vrijdag 8 januari 2016

‘Participatiesamenleving’, ‘lokale burgerinitiatieven’ e.d.


In de ‘Brief van de Minister-President over de participatiesamenleving n.a.v. het verzoek van de heer Slob’ d.d. 7 april 2014 (ref: 3748027) leest men onder meer:

[-] Het kabinet duidt het begrip participatiesamenleving tegen de achtergrond van een aantal maatschappelijke trends, waar de overheid op inspeelt. [-]

[-] Mensen zijn hoger opgeleid en mobieler en mondiger dan vroeger, en ze beschikken over meer communicatiemogelijkheden. Hierdoor zijn - naast de traditionele netwerken van familie, vrienden en buren - andere vormen van interactie tussen groepen opgekomen bijvoorbeeld via sociale media en andere ICT-toepassingen. In deze moderne horizontale netwerken doen vaste verbintenissen en hiërarchie er minder toe. Dat heeft gevolgen voor de manier waarop onze maatschappij zich organiseert en ontwikkelt. Bestaande instituties verliezen terrein. [-]

[-] De overheid tracht de ontwikkeling van deze nieuwe vormen van participatie te volgen, maar nog te vaak handelt zij vanuit klassieke hiërarchische verhoudingen (formeel, probleemgericht, risicomijdend en controleerbaar) en voert zij beleid dat - onbedoeld - maatschappelijk initiatief verdringt. De consequentie hiervan is dat maatschappelijk potentieel onbenut blijft. Het kabinet wil echter juist dat de kracht van mensen zo veel mogelijk bijdraagt aan de welvaart van onze samenleving. We moeten ruimte bieden voor deze kracht en voorkomen dat de overheid eigen initiatieven en mogelijkheden van mensen in de kiem smoort. Dit biedt ook kansen om de kwaliteit van voorzieningen op peil te houden en voorzieningen gericht in te zetten daar waar eigen kracht of netwerken tekortschieten. Hiermee kan tegelijkertijd de sterke groei van noodzakelijke overheidsmiddelen van de afgelopen jaren worden gestopt. Om ook in de toekomst goede voorzieningen voor iedereen beschikbaar te houden, is het eenvoudigweg noodzakelijk het maatschappelijk probleemoplossend vermogen beter te benutten. Door dat te doen wordt de kwaliteit van oplossingen doorgaans hoger en zijn de kosten vaak lager. [-]

Hetgeen enerzijds lijkt te duiden op een stimulans, en anderzijds op een concrete (uit-) vraag in verband met een ‘doe-democratie’ en concrete ‘burgerinitiatieven’. En daarmee verband houdend (nieuw) beleid.

Het aanbestedingsrecht kan ter zake ‘wringen’. Het valt immers niet op voorhand uit te sluiten, dat wanneer (uiteindelijk) concreet ‘zaken wordt gedaan’ met (bijvoorbeeld) een gemeente, een ‘overheidsopdracht’ aan de orde is.

Zie bijvoorbeeld Overweging 4 Richtlijn 2014/24/EU (gedeeltelijk):

[-] De aanbestedingsregels van de Unie zijn niet bedoeld om alle vormen van besteding van overheidsgeld te bestrijken, maar hebben uitsluitend betrekking op die vormen welke gericht zijn op de verkrijging van werken, leveringen of diensten tegen betaling door middel van een overheidsopdracht. Duidelijk moet worden dat deze verkrijging van werken, leveringen of diensten onder deze richtlijn moet vallen, ongeacht of deze verkrijging geschiedt door aankoop, leasing of een andere contractvorm. [-]

Artikel 2 lid 1 sub 5 Richtlijn 2014/24/EU:

„overheidsopdrachten”: schriftelijke overeenkomsten onder bezwarende titel die tussen één of meer ondernemers en één of meer aanbestedende diensten zijn gesloten en betrekking hebben op de uitvoering van werken, de levering van producten of de verlening van diensten

En artikel 2 lid 1 sub 10 Richtlijn 2014/24/EU:

„ondernemer”: elke natuurlijke of rechtspersoon of openbaar lichaam, of een combinatie van deze personen en/of lichamen, met inbegrip van alle tijdelijke samenwerkingsverbanden van ondernemingen, die de uitvoering van werken en/of een werk, de levering van producten en of het verlenen van diensten op de markt aanbiedt

De definities voornoemd moeten ‘eenduidig’ worden uitgelegd en toegepast. Ter voorkoming van ontduiking/omzeiling van de Europese aanbestedingsregels kunnen/mogen aanbestedingsrechtelijke definities onder en boven de Europese drempel (-bedragen) niet verschillen.

Gemeenten worden thans al benaderd door/voor ‘lokale burgerinitiatieven’. En vragen daar in het voorkomend geval ook concreet om, door bijvoorbeeld feitelijk een beroep te doen op (het (veronderstelde) bestaan van) de participatiesamenleving.

