donderdag 23 december 2021

Ondertekeningsgebrek

Rechtbank Noord-Holland 14 december 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:11657:

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNHO:2021:11657

5.5.         De voorzieningenrechter overweegt dat in het geval van een omissie in het UEA onder omstandigheden uit de in acht te nemen zorgvuldigheid kan voortvloeien dat een aanbestedende dienst navraag zal moeten doen bij een inschrijver dan wel gelegenheid voor aanvulling, verduidelijking of verbetering zal moeten bieden aan de inschrijver, uiteraard binnen de grenzen van de aanbestedingsrechtelijke beginselen van gelijkheid en transparantie. Als een inschrijvingsdocument, zoals een formulier, na het sluiten voor de daarvoor geldende termijn niet of onvolledig is ingevuld, brengt dat gelet op het voorgaande niet altijd mee dat een aanbestedende dienst de inschrijving zonder meer ongeldig mag verklaren. Is de verlangde informatie door de inschrijver tijdig verstrekt in de inschrijvingsdocumenten of valt deze informatie onmiskenbaar daaruit af te leiden, maar is deze niet opgenomen in het juiste document of op de juiste plaats, dan dient de aanbestedende dienst dit in beginsel op te vatten als een herstelbare vergissing. Van belang is dat objectief kan worden vastgesteld dat de betreffende informatie beschikbaar was vóór het sluiten van de inschrijftermijn.

5.6.         In dit specifieke geval acht de voorzieningenrechter de na de inschrijfdatum gedane navraag door de gemeenten geoorloofd. Het bieden van gelegenheid aan Dierenzorg Zaanstreek en ’t Schuthok om alsnog de vraag over faillissement en insolventie te beantwoorden, leidt niet tot bevoordeling van deze partijen ten opzichte van de andere inschrijvers op een manier die in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Er is kennelijk sprake geweest van een vergissing aan de zijde van Dierenzorg Zaanstreek en ’t Schuthok, waarbij de voorzieningenrechter van doorslaggevend belang acht dat de betreffende informatie beschikbaar was vóór het sluiten van de inschrijftermijn, hetgeen ook objectief verifieerbaar is.

Lijkt me terecht, en bijvoorbeeld in lijn met Hof Arnhem-Leeuwarden 7 december 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:11450. Zie over dat arrest:

https://keesvandewater.blogspot.com/2021/12/wat-kun-je-dan-verwachten-2.html

Er was (echter) nog meer aan de hand:

5.16.       De voorzieningenrechter is van oordeel dat de door de gemeente aangehaalde jurisprudentie met betrekking tot herstel van fouten niet één op één kan worden toegepast op de onderhavige situatie, waarin sprake is van een ondertekeningsgebrek. Het gaat om een wezenlijk andere situatie. Het is vaste jurisprudentie dat herstel van ondertekeningsgebreken in beginsel niet wordt toegestaan. Een inschrijver bindt zich met een ondertekening in overeenstemming met de eisen van de aanbesteding aan de inschrijving. De ondertekening is daarom een essentieel onderdeel van de inschrijving; het geeft zekerheid over de wil en de identiteit van de inschrijver. Vanuit dat oogpunt kan een niet-rechtsgeldig ondertekende inschrijving - zoals door Dierentehuis Alkmaar terecht is aangevoerd - als een voorwaardelijke inschrijving worden beschouwd. De inschrijver kan zich immers via een beroep op onbevoegde vertegenwoordiging na inschrijving nog aan de aanbestedingsprocedure onttrekken. De inschrijver verschaft zich daarmee een betere uitgangspositie dan de overige inschrijvers, omdat hij op een later moment dan de overige inschrijvers (bijvoorbeeld op basis van marktontwikkelingen) kan besluiten of hij zijn inschrijving al dan niet wenst te handhaven. Dit kan leiden tot oneerlijke mededinging. Het gelijkheidsbeginsel verzet zich er daarom tegen dat een inschrijving achteraf alsnog rechtsgeldig wordt ondertekend.

5.17.       Als uit de inschrijving niet blijkt dat de ondertekenaar van de inschrijving daartoe rechtsgeldig bevoegd is, kan de aanbestedende dienst enkel acht slaan op bewijsstukken die na de inschrijving worden ontvangen, indien (i) objectief vaststaat dat het bewijs dateert van voor het einde van de inschrijvingstermijn en (ii) het bewijsstuk door de aanbestedende dienst na de inschrijving onafhankelijk van de wil van de inschrijver had kunnen worden verkregen. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan een uittreksel uit het handelsregister. De door Dierenzorg Zaanstreek en ‘t Schuthok na afloop van de inschrijving ter beschikking gestelde volmachten voldoen naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet deze eisen. Dat de volmachten - zoals door de gemeente is aangevoerd - zijn gedateerd op 15 augustus 2021, betekent immers niet dat daarmee ook objectief vaststaat dat de volmachten dateren van voor het einde van de inschrijvingstermijn. Het zijn onderhandse stukken die op ieder gewenst moment voorafgaand aan de overhandiging kunnen zijn opgemaakt. Verder waren de gemeenten als aanbestedende dienst voor het verkrijgen van de volmachten afhankelijk van Dierenzorg Zaanstreek en ’t Schuthok. Indien zij zich - om hun moverende redenen - zouden hebben beroepen op onbevoegde vertegenwoordiging, had de gemeente geen mogelijkheid gehad om dat te kunnen pareren. Dit is in strijd met het gelijkheidsbeginsel omdat de overige inschrijvers (in dit geval Dierentehuis Alkmaar) de keuze om deel te nemen aan de aanbesteding al op een eerder moment hebben moeten maken. (De voorzieningenrechter realiseert zich dat vooral het hypothetisch aspect van dit argument in de onderhavige constellatie in het oog springt, maar de rechtszekerheid noopt er toe om het argument ook hier te hanteren.)

De ondertekening van het UEA is inderdaad wel een ‘dingetje’.

Zie bijvoorbeeld artikel 2 (gedeeltelijk) van het Aanbestedingsbesluit:

1.            In de eigen verklaring, bedoeld in artikel 2.84 van de wet, worden ten minste de volgende gegevens opgenomen:

[…]

g:.           de datum en de handtekening.

2.            Het eerste lid, aanhef en onderdeel g, is niet van toepassing, indien de handtekening betrekking heeft op meerdere documenten waarvan de eigen verklaring er één is.

3.            Het model of de modellen van de eigen verklaring worden vastgesteld bij ministeriële regeling.

En daartoe, met name lid 2 voornoemd, ook Staatsblad 2016, 242, pag. 10:

“Tot slot volgt uit het nieuwe tweede lid dat een handtekening op de eigen verklaring zelf niet nodig is als de eigen verklaring ingediend wordt samen met andere documenten en bij die indiening een handtekening is geplaatst die betrekking heeft op alle ingediende documenten. Het uitvoeringsbesluit van de Europese Commissie biedt hiervoor de ruimte.”

Maar, in verband met r.o. 5.17 van het vonnis:

“[…] Verder waren de gemeenten als aanbestedende dienst voor het verkrijgen van de volmachten afhankelijk van Dierenzorg Zaanstreek en ’t Schuthok. Indien zij zich - om hun moverende redenen - zouden hebben beroepen op onbevoegde vertegenwoordiging, had de gemeente geen mogelijkheid gehad om dat te kunnen pareren. […]”

Artikel 3: 35 BW vindt ook toepassing:

Tegen hem die eens anders verklaring of gedraging, overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen, heeft opgevat als een door die ander tot hem gerichte verklaring van een bepaalde strekking, kan geen beroep worden gedaan op het ontbreken van een met deze verklaring overeenstemmende wil.

En uit r.o. 3.3 van het vonnis blijkt, dat ingeschreven moest worden met TenderNed.

Je krijgt niet zo maar een inschrijvings-account op TenderNed.

Dus ‘spook-inschrijvingen’? Dus geen mogelijkheid om te pareren?

Ik waag het te betwijfelen.

Lees ook:

https://keesvandewater.blogspot.com/2016/07/waar-is-men-bang-voor.html 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten