maandag 15 oktober 2018

‘Andere belanghebbende’


Rechtbank Den Haag 12 oktober 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:12280:


5.4.        Daar komt bij dat Xerox moet worden beschouwd als andere belanghebbende in de zin van artikel 1 lid 3 van de Richtlijn 89/665/EEG. Dit brengt mee dat zij, ingevolge Richtlijn 2007/66/EG, binnen de zogenoemde 'Alcateltermijn' - dus uiterlijk op 12 juli 2018 - had moeten opkomen tegen de gunningsbeslissing van 21 juni 2018 (zie ook voorzieningenrechter rechtbank Overijssel d.d. 19 september 2018, nr. C/08/220491/KG ZA 18-208). Dat klemt hier te meer nu uit de stukken blijkt - en Xerox in feite ook erkent, althans onbetwist heeft gelaten - dat zij al geruime tijd vóór het sluiten van de inschrijvingstermijn bekend was met de aanbestedingsstukken. Zij had haar bezwaren vóór het verstrijken van die termijn, dan wel gedurende de Alcateltermijn in een kort gedingprocedure aan de orde moeten stellen. Dat heeft zij echter nagelaten. De dagvaarding in de onderhavige procedure is immers eerst op 13 augustus 2018 uitgebracht. Dat Xerox al eerder - op 23 juli 2018 - een datum voor een kort geding had aangevraagd, maakt dat niet anders. Die aanvraag heeft zij immers kort nadien weer ingetrokken. Die - voorgenomen - procedure staat dus los van het onderhavige geschil en moet dan ook verder buiten beschouwing blijven. Overigens was op het moment van de aanvraag de Alcateltermijn ook al verstreken. Voorts brengt de omstandigheid dat Xerox (nog) in overleg was met het Ministerie niet mee dat het kort geding niet binnen de Alcateltermijn aanhangig had moeten worden gemaakt. Een en ander betekent dat Xerox haar rechten om de gunningsbeslissing te bestrijden ook nog eens heeft verwerkt.

Ik kan de ‘andere belanghebbende’ uit de eerste zin van de rechtsoverweging voornoemd niet (terug) vinden.

Zie namelijk artikel 1 lid 3 van Richtlijn 89/665/EEG (‘van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken’):

De Lid-Staten dragen er zorg voor dat de beroepsprocedures, volgens modaliteiten die de Lid-Staten kunnen bepalen, althans toegankelijk zijn voor een ieder die belang heeft of heeft gehad bij de gunning van een bepaalde overheidsopdracht voor leveringen of voor de uitvoering van werken en die door een beweerde schending is of dreigt te worden gelaedeerd . Met name kunnen de Lid-Staten verlangen dat degene die van deze procedure gebruik wenst te maken, de aanbestedende dienst vooraf in kennis heeft gesteld van de beweerde schending en van zijn voornemen om beroep in te stellen.

En ook artikel 1 van Richtlijn 2007/66/EG (‘van 11 december 2007 tot wijziging van de Richtlijnen 89/665/EEG en 92/13/EEG van de Raad met betrekking tot de verhoging van de doeltreffendheid van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten’):

Richtlijn 89/665/EEG wordt als volgt gewijzigd:
1.      De artikelen 1 en 2 worden vervangen door:
„Artikel 1
Toepassingsgebied en beschikbaarheid van beroepsprocedures
[…]
3.            De lidstaten dragen er zorg voor dat beroepsprocedures, volgens modaliteiten die de lidstaten kunnen bepalen, op zijn minst toegankelijk zijn voor een ieder die belang heeft of heeft gehad bij de gunning van een bepaalde opdracht en die door een beweerde inbreuk is of dreigt te worden geschaad.
4.            De lidstaten kunnen verlangen dat degene die van een beroepsprocedure gebruik wenst te maken, de aanbestedende dienst in kennis heeft gesteld van de beweerde inbreuk en van zijn voornemen beroep in te stellen, mits zulks geen afbreuk doet aan de opschortende termijn overeenkomstig artikel 2 bis, lid 2, of aan enige andere termijnen voor het instellen van beroep overeenkomstig artikel 2 quater.
[…]

Verder is ‘voorzieningenrechter rechtbank Overijssel d.d. 19 september 2018, nr. C/08/220491/KG ZA 18-208’ uit voornoemde rechtsoverweging:


Daaruit bijvoorbeeld:

4.3.        Van een adequaat handelende inschrijver mag worden verwacht dat hij zich proactief opstelt bij het naar voren brengen van bezwaren in het kader van een aanbestedingsprocedure. De eisen van redelijkheid en billijkheid die de inschrijver jegens de aanbestedende dienst in acht heeft te nemen, brengen met zich dat een dergelijke inschrijver zijn bezwaren bij de aanbestedende dienst duidelijk naar voren brengt en in een zo vroeg mogelijk stadium aan de orde stelt, zodat eventuele onregelmatigheden zo nodig kunnen worden gecorrigeerd met zo gering mogelijke consequenties voor het verloop van de aanbestedingsprocedure in haar geheel. Een inschrijver die bezwaren heeft maar er (te lang) mee wacht om die te melden aan de aanbestedende dienst, loopt het risico dat later wordt geoordeeld dat hij zijn recht heeft verwerkt. Het is de eigen verantwoordelijkheid van een potentiele inschrijver om het aanbestedingsdocument goed door te lezen en voor zichzelf te controleren of de instructies van de aanbestedende dienst duidelijk zijn en of hij aan de verschillende eisen kan en wil voldoen.

De reden om in kwestie juist naar dát vonnis te verwijzen ontgaat mij (ook).

We kennen dat vonnis trouwens van:


Geen opmerkingen:

Een reactie posten