Gemeentelijk inkoop- en aanbestedingsbeleid dat onder de Europese drempelbedragen onverkort uitgaat van ‘concurrentiestelling’ (‘aanbesteden’) verhoudt zich niet met een en ander. Het ‘burgerinitiatief’ moet alsdan immers in het voorkomend geval in concurrentie ‘de opdracht’ (zien te) verwerven. Het concrete voorgestelde ‘lokale burgerinitiatief’ is alsdan niet bij voorbaat zeker (gesteld).

Hetgeen in het voorkomend geval ook wrang is voor bijvoorbeeld een burger die door de gemeente gevraagd wordt een bijdrage te leveren aan de participatiesamenleving, terwijl hij, of de buurman, werkloos thuis zit als gevolg van een gebrek aan opdrachten die in beginsel net zo goed ‘lokaal’ zouden kunnen zijn weggezet (ingekocht) door de gemeente. Of voor de lokale ondernemer (wellicht voormalig werkgever van vorenbedoelde burger) die door sponsoring e.d. trouw en ruim bijdraagt aan het gemeentelijke verenigingsleven. “Voor wat, hoort wat”, zou je in onderhavig verband wellicht ook kunnen zeggen/denken…..

Het valt (dus) niet goed in te zien, waarom een ‘lokaal burgerinitiatief’ dat zal/kan leiden tot een ‘lokale inkoop’ (overheidsopdracht) onder de Europese drempel zonder ‘duidelijk grensoverschrijdend belang’ niet gevrijwaard zou (kunnen) blijven/zijn van ‘concurrentiestelling’ (‘aanbesteden’).

Ik verwacht ook, dat naast ‘de participatiesamenleving’, de ‘doe-democratie’ en daarmee verband houdende ‘lokale burgerinitiatieven’ bijvoorbeeld ook de invulling van ‘lokale SROI’, ‘lokale werkgelegenheid’, ‘lokale milieuaspecten’ en ‘lokale duurzaamheid’ (waaronder de invulling van lokale circulaire economieën en kringlopen) de komende jaren belangrijke gemeentelijke thema’s, doelstellingen en uitdagingen zullen zijn. Een en ander vanwege het daarmee te dienen algemeen belang.

Gemeentelijk inkoop- en aanbestedingsbeleid moet nauwgezet aansluiten bij/op de gemeentelijke (algemeen/publiek belang) doelstelling. De ‘inkoopfunctie’ draagt op adequate wijze bij aan de verwezenlijking van de gemeentelijke doelstelling. ‘Inkoop’ is in die zin ook slechts ondersteunend. En creëert dus (ook) geen eigen doelstellingen.

Als gevolg van de implementatie van onder meer Richtlijn 2014/24/EU moet het gemeentelijk inkoop- en aanbestedingsbeleid (dat als ‘basis’ dient voor de inkoopfunctie) aangepast worden. De verwijzingen naar de ‘oude’ Richtlijn 2004/18/EG moeten immers (vanaf 18 april 2016) geschrapt worden (denk bijvoorbeeld bij het ‘VNG-beleid’ aan de definitie van ‘Offerte-aanvraag’ en aan par. 3.1 sub a).

Wellicht dus ook - en mede in verband met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (vgl. art. 3: 1 lid 2 Awb en art. 3: 14 BW) - een goed moment om ten koste en nadele van het onverkort toepassen van ‘concurrentiestelling’ (‘aanbesteden’) onder de Europese drempel, ‘de participatiesamenleving’, de ‘doe-democratie’, ‘lokale burgerinitiatieven’, ‘lokale SROI’, ‘lokale werkgelegenheid’, ‘lokale milieuaspecten’ en ‘lokale duurzaamheid’ een adequate en prominente (-re) plaats te geven in het gemeentelijk inkoop- en aanbestedingsbeleid.

Alles aanbesteden’ onder de Europese drempel verhoudt zich zeer waarschijnlijk niet met de te verwachten doelstellingen en uitdagingen van gemeenten de komende jaren. En zeer waarschijnlijk laat men met ‘alles aanbesteden’ onder de Europese drempel ook bij voorbaat en onnodig ‘kansen’ in verband met bijvoorbeeld succesvol lokaal ‘maatschappelijk initiatief’, ‘maatschappelijk potentieel’ en ‘maatschappelijk probleemoplossend vermogen’ liggen.

Ik denk afrondend, dat zo’n beleidswijziging goed past bij een (nieuwe) next-gen inkoopvolwassen gemeentelijke inkoopbenadering en -visie, waarin relatiemanagers en dealmakers een belangrijke rol vervullen in de wetenschap, dat marktwerking of concurrentiestelling (‘aanbesteden’) slechts een ‘instrument’ in het voorkomend geval is. En dus, althans in ieder geval onder de Europese drempel, geen (dogmatisch) doel op zich.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten