woensdag 19 juli 2023

Een armatuur is geen complex samengesteld object

Artikel 2.76 leden 3 en 4 Aanbestedingswet 2012 luidt als volgt:


3.            Een aanbestedende dienst verwijst in de technische specificaties niet naar een bepaald fabrikaat, een bepaalde herkomst of een bijzondere werkwijze die kenmerkend is voor de producten of diensten van een bepaalde ondernemer, een merk, een octrooi of een type, een bepaalde oorsprong of een bepaalde productie, waardoor bepaalde ondernemingen of bepaalde producten worden bevoordeeld of uitgesloten, tenzij dit door het voorwerp van de overheidsopdracht gerechtvaardigd is.

4.            Een aanbestedende dienst kan de melding of verwijzing, bedoeld in het derde lid, opnemen in de technische specificatie indien:

a.             een voldoende nauwkeurige en begrijpelijke beschrijving van het voorwerp van de overheidsopdracht door toepassing van het eerste lid niet mogelijk is en

b.            deze melding of verwijzing vergezeld gaat van de woorden «of gelijkwaardig».

Een fabrikant en leverancier van LED-armaturen voor openbare verlichting (Orange Lighting) voelt zich benadeeld door de aanbesteding van een bestek waarin verschillende merken en typen LED-armaturen worden voorgeschreven.

In de aanbestedingsstukken is wel bepaald, dat het inschrijvers ook is toegestaan om LED-armaturen aan te bieden die gelijkwaardig zijn aan de in het bestek genoemde merken en typen.

Orange Lighting heeft niet op de aanbestedingsprocedure ingeschreven. Zij is immers geen aannemer. Voor Orange Lighting is de aanbesteding echter wel van groot belang, omdat zij als toeleverancier van een aannemer de LED-armaturen wil leveren. Door in het bestek te verwijzen naar merken en typen LED-armaturen van concurrenten heeft zij daartoe geen eerlijke kans gekregen. Aannemers zullen immers uit angst voor ongeldigheid van de inschrijving veiligheidshalve voor de voorgeschreven merken en typen gaan, en niet voor de ‘gelijkwaardigheid’.

Orange Lighting is dan ook een kort geding gestart en heeft onder meer gevorderd, dat de aanbestedingsprocedure wordt ingetrokken.

De voorzieningenrechter in eerste aanleg heeft de vorderingen van Orange Lighting afgewezen omdat de bepalingen uit de Aanbestedingswet 2012, waaronder artikel 2.76 lid 3, en de aanbestedingsrechtelijke beginselen zich uitsluitend richten op bescherming van de belangen van (potentiële) inschrijvers. Orange Lighting is volgens de voorzieningenrechter geen (potentiële) inschrijver maar een derde/buitenstaander.

Hof Arnhem-Leeuwarden 4 juli 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:5643 denkt daar, in hoger beroep, anders over, en meent ook, dat een voldoende nauwkeurige en begrijpelijke omschrijving van het voorwerp van de overheidsopdracht mogelijk is:

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2023:5643

3.3          Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden ook het belang van Orange Lighting door artikel 2.76 lid 3 Aw 2012 wordt beschermd, mede gelezen tegen de achtergrond van artikel 42 lid 4 van Richtlijn 2014/24 [.] en in het licht van Richtlijn 2007/66/EG [.] zoals onder meer uitgelegd door het HvJ EU in de zaak Fastweb [.]. Daarvoor vindt het hof van belang dat het verbod van artikel 2.7.6 lid 3 Aw 2012 op verwijzing naar merken en types duidelijk is gekoppeld aan de bevoordeling/benadeling van bepaalde ondernemingen en bepaalde producten die daarvan het gevolg kan zijn. Daarmee is de kring van belanghebbenden in een geval als dit naar het voorlopig oordeel van het hof ruimer dan de (potentiële) inschrijvers op de aanbesteding. Orange Lighting heeft de benadeling die voor haar door deze wijze van verwijzing in het Bestek dreigt voldoende aannemelijk gemaakt. De verwijzing door de Gemeente naar het arrest van het Gerechtshof Den Haag van 26 april 2022[.], gaat mank omdat het daar om een andere situatie ging, namelijk om een teleurgestelde inschrijver die de aanbestedende dienst verweet de verkeerde zaken te hebben uitgevraagd met als gevolg dat zijn waterstofvoertuig van de opdracht werd uitgesloten. Orange Lighting heeft dus, anders dan de voorzieningenrechter oordeelde, een voldoende belang bij haar vorderingen.

