maandag 16 januari 2017

Transparantie (-beginsel)


Een tussenkomende partij kan zich in het voorkomend geval (wel) beroepen op de ongeldigheid van de ‘winnende’ inschrijving. Zie (weer eens) Rechtbank Rotterdam 6 januari 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:367:


4.9.        [partij] is daaraan echter niet gebonden. Indien [partij] zich niet zou kunnen beroepen op deze ongeldigheid dan zou dit al te zeer afbreuk doen aan de te betrachten effectieve rechtsbescherming in aanbestedingszaken. [partij] baseert haar standpunt dat de inschrijving van [eiseres] ongeldig is op de stelling dat het, bij de optimalisaties, gaat om een aanbod dat buiten het bestek valt en dat [eiseres] voorts niet kan nakomen.
[…]
4.12.      Vooropgesteld wordt, dat ongeldigheid in deze zin, dat wil zeggen niet vanwege strijd met de Gunningsleidraad of andere aanbestedingstukken als zodanig maar louter op grond van de onhaalbaarheid, vergt dat voldoende aannemelijk is dat het aanbod ten tijde van het doen van de inschrijving inderdaad onhaalbaar was. Dat is het geval. [eiseres] mocht niet zonder meer aannemen dat de eigenaar van het gebouw (een tot het concern van [bedrijf1] behorende vennootschap en niet, naar zij uit de openbare registers kon weten, een van gedaagden) die plaatsing goed zou vinden. De aanwijzingen waarop zij zich beroept en de verwevenheid van [bedrijf1] met gedaagden gaven die zekerheid niet. Zij had op dat punt een vraag in het kader van de Nota’s van Inlichtingen kunnen stellen of zich rechtstreeks van de instemming van deze [bedrijf1] vennootschap als eigenaar kunnen verzekeren. Dat zij geen van beide heeft gedaan komt voor haar eigen rekening. Zij heeft ook ter terechtzitting niet aangegeven waarom zij er, toch, op mocht vertrouwen dat haar voorstel tot plaatsing van een groot aantal extra panelen op gebouw 97 door [bedrijf1] zou worden toegestaan. De algemene invalshoek dat [bedrijf1] instemde met het plaatsen van een beperkt aantal panelen ten behoeve van de nieuwbouw en dat in het (installatietechnisch) bestek werkzaamheden worden voorzien aan gebouw 97 ten behoeve van die panelen volstaat niet. Gelet op de mededelingen van de [gedaagden] c.s. ter terechtzitting moet worden aangenomen dat de desbetreffende vennootschap van [bedrijf1] niet met de door [eiseres] beoogde plaatsing zou hebben ingestemd, omdat zij reeds in onderhandeling was over de onder 2.13 bedoelde overeenkomst.

Zie over ‘tussenkomen’ e.d. ook:


Ik vind het vonnis (echter) om de navolgende redenen (overwegingen) interessanter voor de praktijk:

1.           ‘(Nadere) Uitleg van het transparantiebeginsel’

4.15.      Bij de beoordeling is van belang dat alle voorwaarden en modaliteiten van de gunningsprocedure in het aanbestedingsbericht of in het bestek moeten worden geformuleerd op een duidelijke, precieze en ondubbelzinnige wijze, opdat, enerzijds, alle behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijvers de juiste draagwijdte kunnen begrijpen en zij deze op dezelfde manier interpreteren, en, anderzijds, de aanbestedende dienst in staat is om metterdaad na te gaan of de offertes van de inschrijvers beantwoorden aan de criteria welke op de betrokken opdracht van toepassing zijn.

4.16.      De voorzieningenrechter onderschrijft het standpunt van de [gedaagden] dat [eiseres] op dit onderdeel geen punten verdiende. Het mag zo zijn dat de letterlijke tekst in de Gunningsleidraad met betrekking tot de punten die verdiend kunnen worden met de op te geven EPC-waarde, op zichzelf bezien, geen ruimte laat aan de [gedaagden] om de met deze waarde corresponderende score niet aan [eiseres] toe te kennen. [eiseres] mocht dit deel van de Gunningsleidraad echter niet lezen onafhankelijk van de systematiek van de aanbesteding, respectievelijk met voorbijgaan aan de realiteit. Een behoorlijk geïnformeerd en normaal oplettende inschrijver moet beseffen dat geen punten gescoord kunnen worden voor dat deel van een inschrijving waarvan vaststaat dat deze nooit gerealiseerd kan worden. Ook hier wreekt zich dat [eiseres] voorafgaand aan haar inschrijving geen vragen heeft gesteld over de geoorloofdheid van het inschrijven met extra zonnepanelen op het dak van een derde.

