vrijdag 2 september 2016

‘Overeenkomsten’


Artikel 2 lid 1 sub 5 Richtlijn 2014/24/EU:

„overheidsopdrachten”: schriftelijke overeenkomsten onder bezwarende titel die tussen één of meer ondernemers en één of meer aanbestedende diensten zijn gesloten en betrekking hebben op de uitvoering van werken, de levering van producten of de verlening van diensten

Conclusie AG in zaak C-107/98 (Teckal):

52.         In de tweede plaats moet er een overeenkomst worden gesloten en moet deze schriftelijk zijn. Deze overeenkomst is wederkerig en onder bezwarende titel. Dit betekent, dat de richtlijn van toepassing is, wanneer wilsovereenstemming bestaat tussen twee verschillende personen, namelijk de aanbestedende dienst en de leverancier, en de totstandgekomen wederzijdse relatie betrekking heeft op de levering van een product in ruil voor een financiële vergoeding. Er moet dus een uitwisseling van prestaties zijn, er moeten rechten en verplichtingen voor de contractpartijen in het leven worden geroepen en de prestaties moeten onderling afhankelijk zijn.

Artikel 6: 213 lid 1 BW (Titel 5 Overeenkomsten in het algemeen, afdeling 1):

Een overeenkomst in de zin van deze titel is een meerzijdige rechtshandeling, waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere een verbintenis aangaan.

Artikel 6: 217 lid 1 BW (Titel 5 Overeenkomsten in het algemeen, afdeling 1):

Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan.

Artikel 6: 261 lid 1 BW (Titel 5, afdeling 5):

Een overeenkomst is wederkerig, indien elk van beide partijen een verbintenis op zich neemt ter verkrijging van de prestatie waartoe de wederpartij zich daartegenover jegens haar verbindt.

Artikel 3: 32 lid 1 BW:

Iedere natuurlijke persoon is bekwaam tot het verrichten van rechtshandelingen, voor zover de wet niet anders bepaalt.

Artikel 2: 5 BW:

Een rechtspersoon staat wat het vermogensrecht betreft, met een natuurlijk persoon gelijk, tenzij uit de wet het tegendeel voortvloeit.

Artikel 3: 33 BW:

Een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard.

Artikel 2: 1 leden 1 en 2 BW:

1.            De Staat, de provincies, de gemeenten, de waterschappen, alsmede alle lichamen waaraan krachtens de Grondwet verordenende bevoegdheid is verleend, bezitten rechtspersoonlijkheid.
2.            Andere lichamen, waaraan een deel van de overheidstaak is opgedragen, bezitten slechts rechtspersoonlijkheid, indien dit uit het bij of krachtens de wet bepaalde volgt.

(Onderdelen en/of diensten van) Ministeries kunnen, bij gebrek aan rechtspersoonlijkheid, geen rechtshandelingen verrichten. En dus ook geen overeenkomsten (onderling) aangaan. En dus ook geen overheidsopdrachten (onderling) aangaan.

Aangezien minst genomen drie oprichters van de EEG (de basis van de huidige EU), Frankrijk, België en Nederland, de Code Civil als feitelijke basis voor hun vermogens- en verbintenissenrecht hanteren, lijkt het me niet aannemelijk, dat het begrip ‘overeenkomst’ in het EU-aanbestedingsrecht - al dan niet ‘functioneel’ - anders kan/zal worden uitgelegd, dan vorenbedoeld.

En dat wat ‘overeenkomsten’ zijn, en hoe zij tot stand komen, feitelijk een ‘nationale kwestie’ is, kan ook worden afgeleid uit Overweging 21 en artikel 2 leden 2 en 3 quinquies van (Wijzigings-) Richtlijn 2007/66/EG.

En waar zou het begrip ‘onaanvaardbare inschrijvingen’ vandaan komen?

Artikel 2.129 Aanbestedingswet 2012 luidt (sinds het Bao) ook niet voor niks:

De mededeling van de gunningsbeslissing van een aanbestedende dienst houdt geen aanvaarding in als bedoeld in artikel 217, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek van een aanbod van een ondernemer.

Artikel 2 lid 1 sub 2 en 3 van Richtlijn 2014/24/EU:

2.            „centrale overheidsinstanties”: de aanbestedende diensten als vermeld in bijlage I, alsmede de instanties die hen zijn opgevolgd voor zover op nationaal niveau rectificaties of wijzigingen zijn aangebracht;
3.            „niet-centrale aanbestedende diensten”: alle aanbestedende diensten die geen centrale overheidsinstantie zijn

Ach, laat maar…………..

(Nog los van de Overwegingen 4 en 10 van Richtlijn 2014/24/EU, de artikelen 7 en 67 lid 1 sub b en c van Richtlijn 2004/18/EG, voetnoot 1 bij bijlage IV van Richtlijn 2004/18/EG en artikel 4 Richtlijn 2014/24/EU.)

Vergelijk ook:



Geen opmerkingen:

Een reactie posten