maandag 19 oktober 2015

Alleenrecht (2)


Artikel 2.24 sub a Aanbestedingswet 2012:

In afwijking van de artikelen 2.1 tot en met 2.6 is het bepaalde bij of krachtens deel 2 van deze wet niet van toepassing op overheidsopdrachten voor diensten:
a.            die door een aanbestedende dienst worden gegund aan een andere aanbestedende dienst of aan een samenwerkingsverband van aanbestedende diensten op basis van een uitsluitend recht dat aan die andere aanbestedende dienst of het desbetreffende samenwerkingsverband is verleend, mits dit uitsluitend recht verenigbaar is met het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Artikel 1.1 Aanbestedingswet 2012:

uitsluitend recht: een recht dat bij wettelijk voorschrift of bij besluit van een bestuursorgaan aan een onderneming wordt verleend, waarbij voor die onderneming het recht wordt voorbehouden om binnen een bepaald geografisch gebied een dienst te verrichten of een activiteit uit te oefenen

Eindelijk een zaak waar wordt ingegaan op “mits dit uitsluitend recht verenigbaar is met het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie”; Rechtbank Amsterdam 30 september 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:6459:


3.17.      Omdat zich hier - resumerend - dus de situatie voordoet dat een aanbestedende dienst overheidsopdrachten voor diensten heeft gegund aan een andere aanbestedende dienst op basis van een uitsluitend recht dat aan die andere aanbestedende dienst is verleend, resteert de vraag of het verlenen van het uitsluitend recht niet in strijd komt met het VWEU. Is dat wel het geval, dan komt de gemeenten geen beroep toe op de uitzonderingsgrond op de aanbestedingsplicht van artikel 2.24 aanhef en onder a Aw.
3.18.      Het is vaste rechtspraak van het HvJ EU dat de bepalingen van het VWEU betreffende vrijheid van dienstverrichting en de vrijheid van vestiging niet van toepassing zijn op activiteiten waarvan alle relevante elementen geheel in de interne sfeer van de lidstaat liggen (HvJEU 12 december 2013, Ragn-Sells, rov. 71-74). Anders dan Attero, ziet de rechtbank - mede gelet op rov. 73 van dat arrest - niet in waarom deze in voormeld arrest uitgezette lijn zou moeten worden beperkt tot de verkeersvrijheden van het VWEU.
3.19.      Attero stelt dat de aan de gemeenten gegunde opdracht grensoverschrijdende kenmerken heeft en dus aanknoopt bij het unierecht. De omstandigheid dat, zoals Attero in dit verband opwerpt, buitenlandse partijen als aandeelhouder deelnemen in Nederlandse afvalverwerkers (zoals [bedrijf 1] ) maakt echter nog niet dat sprake is van een opdracht met een grensoverschrijdend karakter. Attero heeft er in dit verband voorts op gewezen dat AEB Exploitatie, net als andere in Nederland gevestigde afvalverwerkingsinstallaties, afval uit het buitenland verwerkt. Ook dat is naar het oordeel van de rechtbank niet relevant. Daaruit kan weliswaar worden afgeleid dat er grensoverschrijdend verkeer in de afvalverwerkingsbranche plaatsvindt, hetgeen ook door de gemeenten niet wordt betwist, maar daaruit kan niet worden afgeleid dat dus ook belangstelling van buitenlandse afvalverwerkers zou zijn te verwachten voor een aanbesteding door de gemeenten. Dit geldt te minder nu, zoals de gemeenten onweersproken hebben toegelicht, de reden voor die verwerking in Nederland van dat buitenlandse afval erin gelegen is dat in die landen een tekort aan (voldoende hoogwaardige) afvalverwerkingsinstallaties bestaat, een situatie die zich in Nederland in het geheel niet voordoet. De stelling van Attero dat het in de Nederlandse grensstreek gegenereerde afval soms wel door buitenlandse afvalverwerkers over de grens wordt verwerkt, maakt dat niet anders. Het gaat hier immers om afval dat afkomstig is uit gemeenten in de buurt van Amsterdam; waar AEC op minder dan 25 kilometer van elk van de opdrachtgevende gemeenten gesitueerd is, bedraagt de afstand tussen AEC en de meest nabijgelegen Belgische respectievelijk Duitse grensplaats 135 respectievelijk 144 kilometer.
3.20.      Attero heeft betoogd dat het voorheen geldende nabijheidsbeginsel thans niet meer geldt en dat daarvoor in de plaats is gekomen dat de gemeenten bij de keuze van een wijze van afvalverwerking niet alleen moeten letten op de afstand waarover het afval vervoerd moet worden, maar ook op de milieubelasting van de wijze van verwerking. De milieulasten van het extra vervoer van afval naar een buitenlandse verwerkingsinstallatie kunnen worden gecompenseerd door een meer milieuvriendelijke verwerking in een andere installatie dan die van AEB exploitatie. Het gaat om de afweging van de totale milieulasten. Bij vervoer op enige afstand ligt voor de hand dat het afval nabij Amsterdam in schepen wordt gestort om zo tegen lage milieulasten naar een verder weg gelegen verwerkingsinstallatie te worden vervoerd, aldus nog steeds Attero.
Ook als van de juistheid van dit betoog wordt uitgegaan is daarmee niet aannemelijk gemaakt dat buitenlandse aanbieders van afvaldiensten een zodanige voorsprong hebben op het gebied van kosten en mate van milieuvriendelijkheid van verwerking dat zij ondanks de grote afstand tot de bron van het afval belangstelling zouden hebben voor verwerking van afval uit de regio Amsterdam. Het feit dat Attero alleen voorbeelden van grensoverschrijdende afvalverwerking in de grensstreek kan geven wijst op het tegendeel.
Nu Attero niet meer doet dan het uiteenzetten van de theoretische mogelijkheid van afvalverwerking door een buitenlandse verwerker, zonder dat is gesteld of gebleken dat een in een andere lidstaat gevestigde onderneming ook concreet interesse heeft voor de verwerking van het binnen de gemeenten geproduceerde afval, is de rechtbank van oordeel dat op dit moment niet kan worden uitgegaan van een opdracht met een grensoverschrijdend karakter.
Met de gemeenten is de rechtbank dan ook van oordeel dat de onderhavige casus binnen de interne sfeer van een enkele lidstaat valt. Al met al zijn onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan kan worden aangenomen dat het verlenen van een alleenrecht in de gegeven omstandigheden in strijd komt met het Unierecht. Aan de gemeenten komt dus een beroep toe op de uitzonderingsgrond van artikel 2.24, aanhef en onder a, Aw.

De toets aan het criterium “mits dit uitsluitend recht verenigbaar is met het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie” lijkt dus relatief eenvoudig, wanneer een ‘zuiver interne kwestie’ kan worden vastgesteld. ‘Aanknopingspunt’ ter zake (dus), HvJEU 12 december 2013 in zaak C-292/12 (Ragn-Sells AS):


70          Dienaangaande is het vaste rechtspraak van het Hof dat de bepalingen van het VWEU betreffende de vrijheid van dienstverrichting en de vrijheid van vestiging niet van toepassing zijn op activiteiten waarvan alle relevante elementen geheel in de interne sfeer van een enkele lidstaat liggen (zie in die zin arrest van 16 januari 1997, USSL nº 47 di Biella, C-134/95, Jurispr. blz. I-195, punt 19; 22 december 2010, Omalet, C-245/09, Jurispr. blz. I-13771, punt 12, en 20 juni 2013, Impacto Azul, C-186/12, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 19).
71          Blijkens de verwijzingsbeslissing betreft het hoofdgeding tussen Ragn-Sells, één in Estland gevestigde onderneming, en het Sillamäe Linnavalitsus, het gemeentebestuur van een Estse gemeente, een bestekclausule betreffende de „concessieverlening voor het georganiseerde afvalvervoer in de gemeente Sillamäe”. Volgens deze clausule moet het op het grondgebied van deze gemeente geproduceerde afval naar twee in dezelfde lidstaat gelegen verwerkingsinstallaties worden vervoerd.
72          Voorts blijkt nergens uit het aan het Hof voorgelegde dossier dat in andere lidstaten gevestigde ondernemingen interesse hebben getoond voor de verwerking van het op het grondgebied van het Sillamäe Linnavalitsus geproduceerde afval.
73          Deze situatie knoopt dus nergens aan bij een situatie die naar Unierecht onder de vrijheid van dienstverrichting of vrijheid van vestiging valt.

Grensstreek-gemeenten zullen in het voorkomend geval wellicht (ook) een beroep (moeten) doen op (objectieve) ‘rechtvaardigingsgronden’ volgens bijv. r.o. 19 van HvJEG 21 juli 2005 in zaak C-231/03 (Consorzio Aziende Metano (Coname)/Comune di Cingia de’ Botti) en r.o. 69 van HvJEG 20 oktober 2005 in zaak C-264/03 (Commissie/Frankrijk) en/of volgens artikel 36 VWEU. En wellicht speelt (dan) ook de voorrang van het primaire recht (bijv. art. 191 lid 2 VWEU) op het secundaire (aanbestedings-) recht e.d. een rol.

Praktisch zal de (concrete) ‘buitenlandse interesse’ voor een (Bijlage IIA overheids-) opdracht m.b.t. de ‘verwerking’ van ‘gemengd stedelijk afval, ingezameld van particuliere huishoudens’ overigens (ook) niet echt aangewakkerd of gestimuleerd worden door bijv. (tweede deel) art. 16 lid 1 Kaderrichtlijn afval (2008/98/EG):

In afwijking van Verordening (EG) nr. 1013/2006 kunnen de lidstaten, om hun netwerk te beschermen, binnenkomende overbrengingen van afval, bestemd voor als nuttige toepassing ingedeelde afvalverbrandingsinstallaties, beperken indien vaststaat dat die overbrengingen ertoe zouden leiden dat in het eigen land ontstaan afval moet worden verwijderd of dat afval moet worden verwerkt op een wijze die niet consistent is met hun afvalbeheerplannen. De betrokken lidstaten stellen de Commissie in kennis van het desbetreffende besluit. De lidstaten kunnen tevens transport naar het buitenland van afval om milieuredenen beperken, zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 1013/2006.

Immers, ga je als buitenlandse afvalverbrandingsinstallaties (Avi) een overeenkomst aan, dan kun je hem mogelijk niet nakomen. Althans, er bestaat een risico, dat je het overeengekomen te verwerken ‘gemengd stedelijk afval, ingezameld van particuliere huishoudens’ niet kunt ‘verwerken’ (= ‘nuttig toepassen’ of ‘verwijderen’, zie bijv. art. 3 lid 14 en art. 3 lid 19 Kaderrichtlijn afval en/of art. 1.1 Wet milieubeheer). Je kunt het afval in het voorkomend geval bijv. niet ‘innemen’. Risico’s zitten hem verder ook in de bezwaarmogelijkheden ex artikel 11 (inzake verwijdering) en artikel 12 (inzake nuttige toepassing) van Verordening (EG) nr. 1013/2006.

Voor ‘Alleenrecht (1)’, zie:


Geen opmerkingen:

Een reactie posten