maandag 29 juli 2019

Kennelijke


Over ‘kennelijke’ uit (de) ‘kennelijke materiële fouten’ van HvJEU 29 maart 2012 in zaak C-599/10 (SAG ELV Slovensko e.a.):


40          Artikel 2 staat er in het bijzonder evenwel niet aan in de weg dat, in uitzonderlijke gevallen, de gegevens van de inschrijvingen gericht kunnen worden verbeterd of aangevuld, met name omdat deze klaarblijkelijk een eenvoudige precisering behoeven, of om kennelijke materiële fouten recht te zetten, mits deze wijziging er niet toe leidt dat in werkelijkheid een nieuwe inschrijving wordt voorgesteld. Dat artikel verzet zich er dus evenmin tegen dat het nationale recht een bepaling bevat, zoals artikel 42, lid 2, van wet nr. 25/2006, volgens welke in wezen de aanbestedende dienst de gegadigden schriftelijk kan verzoeken om hun inschrijving te verduidelijken zonder evenwel een wijziging van de inschrijving te vragen of te aanvaarden.

Gaat Rechtbank Den Haag 25 juli 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:7599:


5.8.        Los van het bovenstaande - maar zeker niet in de laatste plaats - is van belang dat, om in de gelegenheid te worden gesteld een gebrek in de inschrijving te herstellen, sprake moet zijn van een kennelijke omissie/fout. Weliswaar was voor de aanbestedende dienst bij het controleren van de inschrijving direct duidelijk dat de betreffende vraag in het geheel niet is beantwoord, maar daarmee is - anders dan de Combinatie kennelijk meent - niet reeds sprake van een kennelijke omissie die mag worden hersteld.

5.9.        Anders dan bijvoorbeeld bij een evidente rekenfout in een optelling van in de inschrijving opgenomen bedragen, die kenbaar is uit de inschrijving zelf, kan in dit geval door de aanbestedende dienst uit de verdere inhoud van de inschrijving van de Combinatie niet worden afgeleid wat het antwoord van de combinanten op de betreffende vraag zou zijn geweest. Daarmee kan het onbeantwoord laten van de vraag niet worden aangemerkt als een kennelijke omissie/fout die mag worden hersteld. Het kan immers niet zo zijn dat het geheel overslaan van een vraag, waarvan het antwoord uitsluitend binnen het domein van de inschrijver ligt en dat niet (al dan niet indirect) al volgt uit de overige stukken, onbestraft blijft, wat het geval zou zijn als de inschrijver de gelegenheid zou worden geboden het gebrek te herstellen. Te minder nu de beantwoording van de hier aan de orde zijnde vraag van essentieel belang is, althans kan zijn, voor de geldigheid van de inschrijving van de Combinatie. Bovendien zou het toelaten van herstel de vraag doen rijzen waar de grens ligt; bij het onbeantwoord laten van één, twee, drie of meer vragen? Mogelijk zou dan zelfs kunnen worden verdedigd dat - in eerste instantie - geen enkele vraag in het UEA behoeft te worden beantwoord. Bovendien zou daarmee de weg worden vrijgemaakt voor inschrijvers er - om hen moverende redenen, zoals bijvoorbeeld het verbloemen van een feit of omstandigheid - voor te kiezen één of meer vragen in het UEA niet te beantwoorden, in de hoop dat dit ongezien blijft en - voor zover het wel wordt opgemerkt - de vra(a)g(en) alsnog later te beantwoorden naar de dan bestaande feiten. Een en ander verhoudt zich niet met de fundamentele beginselen van het aanbestedingsrecht.

Lees over ‘kennelijke’ ook:


En (het) ‘als je maar iets aanvinkt’ uit:


Had ik niet zo bedoeld:

5.5.        Het gebruik van een andere versie van het UEA vergroot echter wel de kans op fouten bij de invulling ervan. In een ‘kale’ versie zijn - anders dan in de bij de aanbestedingsstukken gevoegde versie - niet reeds de door de aanbestedende dienst relevant geachte vragen (waaronder in dit geval onder meer die betreffende twee facultatieve uitsluitingsgronden) aangevinkt. Kennelijk heeft Taxi Horn verzuimd bij het invullen van de ‘kale’ versie de facultatieve uitsluitingsgrond ‘valse verklaring’ zelf aan te vinken en heeft zij, mogelijk als gevolg daarvan, ook de bij die uitsluitingsgrond behorende vraag niet beantwoord. […]


Geen opmerkingen:

Een reactie posten