Het vertrouwen lijkt volledig weg in Rechtbank Rotterdam 19 april 2022,
ECLI:NL:RBROT:2022:3351:
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2022:3351
4.10. Het
voorgaande leidt er dan toe dat het tweede onderdeel van de primaire vordering
onder 3.1 sub 3 wordt toegewezen. De gevorderde dwangsom wordt beperkt. De
voorzieningenrechter is zich ervan bewust dat van overheidsorganen verwacht
wordt dat zij rechterlijke uitspraken naleven en dat daarom veelal geen
dwangsom wordt opgelegd. De handelwijze van BAR c.s. in deze aanbesteding - in
het gehele traject tot en met de mondelinge behandeling - is echter aanleiding
om wel een dwangsom op te leggen. […]
Het vonnis gaat (ook) over het intrekken van een meervoudig onderhandse aanbestedingsprocedure, (de motivering van) het vervolgens enkelvoudig onderhands gunnen, onduidelijkheid omtrent de raming van de opdracht, de aannemelijkheid van een pilot, en een toegewezen verbod om verder uitvoering te geven aan de enkelvoudig onderhands (‘1 op 1’) gegunde overeenkomst.
Zie daartoe onder meer:
4.6. De
voorgaande gang van zaken leidt tot het oordeel dat BAR c.s. door haar handelen
en/of nalaten diverse beginselen van het aanbestedingsrecht heeft geschonden.
4.7. Op
grond van vaste rechtspraak had BAR c.s. de verplichting om alle redenen voor
het besluit tot intrekking van een aanbesteding aan de gegadigden en
inschrijvers mee te delen. BAR c.s. heeft slechts één reden medegedeeld in de
intrekkingsbrief en nadien daaraan steeds meer redenen toegevoegd. Het gaat
niet aan om als aanbestedende dienst achteraf de redenen voor een intrekking
aan te vullen. Mede daardoor heeft BAR c.s. de kwestie steeds onduidelijker
gemaakt en controle daarop vrijwel onmogelijk. BAR c.s. heeft daarmee niet aan
haar zorgplicht voldaan om in de procedure voor het plaatsen van
overheidsopdrachten waarop de regels van het Unierecht van toepassing zijn een
minimaal transparantieniveau te waarborgen en bijgevolg ook de naleving van het
beginsel van gelijke behandeling, dat de basis voor die regels vormt. BAR c.s.
heeft daarmee jegens CompetenSYS onrechtmatig gehandeld. Dat CompetenSYS de
aanbestedingsstukken onjuist leest, zoals BAR c.s. stelt, waarmee BAR c.s.
feitelijk de ontstane problematiek en haar verantwoordelijkheden als
aanbestedende dienst probeert af te schuiven op CompetenSYS, acht de
voorzieningenrechter gelet op het hiervoor overwogene niet het geval.
4.8. In
beginsel geldt dat gunning op basis van de ingetrokken aanbesteding uitgesloten
is. BAR c.s. is ook niet overgegaan tot een meervoudig onderhandse
heraanbesteding, In plaats daarvan heeft zij de opdracht enkelvoudig onderhands
gegund aan de andere inschrijver, MatchCare, omdat deze volgens BAR c.s. met
haar diagnose-instrument voldoet aan de inhoudelijke (steeds verder aangepaste)
aanbestedingswensen. De stukken en de mondelinge behandeling vormen
aanwijzingen voor de stelling van CompetenSYS dat BAR c.s. die wensen heeft
afgestemd op de kwaliteiten van MatchCare en dat zij CompetenSYS onvoldoende
kans heeft gegeven om aan te tonen dat zij in staat is de HalloWerk-koppeling
en de snelbalie-module (met medewerking van externen) tijdig te realiseren. Dat
leidt tot het oordeel dat (ook) het verificatieproces door BAR c.s. niet
zorgvuldig (genoeg) heeft plaatsgevonden. Nu BAR c.s. in de intrekkingsbrief
zelf ook van mening was dat niet alleen MatchCare maar ook CompetenSYS voldeed
aan de aanbestedingseisen, raakt dit aan het risico van ongeoorloofde
manipulatie, favoritisme en een kunstmatige beperking van de mededinging.
Hoewel je, bij een opdracht onder de drempel, wellicht twijfels kunt zetten bij (het) “BAR c.s. heeft daarmee niet aan haar zorgplicht voldaan om in de procedure voor het plaatsen van overheidsopdrachten waarop de regels van het Unierecht van toepassing zijn een minimaal transparantieniveau te waarborgen en bijgevolg ook de naleving van het beginsel van gelijke behandeling, dat de basis voor die regels vormt” in r.o. 4.7 van het vonnis voornoemd, had een en ander, bijvoorbeeld als gevolg van het bepaalde in artikel 1.15 lid 1 Aanbestedingswet 2012 (“Een aanbestedende dienst of speciale sectorbedrijf behandelt de inschrijvers op gelijke wijze.”), inderdaad (ook) anders gemoeten.
En (ook) gekund.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten