donderdag 9 december 2021

Zwaarwegende maatschappelijke belangen

Artikel 3: 296 BW luidt als volgt:

1.            Tenzij uit de wet, uit de aard der verplichting of uit een rechtshandeling anders volgt, wordt hij die jegens een ander verplicht is iets te geven, te doen of na te laten, daartoe door de rechter, op vordering van de gerechtigde, veroordeeld.

2.            Hij die onder een voorwaarde of een tijdsbepaling tot iets is gehouden, kan onder die voorwaarde of tijdsbepaling worden veroordeeld.

Een uitzondering op die bepaling is artikel 6: 168 BW:

1.            De rechter kan een vordering, strekkende tot verbod van een onrechtmatige gedraging, afwijzen op de grond dat deze gedraging op grond van zwaarwegende maatschappelijke belangen behoort te worden geduld. De benadeelde behoudt zijn recht op vergoeding van de schade overeenkomstig de onderhavige titel.

2.            In het geval van artikel 170 is de ondergeschikte voor deze schade niet aansprakelijk.

3.            Wordt aan een veroordeling tot schadevergoeding of tot het stellen van zekerheid daarvoor niet voldaan, dan kan de rechter alsnog een verbod van de gedraging opleggen.

Daartoe een interessante gedachte ten overvloede in Rechtbank Noord-Holland 17 november 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:11020:

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNHO:2021:11020

5.15.       Bij de beoordeling van de door de gemeente uitgesproken bereidheid om eventueel niet te handhaven op de 50%-eis (zoals vastgelegd in de notulen, zie 3.20) dienen een drietal aspecten bijzonder gewicht in de schaal te leggen.

(1) De gemeente heeft niet alleen de verantwoordelijkheid om te zorgen voor faire en rechtmatige aanbesteding van de door haar ingekochte diensten, maar ook de verantwoordelijkheid voor de continuïteit van de zorg die op dit moment wordt ingekocht. Dat omvat mede de zorg die door Kleine Maatjes wordt geleverd.

Niet bestreden is dat het aanbod van de betrokken zorg schaars is. Gelet op de toelichting van partijen in de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling, acht de voorzieningenrechter het daarom aannemelijk dat het overleg over het al dan niet handhaven van de 50%-eis werd ingegeven door de wens om te onderzoeken hoe dat aspect van haar verantwoordelijkheid zou kunnen worden ingevuld. (De gedachte aan een mogelijke toepasselijkheid van artikel 6:168 lid 1 BW komt in dit verband op.) […]

In het voorkomend geval kun je, omwille van zwaarwegende maatschappelijke belangen, een onrechtmatigheid, in bijvoorbeeld een aanbestedingsprocedure, praktisch en feitelijk afkopen.

Ik kan me gebruikmaking van die ‘optie’ wel voorstellen (als ‘redding’) bij schaarse dienstverlening in bijvoorbeeld het ‘sociaal domein’ en de gezondheidszorg.

En ik weet wel, dat artikel 1.4 lid 2 Aanbestedingswet 2012:

De aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf draagt zorg voor het leveren van zo veel mogelijk maatschappelijke waarde voor de publieke middelen bij het aangaan van een schriftelijke overeenkomst als bedoeld in het eerste lid.

Een andere oorsprong en strekking heeft.

Maar ik moest er toch aan denken. Bijvoorbeeld als (eventueel) steuntje in de rug voor een rechter.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten