkbaar goed. Dan (maar) naar de Richtlijn.

Artikel 1 lid 2 sub a Richtlijn 2004/18/EG:

Overheidsopdrachtenzijn schriftelijke overeenkomsten onder bezwarende titel die tussen een of meer ondernemers en een of meer aanbestedende diensten zijn gesloten en betrekking hebben op de uitvoering van werken, de levering van producten of de verlening van diensten in de zin van deze richtlijn.

Artikel 1 lid 5 Richtlijn 20014/18/EG:

Een raamovereenkomstis een overeenkomst tussen een of meer aanbestedende diensten en een of meer ondernemers met het doel gedurende een bepaalde periode de voorwaarden inzake te plaatsen opdrachten vast te leggen, met name wat betreft de prijs en, in voorkomend geval, de beoogde hoeveelheid.

Het lijkt er (aldus) inderdaad op, dat een schriftelijke ‘raamovereenkomst’ die (ook) een bezwarende titel heeft, dus (ook) een ‘overheidsopdracht’ is (kan zijn).

Op een ‘raamovereenkomst’ die géén bezwarende titel heeft, hetgeen - al dan niet in theorie - denkbaar is, rust (echter) in beginsel geen Europese aanbestedingsplicht. Zie daartoe bijvoorbeeld artikel 7 Richtlijn 2004/18/EG:

Deze richtlijn is van toepassing op overheidsopdrachten die niet op grond van de in de artikelen 10 en 11 bepaalde uitzondering en de artikelen 12 tot en met 18 zijn uitgesloten en waarvan de geraamde waarde exclusief belasting over de toegevoegde waarde (BTW) gelijk is aan of groter dan de volgende drempelbedragen: [-]

Dat (dus) expliciet betrekking heeft op (‘verwijst naar’) ‘overheidsopdrachten’. En dus niet naar ‘raamovereenkomsten’ (zonder bezwarende titel).

Men zie voor de Europese aanbestedingsplicht (voor overheidsopdrachten) onder andere artikel 28 Richtlijn 2004/18/EG:

Bij het plaatsen van hun overheidsopdrachten maken de aanbestedende diensten gebruik van de nationale procedures die voor de toepassing van deze richtlijn zijn aangepast. Zij maken voor het plaatsen van deze overheidsopdrachten gebruik van de openbare of de niet-openbare procedure. In de gevallen en de specifieke omstandigheden die uitdrukkelijk in artikel 29 zijn vermeld, kunnen de aanbestedende diensten hun overheidsopdrachten door middel van de concurrentiegerichte dialoog plaatsen. In de specifieke gevallen en omstandigheden zoals uitdrukkelijk bepaald in de artikelen 30 en 31, kunnen zij gebruikmaken van een procedure van gunning door onderhandelingen, met of zonder bekendmaking van de aankondiging van de opdracht.

Vergelijk overigens ook artikel 32 lid 2 Richtlijn 2004/18/EG:

Met het oog op het sluiten van een raamovereenkomst volgen de aanbestedende diensten de in deze richtlijn bedoelde procedureregels in alle fasen tot de gunning van de opdrachten die op deze raamovereenkomst zijn gebaseerd. De partijen bij de raamovereenkomst worden gekozen met toepassing van de overeenkomstig artikel 53 opgestelde gunningscriteria. [-]

De aanbestedende diensten mogen geen oneigenlijk gebruik van raamovereenkomsten maken en deze evenmin gebruiken om de mededinging te hinderen, te beperken of te vervalsen.

Welk laatste ik nu (ook) beter begrijp vanwege HvJEG 29 november 2007 in zaak C-119/06 (het ‘arrest Commissie/Italië, EU:C:2007:729’ voornoemd):

43             À cet égard, il convient de rappeler que, aux fins de définir le champ d’application des directives en matière de marchés publics, la Cour a consacré une interprétation extensive de la notion de marché public qui englobe les accords-cadres. Selon la Cour, un accord-cadre doit être considéré comme un «marché public» au sens de la directive concernée, dans la mesure où il confère une unité aux divers marchés spécifiques qu’il régit (voir, en ce sens, arrêt du 4 mai 1995, Commission/Grèce, C-79/94, Rec. p. I-1071, point 15).

En (aldus) HvJEG 4 mei 1995 in zaak C-79/94 r.o. 15:

Aangaande het argument, ontleend aan de waarde van de betrokken opdrachten, zij opgemerkt, dat de kaderovereenkomst de diverse opdrachten waarop zij betrekking heeft, tot een geheel verenigt en dat de totale waarde van deze opdrachten meer dan 200 000 ECU bedraagt. Iedere andere uitlegging van artikel 5, lid 1, sub a, eerste streepje, van de richtlijn zou de mogelijkheid scheppen voor de betrokken diensten om de verplichtingen van de richtlijn te ontduiken, zoals de Commissie terecht heeft gesteld.

Voor de ‘bezwarende titel’ is (al dan niet naar analogie) het arrest HvJEG 25 maart 2010 in zaak C-451/08 (Helmut Müller GmbH) relevant:

48             Een overeenkomst onder bezwarende titel betekent dat de aanbestedende dienst die een overheidsopdracht voor werken heeft afgesloten, in het kader ervan een prestatie voor een tegenprestatie ontvangt. Deze prestatie bestaat in de uitvoering van de werken waarover de aanbestedende dienst beoogt te beschikken (zie arresten van 12 juli 2001, Ordine degli Architetti e.a., C-399/98, Jurispr. blz. I‑5409, punt 77, en 18 januari 2007, Auroux e.a., C-220/05, Jurispr. blz. I-385, punt 45).
49             Een dergelijke prestatie moet wegens de aard ervan alsook de systematiek en de doelstellingen van richtlijn 2004/18 voor de aanbestedende dienst een rechtstreeks economisch belang inhouden.
50             Dit economisch belang staat duidelijk vast wanneer is bepaald dat de aanbestedende dienst eigenaar zal worden van de werken of het werk waarop de opdracht betrekking heeft.
51             Een dergelijk economisch belang kan ook worden vastgesteld wanneer is bepaald dat de aanbestedende dienst krachtens een rechtstitel over de in het kader van de opdracht uit te voeren werken zal kunnen beschikken met het oog op hun openbare bestemming (zie in die zin arrest Ordine degli Architetti e.a., reeds aangehaald, punten 67, 71 en 77).
52             Het economisch belang kan ook liggen in de economische voordelen die de aanbestedende dienst zal kunnen halen uit het toekomstige gebruik of de toekomstige overdracht van het werk, in het feit dat hij financieel aan de verwezenlijking van het werk heeft deelgenomen of in de risico’s die hij loopt bij economische mislukking van het werk (zie in die zin arrest Auroux e.a., reeds aangehaald, punten 13, 17, 18 en 45).
53             Het Hof heeft al geoordeeld dat een overeenkomst waarbij een eerste aanbestedende dienst een tweede aanbestedende dienst belast met de uitvoering van een bouwwerk, een overheidsopdracht voor werken kan vormen, ongeacht of daarin al dan niet wordt bepaald dat de eerste aanbestedende dienst eigenaar is of wordt van het gehele bouwwerk of van een gedeelte ervan (arrest Auroux e.a., reeds aangehaald, punt 47).
54             Uit het voorgaande vloeit voort dat het begrip „overheidsopdrachten voor werken” in de zin van artikel 1, lid 2, sub b, van richtlijn 2004/18 vereist dat de in het kader van de opdracht uit te voeren werken in het rechtstreeks economisch belang van de aanbestedende dienst worden uitgevoerd zonder dat de prestatie evenwel noodzakelijkerwijze bestaat in de verkrijging van een materieel of fysiek voorwerp.

De ‘bezwarende titel’ houdt aldus (onlosmakelijk) verband met een (prestatie die een) ‘rechtstreeks economisch belang’ (voor de aanbestedende dienst inhoudt).

Bij de vraag, of een bezwarende titel bij een raamovereenkomst (en daarmee een aanbestedingsplicht) aan de orde is, zal de mate van invulling en/of gedetailleerdheid van het voorwerp c.q. van de inhoud van de betreffende raamovereenkomst bepalend zijn. Een schriftelijke overeenkomst (slechts) een ‘raamovereenkomst noemen’, betekent in het voorkomend geval (aldus) niet, dat geen Europese aanbestedingsplicht aan de orde is. Het gaat om de concrete inhoud van de (bepalingen van de) betreffende overeenkomst.

En ik denk, dat artikel 2.15 lid 3 Aanbestedingswet 2012 als in vorenbedoeld verband geïnterpreteerd moet worden:

De aanbestedende dienst gaat bij de berekening van de waarde van een raamovereenkomst uit van de geraamde waarde van alle voor de duur van de raamovereenkomst voorgenomen overheidsopdrachten.

(Nog) Onbekende overheidsopdrachten kunnen feitelijk ook niet aanbesteed worden. De wel bekende overheidsopdrachten - die middels de raamovereenkomst (feitelijk) ‘tot een geheel zijn verenigd’ volgens zaak C-79/94 - (natuurlijk) wel.

Een en ander betekent overigens wellicht ook, dat de ‘oude kwestie’ ter zake het verschil tussen een ‘raamcontract’ en een ‘raamovereenkomst’ feitelijk toch (weer) relevant en actueel is.

Zie daartoe bijvoorbeeld de oude Handleiding van de Europese Commissie bij de oude Richtlijn 92/50/EEG, par. 1.4:

[-] Voorts is de richtlijn “diensten” van toepassing op alle soorten van afspraken waarbij de dienstverlener zich verbindt, op welke ogenblik ook, diensten te verlenen aan of voor rekening van de aanbestedende dienst. Het ruime begrip van dienstverlening, dat in de richtlijn wordt gehanteerd, kan niet worden beperkt door een engere omschrijving van het begrip dienstverleningsovereenkomst die eventueel in het nationale recht bestaat.
In die zin moeten ook bindende "raamcontracten" tussen een aanbestedende dienst en een dienstverlener waarbij de contractvoorwaarden - zoals prijzen, hoeveelheden, leveringsvoorwaarden enz. - worden vastgelegd voor diensten waarvoor gedurende een bepaalde termijn bestellingen zullen worden geplaatst, als overheidsopdrachten voor dienstverlening worden beschouwd, waarvan de waarde overeenkomstig de richtlijn “diensten” moet worden bepaald en die met inachtneming van de regels van de richtlijn moeten worden geplaatst indien de drempel is bereikt. [-]

Hetgeen (eigenlijk) ook wel (weer) begrijpelijk is in verband met (hoofd-) doel en strekking van het ‘Unierecht inzake overheidsopdrachten’ (r.o. 51 van (onderhavige) zaak C-113/13):

Het Unierecht inzake overheidsopdrachten, voor zover het meer in het bijzonder overheidsopdrachten voor diensten betreft, strekt ertoe het vrije verkeer van diensten te verzekeren alsook de openstelling voor een onvervalste en zo groot mogelijke mededinging in de lidstaten (zie arrest Bayerischer Rundfunk e.a., C-337/06, EU:C:2007:786, punt 39 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

Maar waarbij ik me inmiddels (dan) wel afvraag, of er in de (inkoop-) praktijk eigenlijk (dan) wel (‘echte’) raamovereenkomsten zonder een bezwarende titel voor (kunnen) komen?

Van de andere kant is het vorengenoemde verschil tussen een ‘raamcontract’ en een ‘raamovereenkomst’ onder het nieuwe recht volgens Richtlijn 2014/24/EU wellicht (ook weer) volkomen illusoir.

Wordt in artikel 1 van Richtlijn 2004/18/EG immers nog een mogelijk (denkbaar) onderscheid tussen een (‘echte’) ‘raamovereenkomst’ (zonder bezwarende titel) en een ‘overheidsopdracht’ verondersteld. In Richtlijn 2014/24/EU is de ‘raamovereenkomst’ (inmiddels) niet (meer) in artikel 2 gedefinieerd.

Wel in artikel 33 lid 1 van Richtlijn 2014/24/EU. Waar (echter) ook te lezen valt:

Aanbestedende diensten kunnen raamovereenkomsten sluiten, mits zij de in deze richtlijn voorgeschreven procedures toepassen.

En aldus (ook) relevant, de artikelen 27 t/m 32 van Richtlijn 2014/24/EU.

En tsja….…. Inderdaad: “Alles aanbesteden!”……..

PS: De ‘schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel’ komt ook voor in de artikelen 1.4, 1.6, 1.11, 1.14 en 1.17 Aanbestedingswet 2012. Dus (bij ons ook) ‘onder de drempel’ (waar ‘de openstelling voor een onvervalste en zo groot mogelijke mededinging in de lidstaten’ toch niet echt als doelstelling heeft/hoeft te gelden, maar waar we het blijkbaar, onverlet de (on-) doelmatigheid van een en ander, belangrijk vinden om zo veel mogelijk (procedure-) regels te bedenken en vast te leggen).


Geen opmerkingen:

Een reactie posten