Ik denk namelijk (ook), dat aanbesteden niet slechts ‘een procedureel spelletje’ zou moeten zijn. En ik denk (ook), dat de ‘Nadere inlichtingen in geval van een gerechtvaardigd economisch belang’ (zie bijv. thans art. 3.26 ARW 2016) een aangewezen (geschikt) ‘instrument’ is in dit soort kwesties/gevallen.

2.           ‘TNS Dimarso’

Ik vraag me wel af, of ‘TNS Dimarso’ (C-6/15) zo mag worden ‘uitgelegd’:

4.24.      In dit oordeel is voorts meegewogen dat het Hof van Justitie in zijn arrest van 14 juli 2016 (ECLI:EU:C:2016:555) heeft geoordeeld dat indien volgens het criterium van de vanuit het oogpunt van deze dienst economisch voordeligste inschrijving (naar oud recht, van voor 18 april 2016), de aanbestedende dienst niet gehouden is om de methode aan de hand waarvan hij de offertes in concreto zal beoordelen en rangschikken, in de aankondiging van de betrokken opdracht of het desbetreffende bestek ter kennis te brengen van de potentiële inschrijvers. Deze methode mag alleen niet tot gevolg hebben dat de gunningscriteria en het relatieve gewicht ervan worden gewijzigd. De voorzieningenrechter maakt (ook) hieruit de gevolgtrekking dat de [gedaagden] enige ruimte toekomt bij de onderliggende weging van de onderhavige 3 subsubgunningscriteria, waaronder esthetiek.

4.25.      Het is dan ook begrijpelijk en verdedigbaar dat de [gedaagden] de esthetiek van de door [eiseres] voorgestelde optimalisaties zeer belangrijk vond en deze inschrijving, met minder aantrekkelijk geachte materialen, een zo weinig geschikte keuze vond om de onderhoudslasten te drukken dat daaraan het cijfer 2 is toegekend. Ter zitting heeft de [gedaagden] dit standpunt nader toegelicht; die toelichting, waaruit blijkt dat wel inhoudelijk naar de voor- en nadelen van de voorstellen is gekeken, was niet meer of anders dan een uitwerking en toelichting van de afwijzingsbrief. De stelling van [eiseres] faalt derhalve.

Eiseres heeft immers aangevoerd (r.o. 3.6):

[…] Bovendien is het criterium “beeldkwaliteit van het nieuwe hoofdkantoor ” maar 1 van de 3 toepasselijke criteria op dit onderdeel. In het gesprek van 13 oktober 2016 heeft de [gedaagden] aangegeven dat zij esthetiek belangrijker vindt dan de overige 2 criteria. Dit is echter niet vooraf gecommuniceerd. Was dit wel gedaan dan had [eiseres] daar rekening mee kunnen houden.

En ‘TNS Dimarso’ (C-6/15) verwijst feitelijk (ook) naar ‘ATI EAC e.a.’ (C-331/04) in:

26          Niettemin heeft het Hof erkend dat een aanbestedende dienst na het verstrijken van de termijn voor het indienen van de offertes wegingscoëfficiënten kan vaststellen voor de subcriteria die in wezen aansluiten op de criteria die vooraf ter kennis zijn gebracht van de inschrijvers, mits daarbij drie voorwaarden in acht worden genomen, namelijk, ten eerste, dat deze achteraf vastgestelde wegingscoëfficiënten geen wijziging brengen in de in het bestek of de aankondiging van de opdracht gedefinieerde criteria voor de gunning van de opdracht, ten tweede, dat zij geen elementen bevatten die, indien zij bij de voorbereiding van de offertes bekend waren geweest, deze voorbereiding hadden kunnen beïnvloeden, en, ten derde, dat bij de vaststelling ervan geen elementen in aanmerking zijn genomen die discriminerend kunnen werken jegens een van de inschrijvers (zie arrest van 21 juli 2011, Evropaïki Dynamiki/EMSA, C-252/10 P, niet gepubliceerd, EU:C:2011:512, punt 33 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

Immers, HvJEG 21 juli 2011 in zaak C-252/10 P (Evropaïki Dynamiki/EMSA):

33          Accordingly, it is possible for a contracting authority to determine, after expiry of the time-limit for submitting tenders, weighting factors for the sub-criteria which correspond in essence to the criteria previously brought to the tenderers’ attention, provided that three conditions apply, namely, that that subsequent determination, firstly, does not alter the criteria for the award of the contract set out in the contract documents or contract notice; secondly, does not contain elements which, if they had been known at the time the tenders were prepared, could have affected that preparation; and, thirdly, was not adopted on the basis of matters likely to give rise to discrimination against one of the tenderers (see, to that effect, ATI EAC e Viaggi di Maio and Others, paragraph 32, and Lianakis and Others, point 43).

Dat aan de betreffende subsubgunningscriteria een gelijke waarde moet worden toegekend, ligt aldus wellicht eerder voor de hand. Zie daartoe bijvoorbeeld:



Geen opmerkingen:

Een reactie posten