donderdag 1 augustus 2019

De ongeldigheid van de inschrijving


Als Piet aan Henk het aanbod doet om het huis van Klaas wederrechtelijk leeg te (gaan) roven, dan is dat aanbod van Piet ‘niet rechtsgeldig’ of ‘ongeldig’ in de zin van het bepaalde in artikel 3: 40 (lid 1) Burgerlijk Wetboek (BW):

1             Een rechtshandeling die door inhoud of strekking in strijd is met de goede zeden of de openbare orde, is nietig.
2             Strijd met een dwingende wetsbepaling leidt tot nietigheid van de rechtshandeling, doch, indien de bepaling uitsluitend strekt ter bescherming van één der partijen bij een meerzijdige rechtshandeling, slechts tot vernietigbaarheid, een en ander voor zover niet uit de strekking van de bepaling anders voortvloeit.
3             Het vorige lid heeft geen betrekking op wetsbepalingen die niet de strekking hebben de geldigheid van daarmede strijdige rechtshandelingen aan te tasten.

Het aanbod van Piet aan Henk kan volgens het BW als ‘niet gedaan’ worden beschouwd, want (van meet af aan) ‘nietig’. Een overeenkomst in de zin van artikel 6: 213 lid 1 BW jo. artikel 6: 217 lid 1 BW kan dus volgens het BW (ook) niet tot stand komen. Althans, praktisch, de ‘overeenkomst’ is ‘aantastbaar’ door iemand die een beroep doet op de ‘nietigheid’.

Als inschrijver (aannemer) X in een aanbestedingsprocedure het aanbod (de inschrijving) doet aan de gemeente Y om de nieuwe gemeentewerf op 1 november 2019 op te leveren, dan is in beginsel volgens het BW sprake van een ‘rechtsgeldig’ of ‘geldig’ aanbod. In beginsel kunnen aannemer X en gemeente Y ter zake privaatrechtelijk een overeenkomst in de zin van artikel 6: 213 lid 1 BW jo. artikel 6: 217 lid 1 BW aangaan.

Aanbestedingsrechtelijk zijn er wel wat haken en ogen, als in de aanbestedingsstukken vermeld staat, dat de oplevering van de nieuwe gemeentewerf uiterlijk op 1 oktober 2019 moet plaatsvinden. Dat doet echter in beginsel niets af aan (de werking van) het privaatrecht.

Het is verder ook zo, dat de betreffende overeenkomst in het voorkomend geval (op enig moment) niet meer ‘aantastbaar’ is. En dat (dus) ook een onrechtmatige aanbestedingsprocedure tot een rechtsgeldige overeenkomst kan leiden.

Zie voor een en ander bijvoorbeeld HR 4 november 2005 (Van der Stroom/Staat), ECLI:NL:HR:2005:AU2806, NJ 2006/204:


4.1.2      De onderdelen nemen kennelijk primair tot uitgangspunt dat de Europese aanbestedingsregels als van openbare orde zodanig dwingend recht vormen dat een overeenkomst die is totstandgekomen na een met die regels strijdige aanbestedingsprocedure ingevolge art. 3:40 BW nietig is. Dat uitgangspunt is echter onjuist, zoals blijkt uit het arrest van de Hoge Raad van 22 januari 1999, nr. 16747, C97/226, NJ 2000, 305. Hetgeen in dat arrest is overwogen met betrekking tot de Richtlijn 89/665 van 21 december 1989, houdende coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken (PbEG 1989, L 395/33), met betrekking tot de Richtlijn 93/37 van 14 juni 1993 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken (PbEG 1993 L 199/54), alsmede met betrekking tot de Raamwet EEG-voorschriften aanbestedingen, geldt ook voor de in de onderhavige zaak toepasselijke regels, waaronder de Richtlijn leveringen 77/62/EEG van de Raad van 21 december 1976 (PbEG L 13) die op de aanbesteding van toepassing was. Hetgeen de Hoge Raad overwoog, komt hierop neer dat het enkele feit dat de in het betrokken gemeenschapsrecht vervatte aanbestedingsregels niet zouden zijn nageleefd niet ertoe leidt dat de overeenkomst waartoe die onregelmatige aanbestedingsprocedure heeft geleid nietig is.

