woensdag 15 januari 2020

Samen uit, samen thuis


De gemeente heeft tijdig cassatieberoep ingesteld inzake Hof Arnhem-Leeuwarden 8 januari 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:151. Zie over dat arrest:


Uit de Conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad d.d. 20 december 2019, ECLI:NL:PHR:2019:1363:


3.7         In deze zaak is de feitelijke constellatie mijns inziens een andere. Het voorwerp van de aanbesteding is een raamovereenkomst. Die wordt namens de zes gemeenten aangegaan. Een geselecteerde inschrijver heeft op basis daarvan het recht om in elk van de zes gemeenten de betrokken ggz-diensten aan te bieden. Hij is daartoe echter niet verplicht. Indien een geselecteerde instelling een behandeling verleent dan ontstaat er per individueel geval een (nadere) contractuele relatie tussen haar en de gemeente waar de patiënt woont. De behandeling komt namelijk ten laste van het budget van die gemeente. De zes gemeenten in deze zaak hebben niet één gezamenlijk budget. Elk is verantwoordelijk voor de zorgkosten in de eigen gemeente. Als één gemeente haar jeugdzorgbudget overschrijdt hoeven de andere gemeenten niet financieel bij te springen of behandelingen van inwoners uit de betrokken gemeente over te nemen.
3.8         Zo bezien vormt de raamovereenkomst het voorportaal dat aan een ggz-instelling toegang geeft tot elk van de zes gemeenten. Daarachter ontstaan bij iedere behandeling bilaterale rechtsverhoudingen. Dat betekent mijns inziens dat door het - op zichzelf volledig legitieme - samenwerkingsverband van de zes gemeenten heen gekeken moet worden, in die zin dat de collectief georganiseerde selectie van de ggz-instellingen aan de voorkant, onverlet laat dat aan de achterkant het aanbieden van de zorgdiensten plaatsvindt in het kader van een bilaterale rechtsverhouding tussen de instelling en de verantwoordelijke gemeente. In geval van een geschil over de vergoeding van een verrichte behandeling kan een zorginstelling ook enkel de gemeente in kwestie aanspreken en niet het collectief van gemeenten.
3.9         Een rechterlijke beslissing waarbij de Gemeente wordt veroordeeld Evergreen toe te laten bindt de andere vijf gemeenten niet. Zij zijn in dat geval, anders dan de Gemeente, niet verplicht om met Evergreen een raamovereenkomst te sluiten. De reden waarom Evergreen ervoor heeft gekozen alleen de Gemeente te dagvaarden is wat dat betreft illustratief: de andere gemeenten zouden wel vrijwillig voldoen als de Gemeente zou zijn veroordeeld (zie hiervoor, 2.1). Dat idee van vrijwilligheid strookt niet met het concept van een processueel ondeelbare rechtsverhouding omdat daarbij de gedachte is dat een uitspraak noodzakelijkerwijs gevolgen heeft voor andere partijen die deel uitmaken van dezelfde rechtsverhouding.
3.10       Als ik het betoog van de Gemeente goed begrijp is dat nu juist het probleem. Volgens haar zou haar positie niet mogen afwijken van die van andere gemeenten - ‘de samen uit, samen thuis’-gedachte. Het voorwerp van de aanbesteding is de raamovereenkomst en die is nu eenmaal zo ingericht dat alle gemeenten daar onder de vlag regio Nijmegen partij bij zijn. Ik zie dat toch anders. Als de Gemeente als enige wordt veroordeeld om Evergreen een raamovereenkomst aan te bieden, dan krijgt deze minder dan was aanbesteed. Dat is ongebruikelijk; een vonnis dat alle partijen aan de kant van de aanbestedende dienst bindt verdient de voorkeur. Maar onmogelijk is het niet. Dat Evergreen alsdan ‘slechts’ Nijmegen als werkgebied zou krijgen en geen voor executie vatbaar vonnis heeft tegenover de andere gemeenten heeft zij aan zichzelf te wijten; dan had zij maar alle zes gemeenten moeten dagvaarden. Die andere gemeenten worden op hun beurt niet in hun belangen geraakt. Zij worden niet verplicht Evergreen te erkennen. Mochten zij dat vrijwillig doen, dan is dat hun keuze. De Gemeente zelf wordt niet voor een onmogelijkheid geplaatst. Om het rechterlijk gebod na te leven dient zij aan Evergreen een raamovereenkomst aan te bieden waarbij zij als enige gemeente partij is. Wat de Gemeente niet kan doen maar ook niet hoeft te doen, is de andere gemeenten verplichten partij te worden bij een door haar met Evergreen af te sluiten raamovereenkomst.
3.11       Nu zich geen ondeelbare rechtsverhouding voordoet, bestaat er in zoverre geen grond om Evergreen in haar vorderingen tegen de Gemeente niet-ontvankelijk te verklaren. Bij deze stand van zaken is het evenmin noodzakelijk in te gaan op de vraag wat de processuele gevolgen zouden zijn indien zich hier wél een processueel ondeelbare rechtsverhouding zou voordoen, in het bijzonder of Evergreen dan in deze kort gedingprocedure, na vernietiging en verwijzing, alsnog de gelegenheid zou moeten krijgen de andere gemeenten op te roepen op de voet van art. 118 Rv.

Ik kan dat wel volgen.

In artikel 2 lid 1 sub 5 Richtlijn 2014/24/EU is opgenomen:

„overheidsopdrachten”: schriftelijke overeenkomsten onder bezwarende titel die tussen één of meer ondernemers en één of meer aanbestedende diensten zijn gesloten en betrekking hebben op de uitvoering van werken, de levering van producten of de verlening van diensten

De echt gezamenlijke aanbestedingen met het oog op schriftelijke overeenkomsten onder bezwarende titel tussen één of meer ondernemers en meer aanbestedende diensten als vorenbedoeld komen in de praktijk (ook) niet vaak voor.

Echt gezamenlijk (samen uit, samen thuis) betekent namelijk bijvoorbeeld gezamenlijk beleid (kunnen) maken, uitdragen, uitvoeren en (zo nodig) ‘handhaven’.

En dat valt doorgaans niet mee met bijvoorbeeld verschillende gemeenteraden.

1 opmerking: