De artikelen 2.24a en 2.24b Aanbestedingswet 2012 gaan over het zogenoemde ‘quasi inbesteden’.
‘Quasi’ wordt gebruikt om het verschil met ‘zuiver inbesteden’ aan te geven.
‘Quasi in house’ is niet hetzelfde als (daadwerkelijk) ‘in house’ (bij een aanbestedende dienst).
Hof Arnhem-Leeuwarden 28 november 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:10102 ziet dat goed:
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2023:10102
3.7. CIS
heeft gesteld dat DRZ een zodanige mate van zelfstandigheid heeft die belet dat
de Belastingdienst op deze entiteit toezicht uitoefent en dat om die reden moet
worden nagegaan of de regels omtrent quasi-inbesteding in artikel 2.24a Aw 2012
zijn nageleefd. Die redenering houdt om een paar redenen geen stand. Als de ene
dienst van een overheidslichaam (rechtspersoon) een opdracht geeft aan een
andere dienst van dat overheidslichaam, is het aanbestedingsrecht niet van
toepassing en dus ook niet artikel 2.24a Aw 2012. Dan is niet relevant of de
opdrachtnemende dienst al of niet een mate van zelfstandigheid heeft ten
opzichte van de opdrachtgevende dienst. Bovendien volgt uit het feit dat een
taxateur in onafhankelijkheid een taxatie van een schadevoertuig moet
verrichten niet noodzakelijk dat er van toezicht geen sprake meer is. Op de
overige aspecten van het werk van de taxateur zal zijn werkgever (de Staat) wel
toezicht houden. Ten slotte is niet relevant dat de beide diensten
verschillende werkterreinen hebben. Een en ander brengt mee dat al hetgeen CIS
aanvoert over artikel 2.24a Aw 2012 niet relevant is.
3.8. Evenals
de voorzieningenrechter houdt het hof vast aan het uitgangspunt dat op een
opdrachtverlening door de ene dienst aan een andere dienst binnen hetzelfde
overheidslichaam het aanbestedingsrecht niet van toepassing is. CIS heeft het
hof niet kunnen overtuigen van de juistheid van haar stelling. Ook de rechtbank
Den Haag heeft in haar vonnis van 16 augustus 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:12379)
beslist dat er geen sprake is van een aanbestedingsplichtige opdracht tussen de
Belastingdienst en DRZ. Het beroep door CIS ter zitting op HvJ EU 7 september
2023, ECLI:EU:C:2023:629, Commissie/Polen,
gaat ook niet op, omdat in die zaak niet de vraag aan de orde was of
opdrachtverlening van de ene dienst aan de andere dienst binnen dezelfde
rechtspersoon al of niet aanbestedingsplichtig is. Grief II is daarom niet
gegrond. Voor het hof is het voldoende zeker dat uit overweging 5 en de
artikelen 2 lid 1 sub 1 en 2 en artikel 12 lid 1 Aanbestedingsrichtlijn en uit
de rechtspraak van het HvJ EU volgt dat opdrachtverlening binnen een
overheidslichaam (rechtspersoon) niet aanbestedingsplichtig is. Het zal daarom
geen prejudiciële vragen stellen aan het HvJ EU. Het is daartoe overigens ook
niet verplicht. Grief 3 is daarom ook niet gegrond.
In het hoger beroep van Rechtbank Midden-Nederland 21 december 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:6158:
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBMNE:2022:6158
3.16. De
rechtbank is op basis van het voorgaande dan ook van oordeel dat de Staat
voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat DRZ geen afzonderlijke
rechtspersoonlijkheid bezit en formeel niet van de Belastingdienst, de
publiekrechtelijke rechtspersoon Staat, te onderscheiden is. Tussen partijen is
immers niet in geschil dat ook de Belastingdienst onderdeel is van de Staat.
Bij het verstrekken van een opdracht aan een ander onderdeel van dezelfde
rechtspersoon - in dit geval een opdracht van de Belastingdienst aan DRZ - is
er sprake van een zuivere inbesteding. Daarop is het aanbestedingsrecht niet
van toepassing. Er is immers bij (voortzetting van) het gebruik van de diensten
van DRZ door de Belastingdienst geen sprake van een “overheidsopdracht” in de
zin van het aanbestedingsrecht. De afspraken die tussen de Belastingdienst en
DRZ zijn gemaakt, en zijn neergelegd in het Convenant Belastingen en Dienst
Roerende Zaken (Convenant), doen hier niet aan af. Dit oordeel is ook in lijn
met de hiervoor onder 3.12 genoemde considerans 5 van Richtlijn 2014/24/EU
waarin is opgenomen dat lidstaten niet verplicht zijn dienstverlening die zij
zelf willen organiseren uit te besteden. Prejudiciële vragen aan het Europese
Hof van Justitie - zoals door [eiseres] gesuggereerd - zijn daarom niet aan de
orde.
En ook qua ‘relativiteit’ ziet het Hof het goed:
3.9. Ten
slotte overweegt het hof dat als de Staat het aanbestedingsrecht zou hebben
geschonden door de opdracht niet aan te besteden, de geschonden norm niet
beschermt tegen de schade zoals CIS die stelt te hebben geleden (artikel 6:163
BW). CIS is immers geen aanbieder van taxatiediensten: zij moet in het
importtraject gebruik maken van de diensten van een taxateur die onafhankelijk
van haar werkzaam is. De Aw 2012 heeft als doel en strekking dat
overheidsopdrachten in vrije mededinging worden vergeven. Daaruit volgt dat de
geschonden norm niet strekt tot bescherming van de schade die CIS stelt te
lijden doordat de taxaties van DRZ lager zijn dan wat volgens haar juist is. Ook
om die reden komt de vordering niet voor toewijzing in aanmerking.
Lees ook:
https://keesvandewater.blogspot.com/2018/01/schoonmaakwerkzaamheden-voor-de.html
en
https://keesvandewater.blogspot.com/2019/05/belang.html
In het Nederlands zou dat zijn: Ik vond het prettig dat het leren over hardware-onderdelen praktisch werd gedaan. Het vereenvoudigde moeilijke ideeën voor een beter begrip.
BeantwoordenVerwijderenopdrachten ict