En artikel 4.15 lid 1 Aanbestedingswet 2012:

Een als resultaat van een gunningsbeslissing gesloten overeenkomst is in rechte vernietigbaar op een van de volgende gronden:
a.            de aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf heeft, in strijd met deel 2 of deel 3 van deze wet, de overeenkomst gesloten zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie;
b.            de aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf heeft, in strijd met de wet, de termijnen, bedoeld in artikel 2.127, eerste lid, onderscheidenlijk 2.131, niet in acht genomen;
c.            de aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf heeft toepassing gegeven aan artikel 2.127, vierde lid, onder c, bij de gunning van een opdracht waarvan de geraamde waarde gelijk is aan of hoger is dan het in de artikelen 2.1 tot en met 2.7 respectievelijk de artikelen 3.8 en 3.9 bedoelde toepasselijke bedrag, en heeft daarbij in strijd gehandeld met artikel 2.143, tweede lid, of de artikelen 2.147 of 2.148.

En HR 18 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2638 (Xafax):


3.7.1      Het hiervoor weergegeven stelsel van de Aanbestedingswet 2012 en Richtlijn 89/665/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2007/66/EG, komt erop neer dat inschrijvers en andere belanghebbenden tegen de gunningsbeslissing dienen op te komen voordat de overeenkomst is gesloten, waartoe hun een termijn wordt gelaten waarvan de niet-inachtneming door de aanbestedende dienst leidt tot vernietigbaarheid van de overeenkomst. Is die termijn verstreken of een verzoek om een onmiddellijke voorziening met betrekking tot de gunningsbeslissing gedaan en daarop door de voorzieningenrechter (of het scheidsgerecht) in eerste aanleg afwijzend beslist, dan is de nadien tot stand gekomen overeenkomst alleen aan te tasten in de bijzondere gevallen genoemd in art. 4.15 lid 1 Aanbestedingswet 2012 (waarvan in dat geval de grond die daar onder b wordt genoemd, niet meer aan de orde is, omdat die het geval betreft dat de termijn niet in acht is genomen dan wel de uitspraak van de rechter of het scheidsgerecht in eerste aanleg niet is afgewacht). Bovendien is deze aantasting slechts mogelijk gedurende een beperkte periode (van ten hoogste zes maanden).
               […]
3.7.3      Uit deze toelichting volgt dat is beoogd dat de als resultaat van de gunningsbeslissing tot stand gekomen overeenkomst wegens strijd met aanbestedingsregels slechts aantastbaar is op de gronden vermeld in art. 4.15 lid 1 Aanbestedingswet 2012, en dat deze in andere gevallen slechts aantastbaar is in het geval van wilsgebreken en in het geval van nietigheid of vernietigbaarheid ingevolge art. 3:40 BW (op een andere grond dus dan strijd met aanbestedingsregels). Dit strookt met het blijkens de toelichting nadrukkelijk met de regeling beoogde evenwicht tussen de verschillende bij een aanbesteding betrokken belangen en de bedoeling om, in verband daarmee, ten behoeve van de aanbestedende dienst en degene aan wie deze de opdracht gunt, te waarborgen dat geen te grote of te langdurige onzekerheid ontstaat over de vraag of de overeenkomst gesloten en uitgevoerd kan worden. Dit strookt ook met het hiervoor weergegeven stelsel.
Een ruimere mogelijkheid voor derden om de overeenkomst aan te tasten zou voorts op gespannen voet staan met de beperking van de periode waarbinnen volgens art. 4.15 lid 2 Aanbestedingswet 2012 vernietiging op grond van art. 4.15 lid 1 Aanbestedingswet 2012 kan worden gevorderd. Die ruimere mogelijkheid zou immers ertoe leiden dat in geval van minder ernstige inbreuken op de aanbestedingsregels dan vermeld in art. 4.15 lid 1 Aanbestedingswet 2012, een langere termijn zou gelden om de overeenkomst aan te tasten. Dat ligt niet in de rede.

De ongeldigheid van de inschrijving is doorgaans (slechts) het gevolg van de in de aanbestedingsprocedure geldende (spel-) regels.

In communicatieve zin (zou daar dan ook aandacht aan kunnen (moeten) worden besteed):

Als gevolg van de in deze aanbestedingsprocedure geldende (spel-) regels is de inschrijving van uw onderneming ongeldig, in welk verband uw onderneming in deze aanbestedingsprocedure niet voor gunning in aanmerking kan (mag) komen.

Deels terzijde:


En:


Geen opmerkingen:

Een reactie posten