[…]

3.11        Tegenover deze gemotiveerde betwisting door Orange Lighting heeft de Gemeente onvoldoende aannemelijk gemaakt waarom zij in haar Offerte-aanvraag heeft moeten verwijzen naar merken en typen armaturen en deze armaturen niet functioneel en/of technisch kon specificeren. Het had op haar weg gelegen om meer concreet toe te lichten waarom functioneel/technisch uitvragen voor haar niet mogelijk was geweest. Zij is echter, ook in hoger beroep terwijl Orange Lighting haar betwisting met concrete voorbeelden heeft gestaafd, in algemeenheden blijven steken. Dat het voor de Gemeente mogelijk was om zonder verwijzing naar merk en type, de LED-armaturen functioneel en/of technisch te omschrijven, blijkt naar het voorlopig oordeel van het hof bovendien niet alleen uit haar eigen Handboek Openbare Ruimte maar ook uit het door de Gemeente in deze aanbesteding gehanteerde Toetsingsprotocol/Verificatietabel. Het Handboek bevat immers (functioneel opgeschreven) eisen die de Gemeente in het Bestek had kunnen uitvragen en de in het Toetsingsprotocol opgenomen toetsingsaspecten voor de gelijkwaardigheid bevatten kenmerken die op een begrijpelijke en nauwkeurige wijze functioneel en/of technisch zijn te onderschrijven. Als de Gemeente wel in staat is dat in haar Handboek en in het gelijkwaardigheids-protocol te omschrijven, is naar het voorlopig oordeel van het hof niet te begrijpen waarom dat niet ook in het Bestek had gekund. Dat dat zou hebben geleid tot een zo enge omschrijving van de opdracht dat daardoor de mededinging zou zijn beperkt, is in het licht van het voorgaande niet voldoende aannemelijk geworden. De Gemeente heeft het betoog van Orange Lighting dat een armatuur geen complex samengesteld object is, daarvoor onvoldoende weersproken.

3.12        Dit betekent dat de Gemeente het verbod om naar merken en typen te verwijzen, zoals neergelegd in artikel 2.7.6 lid 3 Aw 2012, heeft overtreden. De Gemeente kan zich niet met succes op de (aanwezigheid van de) aanvullende voorwaarden/uitzonderingsmogelijkheden onder (i) en (ii) (rov. 3.4) beroepen. […] Nu de Gemeente in strijd met het verwijzingsverbod heeft gehandeld, handelt zij daarmee onrechtmatig tegenover Orange Lighting en zal het hof de primaire vordering onder i dan ook toewijzen. […]

Het Hof gebiedt de gemeente dan ook de aanbestedingsprocedure  per direct in te trekken of te staken en gestaakt te houden.

Dat het Europese aanbestedingsrecht niet alleen geschreven is voor ‘(potentiële) inschrijvers’ volgt bijvoorbeeld ook uit artikel 2 lid 1 sub 5 Richtlijn 2014/24/EU:

„overheidsopdrachten”: schriftelijke overeenkomsten onder bezwarende titel die tussen één of meer ondernemers en één of meer aanbestedende diensten zijn gesloten en betrekking hebben op de uitvoering van werken, de levering van producten of de verlening van diensten

En artikel 2 lid 1 sub 10 Richtlijn 2014/24/EU:

„ondernemer”: elke natuurlijke of rechtspersoon of openbaar lichaam, of een combinatie van deze personen en/of lichamen, met inbegrip van alle tijdelijke samenwerkingsverbanden van ondernemingen, die de uitvoering van werken en/of een werk, de levering van producten en of het verlenen van diensten op de markt aanbiedt

Een ‘inschrijver’ is daarbij ‘een ondernemer die een inschrijving heeft ingediend’ volgens artikel 2 lid 1 sub 11 Richtlijn 2014/24/EU.

Zie ook artikel 1.1 Aanbestedingswet 2012.

En in dit soort gevallen zijn overigens ook de ‘vrij verkeer bepalingen’ van het VWEU in het geding. Met het voorschrijven van ‘internationale merken’ zal niet snel sprake zijn van een ‘zuiver interne situatie’.

Ik kan me dus wel vinden in het arrest.

Lees ook:

https://keesvandewater.blogspot.com/2020/07/on-voldoende-nauwkeurig.html

en

https://keesvandewater.blogspot.com/2014/06/niet-handig.html 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten